ECLI:NL:GHSHE:2013:1492

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 april 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
HD 200.088.237-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming en uitleg van Sociaal Plan en berekening van vergoedingen in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep van een appellant tegen de Stichting Kempisch Centrum voor Muziek & Dans (KCMD) over de nakoming en uitleg van een Sociaal Plan. De appellant, vertegenwoordigd door mr. N.H.G. Beltman, betwist de hoogte van de schadevergoeding die hem toekomt na het beëindigen van zijn dienstverband. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof en een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De appellant stelt dat hij door het niet kunnen benutten van het Vendrikeffect een financieel nadeel heeft geleden, dat hij op € 129.147,63 heeft vastgesteld. KCMD, vertegenwoordigd door mr. S. van Heukelom-Verhage, betwist dit bedrag en stelt dat de schade niet hoger dan € 84.914,99 moet zijn, gebaseerd op hun eigen berekeningen en offertes van Loyalis. Het hof heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om aanvullende informatie en berekeningen te overleggen om het verschil in de offertes te verklaren. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling en de rol is vastgesteld op 7 mei 2013 voor het nemen van een akte door KCMD. Het hof heeft benadrukt dat het belangrijk is om de juiste uitgangspunten voor de berekeningen vast te stellen, aangezien de verschillen in de offertes aanzienlijk zijn. De uitspraak van het hof is openbaar uitgesproken op 9 april 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.088.237/01
arrest van 9 april 2013
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. N.H.G. Beltman,
tegen:
Stichting Kempisch Centrum voor Muziek & Dans,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. S. van Heukelom-Verhage,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 3 april 2012 en 23 oktober 2012 in het hoger beroep van het door de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Eindhoven onder nummer 685558/rolnummer 10-3898 gewezen vonnis van 24 februari 2011.

14.Het tussenarrest van 23 oktober 2012

Bij genoemd arrest is de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte aan de zijde van KCMD en is iedere verdere beslissing aangehouden.

15.Het verdere verloop van de procedure

15.1.
KCMD heeft een akte na tussenarrest genomen, waarna [appellant] een antwoordakte na akte na tussenarrest heeft genomen.
15.2.
Vervolgens hebben partijen de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.

16.De verdere beoordeling

16.1.
Partijen verschillen van mening over het bedrag dat nodig is om het nadeel te compenseren dat [appellant] lijdt doordat hij niet de mogelijkheid heeft gehad om van het Vendrikeffect gebruik te maken.
Volgens [appellant] dient de hoogte van het misgelopen voordeel te worden vastgesteld op € 129.147,63 (zie de antwoordakte na tussenarrest d.d. 24 juli 2012 sub 8). [appellant] verwijst daartoe naar de offerte van Loyalis d.d. 20 februari 2009 (zie het Berekeningsvel, overgelegd bij productie 2 bij voormelde antwoordakte na tussenarrest).
KCMD betoogt in haar beide akten na tussenarrest van 26 juni 2012 (sub 2.1 en 2.2) en 20 november 2012 (sub 2.3) dat aansluiting moet worden gezocht bij de offerte compensatieplan zoals deze door Loyalis bij brief van 31 maart 2008 aan KCMD is gezonden (overgelegd bij productie 6 bij inleidende dagvaarding). De offerte bedraagt € 143.252,54. Op basis van de gehanteerde berekeningen (exclusief Vendrikregeling) is aan [appellant] reeds € 58.337,55 uitgekeerd. Het verschil tussen de geoffreerde situatie en de daadwerkelijke situatie bedraagt € 84.914,99. KCMD verzoekt het hof de schade niet hoger vast te stellen dan laatstgenoemd bedrag.
16.2.
[appellant] heeft bij antwoordakte na tussenarrest (sub 4), onder overlegging van
e-mailcorrespondentie, toegelicht waarom de (tweede) offerte van 20 februari 2009 van Loyalis, als opgevraagd door KCMD na de uitspraak van de bezwarencommissie, hoger uitkwam dan de eerdere waarvan KCMD thans uitgaat. De eerste offerte bleek te laag te zijn omdat de Vendrikregeling (naar het hof begrijpt, op verzoek van KCMD; zie conclusie van antwoord sub 4.4.2) maar gedeeltelijk was toegepast, alsmede omdat de omvang van het dienstverband niet klopte. In de eerste offerte ging Loyalis uit van een betrekkingsomvang van 0,6282 fte en in de tweede is uitgegaan van een correcte betrekkingsomvang van 0,6698 fte.
16.3.
KCMD heeft bij akte na tussenarrest d.d. 20 november 2012 (sub 2.4) betoogd dat nu [appellant] in zijn antwoordakte had aangegeven dat hij, toen hij met FPU was gegaan, bij andere muziekscholen extra lessen had gegeven, [appellant] als gevolg daarvan extra inkomsten had vergaard. KCMD heeft benadrukt dat [appellant] ingevolge het Sociaal Plan werd vrijgesteld van werkzaamheden, maar wel zijn salaris en pensioenopbouw behield. Volgens KCMD dienen de inkomsten die [appellant] gedurende zijn vrijstelling heeft vergaard op de omvang van het gestelde nadeel van [appellant] in mindering te worden gebracht op de voet van artikel 6:100 BW. KCMD acht verrekening redelijk. Toekenning van een schadevergoeding dient er toe om het nadeel op te vangen dat [appellant] stelt ten onrechte te hebben geleden. KCMD is niet gehouden [appellant] in een voordeliger positie te brengen dan de positie waarin hij zonder de opheffing van KCMD zou hebben verkeerd, aldus KCMD.
16.4.
Het hof overweegt als volgt.
Van het procesdossier maken deel uit twee offertes van Loyalis. De eerste offerte d.d. 31 maart 2008 komt uit op een koopsom van € 143.252,54. De tweede offerte van 20 februari 2009 komt uit op een koopsom van € 187.535,18. Het verschil tussen beide offertes is € 44.282,64. Dit verschil wordt door [appellant] verklaard doordat in de beide offertes van verschillende uitgangspunten is uitgegaan, zoals in rechtsoverweging 16.2 weergegeven.
Het is het hof op dit moment evenwel niet duidelijk of voormelde verschillende uitgangspunten ook het verschil tussen beide offertes, dat, zoals gezegd, € 44.282,64 bedraagt en dat het hof als aanzienlijk kwalificeert, daadwerkelijk hebben veroorzaakt. Het verschil in de omvang van het dienstverband, waarvan in de beide offertes wordt uitgegaan, bedroeg, blijkens de stellingen van [appellant] zoals weergegeven in rechtsoverweging 16.2, slechts 0,0416 (0,6698 - 0,6282) en lijkt voorshands het voornoemde aanzienlijke verschil tussen beide offertes niet te kunnen verklaren.
Het hof stelt vast dat bij de offerte d.d. 31 maart 2008 geen berekeningsvel is overgelegd, zoals zich dat wel bevindt bij de offerte van 20 februari 2009, en aan de hand waarvan kan worden vastgesteld welke uitgangspunten daarbij zijn gehanteerd. Het hof zal KCMD in de gelegenheid stellen alsnog bij akte dat berekeningsvel in het geding te brengen. KCMD wordt tevens verzocht in de door haar te nemen akte, mogelijk mede aan de hand van het in het geding te brengen berekeningsvel, het verschil in koopsom tussen beide offertes te verklaren. [appellant] kan daarop dan bij antwoordakte reageren.
16.5.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

17.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 7 mei 2013 voor het nemen van een akte aan de zijde van KCMD;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.M. Aarts, M.J.H.A. Venner-Lijten en R.R.M. de Moor en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 9 april 2013.
eer