8.1.Geen grieven zijn gericht tegen de feiten, zoals door de rechtbank vastgesteld in r.o. 2 van het beroepen vonnis. Het hof zal derhalve van diezelfde feiten uitgaan. Daarnaast zijn enkele andere feiten als enerzijds gesteld en anderzijds niet gemotiveerd betwist komen vast te staan.
Het hof geeft voor de leesbaarheid van dit arrest hierna een kort overzicht van de relevante feiten.
) De Stichting is uitbater van ‘Speeltuin de Merregelhoof’, gelegen aan de [vestigingsadres] te [vestigingsplaats]. Het terrein waarop de speeltuin ligt is sinds 1997 eigendom van Natuurmonumenten. Op een van de speeltuin afgescheiden, slechts via de centrale toegangspoort van de speeltuin te bereiken deel van het terrein, alsmede op enkele om de speeltuin liggende hellingen, is het outdoorbedrijf genaamd ‘Fun &Fear’ van [geïntimeerde] gevestigd.
) Tussen de Stichting en [geïntimeerde] is een mondelinge overeenkomst gesloten op grond waarvan [geïntimeerde] het hiervoor bedoelde deel van het terrein van de Stichting heeft gehuurd, althand in gebruik heeft gekregen. Als tegenprestatie betaalt [geïntimeerde] aan de Stichting een bedrag van € 3,50 per dag voor iedere gast die hij ontvangt.
) Middels een fax van 27 april 2007 heeft de Stichting [geïntimeerde] medegedeeld dat diens activiteiten niet langer kunnen worden gecombineerd met de activiteiten van de Stichting. De Stichting heeft hem daarom met ingang van 1 mei 2007 de toegang tot de speeltuin ontzegd.
Voorts is hem aangezegd dat de klimtoren afgebroken dient te worden en tot die tijd, vanaf 1 mei 2007, niet langer gebruikt mag worden. Verder is de aan [geïntimeerde] toebehorende tokkelbaan verdwenen en heeft de Stichting op of omstreeks 30 juni 2007 het door [geïntimeerde] geplaatste en bekostigde hekwerk, poorten, bordjes ‘verboden toegang’, uithangbord en barbecueplaats verwijderd. Nadien heeft de Stichting de overeenkomst tussen partijen opgezegd met ingang van 1 september 2007.
d) Naar aanleiding van een door [geïntimeerde] met betrekking tot het voorgaande aangespannen kort geding heeft de kantonrechter in een vonnis van 27 september 2007 (‘het Vonnis’) overwogen dat de overeenkomst tussen partijen dient te worden gekwalificeerd als een huurovereenkomst, die echter geen bescherming verleent als bedoeld in de artikelen 7:290 e.v. BW. De vraag of de overeenkomst door de Stichting opgezegd kan worden en zo ja, welke opzegtermijn daarbij in acht dient te worden genomen, zal in een eventuele bodemprocedure dienen te worden beslist, aldus de kantonrechter. Op grond van het voorgaande heeft de kantonrechter als volgt beslist:
Veroordeelt gedaagde om eiser met onmiddellijke ingang, althans onmiddellijk na betekening van het te dezen te wijzen vonnis het rustige genot van het gehuurde te verschaffen, onder andere door hem – totdat in de bodemprocedure over de opzegging van de huurovereenkomst onherroepelijk zal zijn beslist - volledige toegang te (blijven) verschaffen tot zijn bedrijfsterrein gelegen aan de [vestigingsadres] te [vestigingsplaats] (Merregelhoof), met machtiging op eiser om zich die toegang – desnoods met behulp van de sterkte arm – en voor zover van toepassing op kosten van gedaagde zelf te verschaffen en onder de verplichting van gedaagde om onmiddellijk de (juiste) sleutels aan eiser af te geven van de toegangspoorten tot De Merregelhoof en tot de door eiser gebruikte delen van dit terrein, zulks op straffe van een dwangsom ad € 2.500,= per dag of deel van een dag dat gedaagde nalaat aan de veroordeling te voldoen, en om gedaagde vervolgens te gelasten om eiser – in de brede zin des woords – niet feitelijk op enigerlei wijze te (doen) hinderen in de uitoefening van zijn bedrijf, zulks eveneens op straffe van een dwangsom ad € 2.500,= per overtreding van dit gebod.
Veroordeelt gedaagde om – correct en naar de eisen van goed vakmanschap – het hekwerk rond het in gebruik van eiser zijnde terrein inclusief toegangspoorten – alsmede de borden ‘verboden toegang’ boven die poorten, alsmede het bedrijfsuithangbord van eiser alsmede de barbecueplaats binnen zeven dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis terug te (doen) plaatsen op dezelfde plek als voorheen, zulks op straffe van een dwangsom ad € 5.000,= per dag dat gedaagde hiermee in gebreke blijft.’
e) [geïntimeerde] heeft in verband met op grond van het Vonnis verbeurde dwangsommen beslag laten leggen op de rekening van de Stichting en de speeltoestellen.
f) De deurwaarder heeft op 31 oktober 2007 bevel gedaan om ingevolge niet naleven van het Vonnis een bedrag ter hoogte van € 142.500,= aan dwangsommen te voldoen.
g) Bij arrest van dit hof d.d. 13 mei 2008 is het Vonnis vernietigd. Bij arrest van de Hoge Raad d.d. 20 mei 2011 is voornoemd arrest van dit hof vernietigd. De Hoge Raad heeft daartoe onder meer overwogen dat onvoldoende was gemotiveerd waarom het Vonnis ook is vernietigd voor zover het met dwangsommen versterkte gebod zag op het verleden. Na verwijzing heeft het hof Arnhem het Vonnis vernietigd bij arrest van 8 mei 2012, doch slechts voor zover de daarbij gegeven voorzieningen hun werking doen gelden na 31 december 2007, alsmede voor zover geen maximum aan de dwangsomsancties is verbonden. Het hof heeft vervolgens bepaald dat de bij het Vonnis opgelegde dwangsomsancties geen hoger bedrag kunnen belopen dan in totaal € 200.000,=. Voor het overige heeft het hof het Vonnis bekrachtigd.
8.2.1Bij inleidende dagvaarding heeft de Stichting in kort geding gevorderd - kort gezegd - dat [geïntimeerde] wordt verboden het Vonnis te executeren waar het de daaruit voortvloeiende dwangsommen betreft, alsmede dat [geïntimeerde] wordt geboden de in verband daarmee gelegde beslagen op te heffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,= per dag. Voorts heeft de Stichting een verbod gevorderd tot het nemen van nadere beslagmaatregelen, zolang [geïntimeerde] op normale wijze toegang heeft tot het gehuurde.
In verband met een aanzegging die de Stichting heeft ontvangen van Natuurmonumenten heeft de Stichting daarnaast gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis geen klimactiviteiten meer te organiseren, de mergelwand en een poort naar het gangenstelsel te repareren, de tokkelbaan te verwijderen en de klimtoren buiten gebruik te stellen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.000,- per dag.
8.2.2De voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht heeft ten aanzien van de vraag of dwangsommen zijn verbeurd de zaak bij vonnis van 4 december 2007 verwezen naar de rol van 9 januari 2008 van de rechtbank Maastricht, sector civiel. De voorzieningenrechter heeft de executie van het Vonnis in verband daarmee geschorst. De voorzieningenrechter heeft de overige vorderingen afgewezen en de Stichting veroordeeld in de kosten van de procedure.
8.2.3De rechtbank heeft bij vonnis van 14 december 2011 de vordering van de Stichting tot staking van de executie van op grond van het Vonnis verbeurde dwangsommen afgewezen en heeft de Stichting veroordeeld in de kosten van de procedure.
8.3.1De Stichting heeft grieven gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de Stichting wegens het niet afgeven van de sleutels en het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden dwangsommen heeft verbeurd (grief 1 en 2), dat [geïntimeerde] het Vonnis aldus met recht ten uitvoer legt en executoriaal beslag heeft gelegd (grief 3) en dat geen sprake is van misbruik van bevoegdheid (grief 4).
8.3.2[geïntimeerde] heeft de grieven weersproken.
8.3.3Middels de grieven 1 – 3 ligt in dit hoger beroep allereerst de vraag voor of op grond van het Vonnis door de Stichting dwangsommen zijn verbeurd, in verband met het niet of onvoldoende uitvoeren van herstelwerkzaamheden en het niet afgeven van sleutels.