ECLI:NL:GHSHE:2012:BZ1032

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.067.614 T2
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bedrijfsovername met bewijslevering door appellante

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep in een geschil over een bedrijfsovername. De appellante heeft geen akte genomen en de originele factuur van 29 december 2006 niet ter griffie van het hof gedeponeerd. Na een tussenarrest van 11 oktober 2011, waarin het hof de appellante de gelegenheid gaf om bewijs te leveren, heeft de advocaat van de appellante verzocht om uitstel, omdat hij niet in contact kon komen met zijn cliënte, die naar het buitenland was verhuisd. Dit verzoek werd afgewezen, waardoor de appellante niet in staat werd geacht om de akte te nemen, en haar recht om deze proceshandeling te verrichten verviel.

De geïntimeerde heeft vervolgens een akte met producties ingediend en heeft uitspraak gevraagd. Het hof heeft vastgesteld dat de appellante niet heeft gereageerd op de door de geïntimeerde overgelegde producties. In het tussenarrest van 11 oktober 2011 had het hof aangekondigd dat de appellante bewijs mocht leveren van haar stellingen, met betrekking tot de handtekening op de factuur en de betaling van een bedrag van € 11.900,- aan de geïntimeerde. De appellante heeft echter nagelaten om de originele factuur ter griffie te deponeren, wat het hof deed concluderen dat zij geen deskundigenbericht wenste.

Het hof heeft de appellante opnieuw in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren, maar als zij hiervan afziet, zal het hof moeten vaststellen dat niet bewezen is dat de handtekening op de factuur van de geïntimeerde is en dat de appellante het bedrag van € 11.900,- heeft voldaan. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen en het hof heeft de procedure voortgezet met het horen van getuigen, waarbij de raadsheer-commissaris de leiding heeft.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.067.614
arrest van de achtste kamer van 3 april 2012
in de zaak van
[Appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [Appellante],
advocaat: mr. P.M.J. Graus,
tegen:
[Geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [Geintimeerde],
advocaat: mr. V. Jacobs-Kloth,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 11 oktober 2011 in het hoger beroep van de door de rechtbank Maastricht onder nummer 127336/HA ZA 08-202 gewezen vonnissen van 17 december 2008, 11 maart 2009 en 7 oktober 2009.
6. Het tussenarrest van 11 oktober 2011
Bij genoemd arrest heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van [Appellante] en akte c.q. antwoordakte aan de zijde van [Geintimeerde]. Voorts heeft het hof bepaald dat [Appellante], in het geval zij een deskundigenbericht wenste ten bewijze van haar stelling dat de handtekening op de door haar overgelegde factuur van 29 december 2006 van [Geintimeerde] is, de originele factuur binnen vier weken na de datum van het arrest ter griffie van het hof zou deponeren. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
7. Het verdere verloop van de procedure
7.1 [Appellante] heeft geen akte genomen en de originele factuur van 29 december 2006 niet ter griffie van het hof gedeponeerd. [Appellante] heeft na het tussenarrest van 11 oktober 2011 voor het nemen van de akte een eerste termijn van vier weken gekregen en vervolgens op de rol van 8 november 2011 een tweede termijn van twee weken. Op de rol van 22 november 2011 heeft de advocaat van [Appellante] middels een H2-formulier en een H16-formulier primair verzocht om uitstel voor het nemen van de akte. De advocaat gaf aan dat hij had vernomen dat [Appellante] naar het buitenland is verhuisd en dat hij haar niet kon bereiken. Indien het verzoek tot uitstel zou worden afgewezen, was hij subsidiair niet in staat een akte te nemen en was hij meer subsidiair genoodzaakt zich terug te trekken als advocaat. De rolrechter heeft het verzoek tot uitstel afgewezen en [Appellante] niet in staat verklaard de akte te nemen; het recht om deze proceshandeling te nemen is vervallen. Het hof constateert op basis van het hofjournaal dat er geen onttrekking heeft plaatsgevonden.
7.2 [Geintimeerde] heeft vervolgens een akte met producties genomen.
7.3 Daarna heeft uitsluitend [Geintimeerde] de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
8. De verdere beoordeling
8.1 [Geintimeerde] heeft zich bij akte uitgelaten over hetgeen het hof in zijn tussenarrest van 11 oktober 2011 met betrekking tot de btw heeft overwogen en productie 2a tot en met 2d overgelegd om aan te tonen dat hij het met de transactie tussen partijen corresponderende bedrag aan btw heeft afgedragen aan de fiscus. Nu [Appellante] nog niet heeft kunnen reageren op de door [Geintimeerde] overgelegde producties, zal het hof haar in de gelegenheid stellen dit alsnog te doen op de wijze als in het dictum weergegeven.
8.2 In het tussenarrest van 11 oktober 2011 heeft het hof aangekondigd [Appellante] toe te zullen laten tot het bewijs van haar stellingen dat de handtekening op de door haar overgelegde factuur van 29 december 2006 van [Geintimeerde] is en dat zij ter voldoening van de door haar aan [Geintimeerde] verschuldigde koopsom een bedrag van € 11.900,- contant aan [Geintimeerde] heeft voldaan. Het hof heeft [Appellante] in de gelegenheid gesteld aan te geven hoe zij dit bewijs wenst te leveren. Dit heeft zij niet gedaan. Gezien het feit dat [Appellante] de originele factuur van 29 december 2006 niet ter griffie van het hof heeft gedeponeerd, gaat het hof ervan uit dat zij geen deskundigenbericht wenst. Het hof zal [Appellante] toelaten tot het bewijs van haar stellingen, zoals hierna in het dictum is vermeld. Indien [Appellante] afziet van het leveren van bewijs, zal het hof moeten vaststellen dat niet vast is komen te staan dat de handtekening op de factuur van 29 december 2006 van [Geintimeerde] is en evenmin dat [Appellante] een bedrag van € 11.900,- contant aan [Geintimeerde] heeft voldaan ter voldoening van de door haar aan [Geintimeerde] verschuldigde koopsom.
8.3 Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.
9. De uitspraak
Het hof:
laat [Appellante] toe feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen:
- dat de handtekening op de door haar overgelegde factuur van 29 december 2006 van [Geintimeerde] is;
- dat zij ter voldoening van de door haar aan [Geintimeerde] verschuldigde koopsom een bedrag van € 11.900,- contant aan [Geintimeerde] heeft voldaan;
bepaalt, voor het geval [Appellante] bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 1 mei 2012 voor antwoordakte aan de zijde van [Appellante] als bedoeld en in r.o. 8.1 èn voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) op maandagen, dinsdagen en donderdagen in de maanden mei, juni, juli en augustus 2012;
bepaalt dat de advocaat van [Appellante] bij zijn opgave op genoemde roldatum een fotokopie van het procesdossier zal overleggen;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van [Appellante] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden, A.P. Zweers-van Vollenhoven en R.R.M. de Moor en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 3 april 2012.