4.2.3.Het hof overweegt het navolgende.
4.2.3.1. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat als datum van het feitelijk uiteengaan van partijen uitgegaan kan worden van 1 januari 2006. Bij de berekening van de behoefte van de kinderen dient het hof in beginsel uit te gaan van het netto besteedbaar gezinsinkomen ten tijde van het huwelijk, welk inkomen bestaat uit de netto inkomens van beide partijen bij elkaar opgeteld. Het hof gaat daarbij uit van het peiljaar 2005 als het jaar voorafgaand aan het uiteengaan van partijen. Gelet op de stellingen van partijen dient, in afwijking van het vorenstaande, uitgegaan te worden van het netto besteedbaar inkomen van alleen de man in het jaar 2009/2010, doch slechts indien dat netto besteedbaar inkomen hoger is dan het netto besteedbaar gezinsinkomen (van partijen gezamenlijk) ten tijde van het huwelijk.
Het hof overweegt te dien aanzien het navolgende.
Netto gezinsinkomen ten tijde van het huwelijk
4.2.3.2.
Met betrekking tot de man
Nu het hof niet over alle jaarstukken beschikt om daaruit af te leiden hoe hoog de privéont-trekkingen zijn geweest, gaat het hof uit van de winst uit onderneming, die wel uit de overgelegde jaarstukken is af te leiden. Gelet op het feit dat de resultaten in de onderneming van de man relatief sterk fluctueren gaat het hof bij de berekening van het netto inkomen van de man in 2005 uit van een gemiddeld bedrijfsresultaat in de onderneming van de man in een periode van 4,5 jaar, te weten de boekjaren 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en het resultaat in de tweede helft van het jaar 2005.
In 2001/2002 was er sprake van een winst uit onderneming van € 42.546,-, in 2002/2003 van een verlies van € 43.676,-, in 2003/2004 van een winst uit onderneming van € 42.804,- en in 2004/2005 van een verlies van € 16.333,-. De man heeft ter zitting van het hof ook aan deze cijfers gerefereerd en deze zijn niet door de vrouw betwist.
Uit het door de man overgelegde accountantsrapport 2005, welk rapport de vrouw evenmin heeft betwist, blijkt dat er aansluitend aan het boekjaar 2004/2005 in de daaropvolgende acht maanden in 2005, te weten van 1 mei 2005 tot en met 31 december 2005 sprake is van een winst uit onderneming van € 29.931,-. Over het tweede halfjaar 2005, derhalve een periode van zes maanden, berekent het hof de winst uit onderneming op afgerond € 22.448,-.
Het gemiddelde bedrijfsresultaat in de gestelde periode van 4,5 jaar bedraagt derhalve € 10.619,-, met welk bedrag het hof rekening houdt.
Uit de door de man overgelegde aangiftes en aanslagen Inkomstenbelasting blijkt dat de man in de jaren 2003, 2004, 2005 niet alleen werk voor derden heeft verricht dat in de jaarrekeningen van de betreffende jaren is verwerkt, doch dat de man ook inkomsten uit arbeid heeft gehad alsmede inkomsten als zzp’er die niet in die jaarstukken zijn verwerkt. Zoals de man onbetwist ter zitting heeft gesteld betreft het een bedrag van gemiddeld € 13.313,- per jaar, met welk bedrag het hof voorts rekening houdt.
Rekening houdend met de zelfstandigenaftrek, de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, het werkgeversaandeel in de premie ZKV (loondienst) en de verschuldigde inkomstenbelasting komt dit neer op een gemiddeld netto besteedbaar inkomen van de man uit onderneming, uit arbeid en als zzp’er ten tijde van het huwelijk van € 1.862,- netto per maand.
Het hof houdt geen rekening met eventuele premies arbeidsongeschiktheidsverzekering nu deze bij de bepaling van het netto besteedbaar gezinsinkomen ten tijde van het huwelijk buiten beschouwing gelaten dienen te worden. Het hof houdt evenmin rekening met vermogensgroei, daargelaten of daarvan sprake is geweest, nu vermogensgroei geen effect heeft gehad op het bestedingspatroon van partijen ten tijde van het huwelijk en de financiële middelen die partijen feitelijk aan de verzorging en opvoeding van de kinderen hebben besteed.
4.2.3.3.
Met betrekking tot de vrouw
Het inkomen van de vrouw in 2005 bedroeg onbetwist € 10.680,- bruto per jaar, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 783,- netto per maand.
4.2.3.4. Gelet op het vorenstaande gaat het hof uit van een netto besteedbaar gezinsinkomen ten tijde van het huwelijk € 2.645,- netto per maand.
Hoger netto inkomen van de man alleen
4.2.3.5. Het hof dient voorts te beoordelen of het netto besteedbaar inkomen in 2009/2010 van de man alleen hoger is dan het netto besteedbaar gezinsinkomen van partijen ten tijde van het huwelijk.
Gelet op de fluctuaties in de resultaten in de onderneming en mede gelet op de beschikbare financiële gegevens gaat het hof bij de berekening van het netto inkomen van de man in 2009/2010 uit van een gemiddeld bedrijfsresultaat in de onderneming van de man in een periode van vier jaar, te weten de boekjaren 2006/2007, 2007/2008, 2008/2009 en 2009/2010. Het hof beschikt niet over de jaarrekening 2005/2006, zodat niet van het gemiddelde over een periode van 5 jaar kan worden uitgegaan. Uit de door de man overgelegde jaarrekeningen, die door de vrouw niet zijn betwist, blijkt van een winst uit onderneming in 2006/2007 van € 86.599,-, van een verlies in 2007/2008 van € 21.309,-, van een winst uit onderneming in 2008/2009 van € 27.603,- en van een winst uit onderneming in 2009/2010 van € 42.986,-, hetgeen neerkomt op een gemiddeld bedrijfsresultaat van afgerond € 33.970,- per jaar.
Uit de door de man overgelegde aangiftes en aanslagen Inkomstenbelasting blijkt dat de man voorts in de jaren 2006, 2007 en 2009 inkomsten uit arbeid heeft gehad, terwijl hij in het jaar 2008 geen inkomsten uit arbeid heeft gehad. De gemiddelde inkomsten uit arbeid over vier jaren bedragen derhalve € 2.847,- bruto per jaar, waarmee het hof voorts rekening houdt. Niet is gebleken dat de man inkomsten als zzp’er heeft genoten die niet in de jaarstukken zijn verwerkt.
Rekening houdend met de zelfstandigenaftrek, de MKB vrijstelling, de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de belaste vergoeding inkomensafhankelijk bijdrage ZVW (loondienst) en de verschuldigde inkomstenbelasting komt dit neer op een gemiddeld inkomen van de man uit onderneming en uit arbeid van € 2.574,- netto per maand.
4.2.3.6. Gelet op het vorenstaande constateert het hof dat het netto besteedbaar inkomen van de man in 2010 niet hoger is dan het netto besteedbaar gezinsinkomen (van partijen gezamenlijk) ten tijde van het huwelijk, zodat het hof, overeenkomstig de Trema-normen, bij de berekening van de behoefte van de kinderen uitgaat van het netto besteedbaar gezinsinkomen ten tijde van het huwelijk ten bedrage van € 2.645,- netto per maand.
4.2.3.7. Het hof becijfert voorts dat met inachtneming van de voor het peiljaar 2005 geldende ‘tabel eigen aandeel kosten kinderen’ en de leeftijd van de destijds vier minderjarige kinderen de behoefte van de minderjarigen in 2005 niet hoger is dan het door de man gestelde - en met ingang van 1 januari 2007 te indexeren - bedrag van € 210,- per kind per maand op welk bedrag het hof de behoefte van de kinderen dan ook bepaalt.
Per 1 januari 2010 bedraagt de krachtens artikel 1:402a lid 1 BW geïndexeerde behoefte van de minderjarigen € 232,23 per kind per maand, met ingang van 1 januari 2011 € 234,32 per kind per maand, met ingang van 1 januari 2012 € 237,36 per kind per maand en thans € 241,40 per kind per maand. Het vorenstaande geldt met betrekking tot [zoon 2.] met inachtneming van hetgeen hierna in rechtsoverweging 4.13.1. is overwogen.