ECLI:NL:GHSHE:2013:2605

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 juni 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
HD 200.118.879_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter in internationale geschillen en voeging van zaken

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 juni 2013, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure. Appellante, wonende in Duitsland, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Roermond van 12 september 2012. De zaak is aanhangig gemaakt in het kader van een incident tot voeging, waarbij de appellante de voeging van haar zaak in vrijwaring heeft verzocht met een andere aanhangige hoofdzaak. De geïntimeerde, wonende in Frankrijk, heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze voeging en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.

Het hof heeft eerst de bevoegdheid van de Nederlandse rechter beoordeeld, gezien het feit dat beide partijen niet in Nederland wonen. Het hof concludeert dat de Nederlandse rechter op basis van de EEX-verordening bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. Vervolgens heeft het hof, in overeenstemming met de artikelen 353 lid 1 en 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, geoordeeld dat de incidentele vordering tot voeging moet worden toegewezen, omdat de zaken met elkaar verknocht zijn.

De beslissing over de kosten van het incident is aangehouden tot de einduitspraak. Het hof heeft de voeging van de onderhavige zaak in vrijwaring met de hoofdzaak bevolen en de zaak verwezen naar de rol van 9 juli 2013 voor memorie van antwoord aan de zijde van de geïntimeerde. Het hof heeft verder iedere beslissing aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.118.879/01
arrest van 4 juni 2013
gewezen in het incident tot voeging in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats 1] (Duitsland),
appellante,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. N.P.H. Vissers,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats 2] (Frankrijk),
geïntimeerde,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. D.C. Bitter,
op het bij exploot van dagvaarding van 11 december 2012 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Roermond in vrijwaring gewezen vonnis van 12 september 2012 tussen appellant – [appellante] – als eiser en geïntimeerde – [geïntimeerde] – als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr./rolnr. 108013/HA ZA 11-258)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het in de hoofdzaak gewezen vonnis van de rechtbank Roermond van 12 september 2012 met zaaknummer/rolnummer 103853/ HA ZA 10-727 tussen [eiser 1] en [eiser 2] als eisers en [appellante] en [geïntimeerde] als gedaagden.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
In voormelde appeldagvaarding heeft [appellante], voor het geval in hoger beroep de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2] in de hoofdzaak worden toegewezen, geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot het – zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – alsnog toewijzen van zijn inleidende vorderingen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
2.2.
Bij memorie van grieven heeft [appellante] een incidentele conclusie tot voeging genomen van de onderhavige zaak in vrijwaring met de eveneens bij het hof (onder zaaknummer HD 200.117.720/01) aanhangige hoofdzaak tussen [eiser 1] en [eiser 2] als appellanten en [appellante] en [geïntimeerde] als geïntimeerden.
2.3.
Bij memorie van antwoord in het incident heeft [geïntimeerde] te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen de gevorderde voeging van de beide zaken en heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
2.4.
Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd in het incident.

3.De beoordeling

3.1.
Alvorens de vordering tot voeging te kunnen beoordelen, dient het hof eerst na te gaan of de Nederlandse rechter bevoegd is van het geschil kennis te nemen. Zowel [appellante] als [geïntimeerde] wonen immers niet in Nederland, zodat de zaak internationale aspecten heeft.
Naar het oordeel van het hof is de Nederlandse rechter ingevolge de EEX-verordening bevoegd van het geschil kennis te nemen.
3.2.
Gelet op het bepaalde in artikel 353 lid 1 Rv in verbinding met artikel 222 Rv is het hof van oordeel dat de incidentele vordering tot voeging behoort te worden toegewezen, nu de hiervoor genoemde zaken met elkaar verknocht zijn.
3.3.
Het hof zal de beslissing over de kosten van het incident aanhouden tot de einduitspraak.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
beveelt de voeging van de onderhavige zaak in vrijwaring (zaaknummer HD 200.118.879/01) met de bij dit hof aanhangige hoofdzaak met zaaknummer HD 200.117.720/01 tussen [eiser 1] en [eiser 2] als appellanten en [appellante] en [geïntimeerde] als geïntimeerden;
in de zaak in vrijwaring:
verwijst de zaak naar de rol van 9 juli 2013 voor memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerde];
in het incident en de zaak in vrijwaring:
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 juni 2013.