ECLI:NL:GHSHE:2012:BZ1153

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
172-12-2012
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen rechters van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 oktober 2012 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker die zich niet gehoord voelde in zijn strafzaak. De verzoeker stelde dat de strafkamer, door zijn verzoeken tot het horen van getuigen en het toevoegen van informatie aan het dossier af te wijzen, blijk gaf van onpartijdigheid en hem wilde beschadigen. Het hof heeft het verzoek tot wraking behandeld in raadkamer, waarbij de verzoeker en zijn raadsman aanwezig waren. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek.

Het hof overwoog dat op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering een wrakingsverzoek kan worden ingediend wanneer er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Het hof benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De verzoeker had in zijn wrakingsverzoek aangevoerd dat de strafkamer niet geïnteresseerd was in de waarheid en dat zijn verzoeken om getuigen te horen en informatie toe te voegen onterecht waren afgewezen.

Het hof concludeerde dat de strafkamer de verzoeken gemotiveerd had afgewezen op basis van het noodzaakcriterium en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid. De beslissing van de strafkamer was volgens het hof rechtmatig en de vrees van de verzoeker voor vooringenomenheid was niet objectief gerechtvaardigd. Het hof wees het wrakingsverzoek af en bepaalde dat het proces in de hoofdzaken voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE ’s-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor de behandeling van een wrakingsverzoek
Registratienummer: 172-12-2012
Datum uitspraak: 2 oktober 2012
BESLISSING
op het mondelinge verzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaken met parketnummers 20-002968-09 en 20-003329-11 van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
hierna te noemen: “de verzoeker”,
strekkende tot wraking van mrs. J. Huurman-van Asten, Y.G.M. Baaijens-van Geloven en
E.S.G.N.A.I. van de Griend, raadsheren in de strafsector van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.
Het procesverloop
De wraking van de raadsheren die deel uitmaken van de strafkamer is mondeling verzocht bij
gelegenheid van de behandeling van de strafzaken van verzoeker ter terechtzitting van
4 september 2012.
Mrs. Huurman-van Asten, Baaijens-van Geloven en Van de Griend hebben mondeling te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.
De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek in raadkamer behandeld op 4 september 2012, in
aanwezigheid van verzoeker en zijn raadsman, mr. J.M.A. Loevendie.
Bij die gelegenheid hebben de verzoeker en zijn raadsman het wrakingsverzoek nog nader toegelicht.
Het standpunt van verzoeker
De verzoeker heeft bij de behandeling van het wrakingsverzoek in raadkamer naar voren gebracht dat hij zich op het standpunt stelt dat de strafkamer zijn ter terechtzitting van 4 september 2012 gedane verzoeken tot het horen van getuigen en het toevoegen van informatie aan het dossier ten onterechte heeft afgewezen. De strafkamer heeft aldus volgens verzoeker laten zien dat zij niet geïnteresseerd is in de waarheid, doch enkel hem wil beschadigen, en niet onpartijdig is.
Voorts heeft de verzoeker ter toelichting van het wrakingsverzoek een door hem opgemaakt stuk
d.d. 4 september 2012 aan de wrakingskamer overgelegd.
Ook heeft verzoeker overgelegd een afschrift van een door zijn raadsman op 9 augustus 2012 aan de advocaat-generaal verzonden brief, welke in afschrift aan het hof was gezonden.
Het standpunt van de advocaat-generaal
Advocaat-generaal mr. A.J. de Veer heeft mondeling geconcludeerd tot afwijzing van het
wrakingsverzoek.
De beoordeling
i.
Ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan wraking van een bepaalde rechter worden verzocht op grond van feiten of omstandigheden waardoor diens onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
ii.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
iii.
Het ter toelichting van het wrakingsverzoek overgelegde stuk d.d. 4 september 2012 houdt telkens in dat ‘het gehele “Gerechtshof” te ’s-Hertogenbosch’ wordt gewraakt.
Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het is derhalve niet mogelijk om een heel college of een rechter die geen bemoeienis heeft gehad met de zaak te wraken (vgl. HR 18 december 1998, NJ 1999, 271). Voor zover het wrakingsverzoek rust op de schriftelijke toelichting moet het dan ook reeds daarom worden afgewezen.
iv.
Verzoeker heeft ten overstaan van de wrakingskamer de volgende feiten en omstandigheden aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
Bij brief van 9 augustus 2012 van zijn raadsman heeft hij verzocht in totaal 21 getuigen te doen horen.
Zes van die getuigen zijn verbalisanten; vier daarvan hebben de processen-verbaal opgemaakt en twee zijn betrokken geweest bij een naar aanleiding van een klacht van verzoeker door de Unit Veiligheid en Integriteit ingesteld onderzoek. De overige 15 getuigen zijn onder meer aangevers en andere getuigen. Verzoeker stelt dat diverse getuigen eerder naar onwaarheid hebben verklaard en/of valse processen-verbaal hebben opgemaakt en verzocht deswege die getuigen ten overstaan van het hof te doen horen.
Volgens verzoeker zijn voorts enkele van de voorgedragen getuigen niet eerder gehoord.
De strafkamer van dit hof, oordelend dat de noodzaak tot het horen van deze getuigen niet was aangetoond, heeft dit verzoek afgewezen.
Bij dezelfde brief heeft verzoeker verzocht het rapport (met bijbehorende stukken) van de Unit Veiligheid en Integriteit aan het procesdossier te doen toevoegen.
De strafkamer van dit hof heeft ook dat verzoek afgewezen.
Verzoeker stelt dat de strafkamer van dit hof, door deze volstrekt redelijke verzoeken af te wijzen, blijk geeft van vooringenomenheid jegens hem, verzoeker, althans de schijn opwekt vooringenomen te zijn.
v.
Met betrekking tot de mondeling aangevoerde grond voor de wraking stelt de wrakingskamer voorop dat in deze wrakingszaak niet ter beoordeling staat of de strafkamer al dan niet terecht heeft geoordeeld dat de door verzoeker gedane verzoeken tot het horen van getuigen en het toevoegen van informatie aan het dossier moeten worden afgewezen. Ter beoordeling staat slechts of de strafkamer, door aldus te beslissen, blijk heeft gegeven van een vooringenomenheid jegens verzoeker, althans dat de dienaangaande bij verzoeker bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
De strafkamer heeft de verzoeken om de door verzoeker opgegeven getuigen te horen en de verzoeken om het toevoegen van informatie aan het dossier gemotiveerd en met toepassing van het noodzaakcriterium afgewezen. De strafkamer heeft hiermee het wettelijke criterium toegepast. Naar het oordeel van het hof kan uit deze beslissing in redelijkheid geen vooringenomenheid jegens verzoeker worden afgeleid en evenmin dat de bij verzoeker bestaande vrees van vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is.
vi.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek tot wraking als ongegrond dient te worden afgewezen.
B E S L I S S I N G
Het hof:
Wijst het verzoek tot wraking af.
Bepaalt dat het proces in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.
Beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan de verzoeker, diens raadsman, de advocaat-generaal en de raadsheren mrs. J. Huurman-van Asten, Y.G.M. Baaijens-van Geloven en
E.S.G.N.A.I. van de Griend.
Aldus gedaan in raadkamer door
mr. J.M. Brandenburg, voorzitter,
mr. G.J. van Muijen en mr. K.J. van Dijk,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2012.
mr. J.M. Brandenburg en mr. G.J. van Muijen zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.