ECLI:NL:GHSHE:2012:BY8726

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-003107-11
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van oplichting en verduistering door het gerechtshof 's-Hertogenbosch

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die eerder door de rechtbank was vrijgesproken van oplichting en verduistering. De verdachte was beschuldigd van het aannemen van een valse hoedanigheid en het bedrieglijk verkrijgen van geld van meerdere aangevers door te beweren dat hij zonder benzine stond. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde oplichting. De leugenachtigheid van de beweringen van de verdachte was niet bewezen, en het hof concludeerde dat de aangevers al waren bewogen tot de afgifte van geld voordat de verdachte de toezegging deed het geld terug te betalen. Dit ontbrak het noodzakelijke oorzakelijk verband voor oplichting.

Daarnaast werd de verdachte vrijgesproken van verduistering, omdat hij het geleende geld rechtmatig onder zich had en het niet terugbetalen op zich niet voldoende was voor een veroordeling wegens verduistering. Het hof oordeelde dat de verdachte niet de intentie had om het geleende geld niet terug te geven. Ook de beschuldigingen van medeplegen en medeplichtigheid aan internetoplichting en heling werden verworpen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank voor zover het aan zijn oordeel was onderworpen en sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, voor de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer : 20-003107-11
Uitspraak : 18 december 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 28 juli 2011 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-840915-10 en 01-845062-11, 01-845123-11, tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats] [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het op de dagvaarding met parketnummer 01-840915-10 onder 1 primair, onder 2 primair en onder 3 ten laste gelegde, van het op de dagvaarding met parketnummer 01-845062-11 onder 2 ten laste gelegde en van het op de dagvaarding met parketnummer 01-845123-11 onder 1, onder 2, onder 3 primair en subsidiair en onder 4 primair ten laste gelegde.
Ter zake van - kort gezegd - verduistering, meermalen gepleegd (01-840915-10, feit 1 subsidiair), medeplichtigheid aan medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd (01-840915-10, feit 2 subsidiair), diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd (01-845062-11, feit 1), witwassen (01-845062-11, feit 3) en opzetheling (01-845123-11, feit 4 subsidiair) is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Voorts heeft de eerste rechter beslist over de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte op de dagvaarding met parketnummer 01-840915-10 onder 1 en 2, op de dagvaarding met parketnummer 01-845062-11 onder 1 en 3 en op de dagvaarding met parketnummer 01-845123-11 onder 4 is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Ten aanzien van het ten laste gelegde feit op de dagvaarding met parketnummer 01-845062-11 onder 1 merkt het hof op dat de eerste rechter de verdachte heeft vrijgesproken van de cumulatief ten laste gelegde diefstallen van goederen toebehorende aan [aangever 1] en [aangever 2]. Nu het hoger beroep niet is gericht tegen deze vrijspraken, zijn deze feiten evenmin aan het oordeel van het hof onderworpen.
Bij vonnis, waarvan beroep, zijn de vorderingen van de benadeelde partijen
[benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] niet toegewezen. Deze benadeelde partijen hebben zich niet opnieuw in hoger beroep gevoegd. De in het vonnis, waarvan beroep, gegeven beslissing op de vorderingen van deze benadeelde partijen zijn derhalve niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, zal vernietigen en opnieuw rechtdoende verdachte zal vrijspreken van hetgeen op de dagvaarding met parketnummer 01-840915-10 onder 2 primair en op de dagvaarding met parketnummer 01-845123-11 onder 4 primair is ten laste gelegd, bewezen zal verklaren hetgeen op de dagvaarding met parketnummer 01-840915-10 onder 1 primair en onder 2 subsidiair, op de dagvaarding met parketnummer 01-845062-11 onder 1 en 3 en op de dagvaarding met parketnummer 01-845123-11 onder 4 subsidiair is ten laste gelegd en de verdachte deswege zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen vordert de advocaat-generaal dat het hof dezelfde beslissing zal nemen als de rechtbank.
Namens verdachte is vrijspraak bepleit ten aanzien van het op de dagvaarding met parketnummer 01-840915-10 onder 1 primair en subsidiair en onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde, alsmede ten aanzien van het op de dagvaarding met parketnummer 01-845123-11 onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het op de dagvaarding met parketnummer 01-840915-10 onder 2 meer subsidiair en het op de dagvaarding met parketnummer 01-845062-11 onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft de verdediging zich voor wat betreft een bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Met betrekking tot de eventueel op te leggen straf is door de verdediging verzocht deze te matigen.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de verdediging gesteld dat zij niet in hun vorderingen kunnen worden ontvangen, gelet op de bepleite vrijspraak wegens oplichting/verduistering dan wel vanwege de omstandigheid dat er een te ver verwijderd verband bestaat tussen de vorderingen en de heling.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - voor zover thans nog van belang en na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
(zaak met parketnummer 01-840915-10)
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 oktober 2010 tot en met
25 oktober 2010 te 's-Hertogenbosch en/of Nieuwkuijk, gemeente Heusden en/of Drunen, gemeente Heusden, althans in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[aangever 3] (zaak 1) en/of
[aangever 4] (zaak 2) en/of
[aangever 5] (zaak 3) en/of
[aangever 6] (zaak 4)
heeft bewogen tot de afgifte van (telkens) een geldbedrag, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, (telkens) zich voorgedaan als een persoon die onvoldoende benzine had en/of (vervolgens) geld geleend van voornoemde personen om te tanken en/of gezegd dat hij het geld snel (te weten op dezelfde dag) zou teruggeven, waardoor voornoemde [aangever 3] en/of [aangever 4] en/of [aangever 5] en/of [aangever 5] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 oktober 2010 tot en met
25 oktober 2010 te 's-Hertogenbosch en/of Nieuwkuijk, gemeente Heusden en/of Drunen, gemeente Heusden, althans (telkens) in Nederland, (telkens) opzettelijk een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan
[aangever 3] (zaak 1) en/of
[aangever 4] (zaak 2) en/of
[aangever 5] (zaak 3) en/of
[aangever 6] (zaak 4)
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) geldbedrag(en) verdachte (telkens) anders dan door misdrijf, te weten als lener van dat/die geldbedrag(en) onder de toezegging van terugbetaling, onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 september 2010 tot en met
6 oktober 2010 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[aangever 7] (zaak 5) en/of
[aangever 8] (zaak 6) en/of
[aangever 9] (zaak 7) en/of
[aangever 10] (zaak 8) en/of
[aangever 11] (zaak 9) en/of
[aangever 12] (zaak 10) en/of
[aangever 13] (zaak 11)
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van (telkens) een geldbedrag, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een werknemer van een bestaand bedrijf en/of per e-mail (valselijk) opgemaakte facturen verzonden en/of gezegd dat de/het bestelde goed(eren) zou(den) worden opgestuurd (nadat (een) geldbedrag(en)) was/waren overgemaakt, waardoor [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer onbekend gebleven personen op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 september 2010 tot en met 6 oktober 2010 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[aangever 7] (zaak 5) en/of
[aangever 8] (zaak 6) en/of
[aangever 9] (zaak 7) en/of
[aangever 10] (zaak 8) en/of
[aangever 11] (zaak 9) en/of
[aangever 12] (zaak 10) en/of
[aangever 13] (zaak 11)
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van (telkens) een geldbedrag, in elk geval van enig goed, hebbende die onbekend gebleven perso(o)n(en) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een werknemer van een bestaand bedrijf en/of per e-mail (valselijk) opgemaakte facturen verzonden en/of gezegd dat de/het bestelde goed(eren) zou(den) worden opgestuurd (nadat (een) geldbedrag(en)) was/waren overgemaakt, waardoor [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, tot het plegen van welk misdrijf, verdachte (telkens) opzettelijk middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door in of omstreeks de periode van 6 september 2010 tot en met 6 oktober 2010 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, voornoemde onbekend gebleven perso(o)n(en) zijn, verdachtes, bankrekening en/of bankpasje ter beschikking te stellen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 september 2010 tot en met
6 oktober 2010 te 's-Hertogenbosch in elk geval in Nederland een of meer geldbedrag(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die geldbedrag(en) wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(zaak met parketnummer 01-845062-11)
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 januari 2011 tot en met
31 januari 2011 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zes jassen en/of handschoenen en/of sjaals en/of mutsen en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
- [aangever 14] en/of
- [aangever 15] en/of
- [aangever 16] en/of
- [aangever 17],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3.
hij op of omstreeks 17 september 2010, te Venlo en/of 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, een geldbedrag van 638 euro, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
(zaak met parketnummer 01-845123-11)
4.
hij in of omstreeks de periode van 20 maart 2011 tot en met 21 maart 2011 te
’s-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (personen)auto (merk: [X], kenteken: [Y]) heeft weggenomen twee, althans een of meer, tas(sen) en/of een of meer kledingstuk(ken) en/of drie, althans een of meer, paar schoenen en/of een mobiele telefoon en/of een (toegangs)pas op naam van [aangever 18] en/of twee, althans een of meer, sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 19] en/of [aangever 20] en/of [aangever 21], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming door een ruit van die (personen)auto in te slaan, althans te verbreken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 april 2011 tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, een of meer kentekenbewijs/kentekenbewijzen en/of een gsm (merk Nokia) heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen, terwijl hij/zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 01-840915-10 onder 1 primair en subsidiair, onder 2 primair en subsidiair en in de zaak met parketnummer 01-845123-11 onder 4 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
I.
Het hof overweegt ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-840915-10 onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde als volgt.
De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde oplichting en hem veroordeeld wegens de subsidiair ten laste gelegde verduistering. De advocaat-generaal staat een veroordeling wegens oplichting voor. De verdediging heeft vrijspraak bepleit terzake het primair en subsidiair ten laste gelegde.
De vraag waar het hof zich voor ziet gesteld is of de handelwijze van verdachte te kwalificeren is als een van de strafbare feiten zoals primair en subsidiair ten laste gelegd.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte op meerdere tijdstippen aan personen geld heeft gevraagd omdat hij, zo heeft hij verklaard, zonder benzine stond. Verdachte heeft daarbij in een aantal gevallen gebruik gemaakt van zijn eigen naam en zijn auto stond in alle gevallen in het zicht van de gedupeerden.
Het primair ten laste gelegde betreft het verwijt dat verdachte telkens door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels zich telkens valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als een persoon die onvoldoende benzine had en/of (vervolgens) geld heeft geleend van voornoemde personen om te tanken en/of heeft gezegd dat hij het geld snel (te weten op dezelfde dag) zou teruggeven.
Het hof stelt vast dat geen onderzoek is verricht naar de vraag of verdachte wel of niet zonder benzine stond en of hij de verkregen gelden wel of niet heeft aangewend om te tanken. Het hof kan aldus niet vaststellen of hij hieromtrent heeft gelogen. Door verdachte wordt dit in ieder geval ontkend.
Verdachte heeft bij de aangevers van oplichting met zijn diverse beweringen (zoals het afnemen van een buffet, het kopen van pompoenen, het kopen van een krans door zijn zus, het volgen van rijlessen door zijn dochter, het bouwen van zwembaden) mogelijk vertrouwen of medelijden opgewekt of de indruk gewekt dat hij een bekende zou zijn, waardoor zij de verdachte het voordeel van de twijfel hebben gegeven en hem wat geld hebben gegeven om te tanken. Er is echter niet onderzocht of die beweringen al dan niet op waarheid berusten.
Nu niet is komen vast te staan dat verdachte zich - kort gezegd - in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als een persoon die onvoldoende benzine had en daarom geld nodig had en voorts ook de leugenachtigheid van voornoemde beweringen niet is komen vast te staan, kan het hof niet vaststellen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde oplichting in de vorm van het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels.
Voor zover de oplichting volgens de opsteller van de tenlastelegging ook zou kunnen bestaan uit de leugenachtige mededeling dat verdachte het geld snel (te weten op dezelfde dag) zou terugbrengen, hetgeen niet is gebeurd, overweegt het hof als volgt.
Het hof is van oordeel dat de aangevers van oplichting door verdachte zijn bewogen tot de afgifte van het geld doordat hij hen vertelde dat hij zonder benzine stond en dat hij geld wilde lenen om te tanken. Nadat hij de gelden van de aangevers had ontvangen, werd door verdachte de toezegging gedaan om de gelden snel terug te betalen, maar op dat moment waren de aangevers al bewogen tot de afgifte van een geldbedrag met gevolg dat het voor oplichting benodigde oorzakelijk verband tussen het aanwenden van een bedrieglijk middel en de afgifte van in casu geld ontbreekt.
Met betrekking tot de zaak van aangever [aangever 4] overweegt het hof als volgt. In genoemde zaak heeft aangever [aangever 4] verklaard dat zij het geld pas aan verdachte heeft gegeven nadat verdachte zelf had verklaard dat hij het geld (naar het hof begrijpt) meteen terug zou betalen. Zelfs indien het hof uit zou gaan van de leugenachtigheid van deze toezegging, hetgeen door de verdachte wordt ontkend, is daarmee nog steeds niet voldaan aan de vereisten voor oplichting. De enkele leugen dat men het geld meteen zal terugbrengen, levert naar het oordeel van het hof geen samenweefsels van verdichtsels op en ook geen valse hoedanigheid nu – gelet op de bewoordingen van de tenlastelegging - de opsteller van de tenlastelegging kennelijk alleen de valse hoedanigheid op het oog heeft gehad die daarin bestaat dat verdachte het verwijt wordt gemaakt dat hij in strijd met de waarheid zich heeft voorgedaan als een persoon die onvoldoende benzine had.
Of sprake is van verduistering, hetgeen subsidiair ten laste is gelegd, kan naar het oordeel van het hof evenmin worden bewezen. Het hof overweegt in dat verband dat de aangevers aan verdachte geld hebben geleend, zodat hij zou kunnen tanken. Derhalve had verdachte het geld rechtmatig onder zich en mocht hij dat geld ook aanwenden om er benzine van te kopen. Weliswaar heeft hij het geleende geld niet terstond terugbetaald, maar naar het oordeel van het hof is daarmee nog niet zonder meer sprake van verduistering.
Het hof overweegt in dit verband dat het enkele nalaten om het op rechtmatige wijze verkregen goed terug te geven nog geen wederrechtelijke toe-eigening oplevert, tenzij de dader aangeeft dat hij nooit de bedoeling heeft gehad om het goed terug te geven. In de onderhavige zaak is daar geen sprake van nu verdachte telkens heeft verklaard dat hij de door hem geleende gelden aan de aangevers zal teruggeven maar dat hij daartoe nog niet in staat is geweest.
II.
Het hof overweegt ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-840915-10 onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde als volgt.
Verdachte heeft naar eigen zeggen aan een drietal hem onbekende personen de beschikking gegeven over het nummer van zijn bankrekening, zijn pinpas en pincode. Van deze personen wist de verdachte alleen dat zij uit Rotterdam kwamen en dat een van hen [naam] werd genoemd. Deze [naam] had verdachte ontmoet bij zijn vriend [vriend 1], waar hij toen logeerde. [naam] had hem verteld dat zijn bedrijf failliet was en dat hij onder gebruikmaking van de bankrekening van verdachte gelden buiten het zicht van de curator wilde houden. Verdachte heeft er verder niet over nagedacht en heeft hier vervolgens mee ingestemd omdat [vriend 1] zei dat het oké was.
Blijkens de stukken, waaronder de aangiftes van de gedupeerden, is met gebruikmaking van de naam van verdachte en zijn bankrekening, een aantal malen internetoplichting gepleegd. De gedupeerden kochten via internet (Marktplaats) goederen en de daarvoor verschuldigde gelden werden door hen gestort op de in de advertentie genoemde bankrekening, zijnde de bankrekening van verdachte. De goederen werden echter nooit afgeleverd bij de gedupeerden.
Een aantal keer heeft verdachte op aangeven van het drietal gelden van zijn rekening gehaald en aan hen overhandigd. Later heeft hij het pasje en de pincode aan hen afgestaan en hebben zij zelf gelden van de rekening van verdachte opgenomen. Verdachte heeft naar eigen zeggen een bedrag van € 60,-- ontvangen voor het ter beschikking stellen van zijn bankrekening. Verdachte ontkent te hebben geweten dat de drie mannen zich bezig hielden met internetoplichting. Hij wist ook niet dat zijn naam werd gebruikt op de facturen die de aan de gedupeerden werden verzonden.
Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat voor het primair ten laste gelegde medeplegen onvoldoende bewijs voorhanden is. Immers, niet kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een intensieve, nauwe en bewuste samenwerking met verdachte gericht op de delictueuze gedraging. Er zijn met verdachte geen afspraken of taakverdelingen gemaakt omtrent de internetoplichting.
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat ook de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid niet bewezen kan worden verklaard. Het hof overweegt dat voor een bewezen verklaring van medeplichtigheid de medeplichtige tweeledig opzet moet hebben. Enerzijds moet zijn opzet gericht zijn op het misdrijf dat hij ondersteunt en anderzijds moet het opzet gericht zijn op die ondersteuning. Nu uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende kan worden opgemaakt dat verdachte wist dat de drie mannen zich schuldig maakten aan het misdrijf van oplichting kan naar het oordeel van het hof de vereiste dubbele opzet niet worden bewezen, ook niet in voorwaardelijke vorm. Dat verdachte wist dan wel het vermoeden moet hebben gehad dat er met behulp van zijn bankrekening door anderen strafbare feiten werden gepleegd, maakt nog niet dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan oplichting.
III.
Het hof overweegt ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-845123-11 onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde als volgt.
Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de primair ten laste gelegde auto-inbraak.
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof echter van oordeel dat de subsidiair ten laste gelegde opzet- of schuldheling van een gsm evenmin kan worden bewezen. Verdachte heeft over de desbetreffende telefoon verklaard dat hij deze van zijn vriend [vriend 2] heeft gekregen toen hij, verdachte, uit detentie kwam en al zijn spullen door de politie in beslag waren genomen. Verdachte kreeg deze telefoon zodat hij kon bellen. [vriend 2], een liefhebber van telefoons, had vaak de beschikking over meerdere telefoons en ook in de woning van verdachte en [vriend 2] lagen tientallen telefoons. Hij heeft daarom nooit vraagtekens gezet bij de desbetreffende gsm, aldus verdachte.
Gelet op de omstandigheden waaronder de verdachte de betreffende gsm in zijn bezit heeft gekregen, kan niet worden vastgesteld dat hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de gsm was gestolen. De enkele omstandigheid dat verdachte op de hoogte was dan wel zou moeten zijn van het feit dat genoemde [vriend 2] eerder wegens vermogensdelicten was veroordeeld, is voor het hof onvoldoende om daaruit de gevolgtrekking te maken dat verdachte dus wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de desbetreffende gsm gestolen was.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 01-840915-10 onder 2 meer subsidiair en in de zaak met parketnummer 01-845062-11 onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
(zaak met parketnummer 01-840915-10)
2.
hij op tijdstippen in de periode van 6 september 2010 tot en met 6 oktober 2010 te
’s-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, geldbedragen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die geldbedragen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
(zaak met parketnummer 01-845062-11)
1.
hij op tijdstippen in de periode van 20 januari 2011 tot en met 31 januari 2011 te
's-Hertogenbosch, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee jassen en handschoenen en een sjaal toebehorende aan
- [aangever 14] en/of
- [aangever 15] en/of
- [aangever 16] en/of
- [aangever 17],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op 17 september 2010, te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, een bedrag van 638 euro heeft verworven, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
IV.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-840915-10 onder 2 meer subsidiair en het in de zaak met parketnummer 01-845062-11 onder 3 tenlastegelegde overweegt het hof als volgt.
Verdachte heeft naar eigen zeggen aan een drietal hem onbekende personen de beschikking gegeven over het nummer van zijn bankrekening, zijn pinpas en pincode. Van deze personen wist de verdachte alleen dat zij uit Rotterdam kwamen en dat een van hen [naam] werd genoemd. Deze [naam] had verdachte ontmoet bij zijn vriend [vriend 1], waar hij toen logeerde. [naam] had hem verteld dat zijn bedrijf failliet was en dat hij onder gebruikmaking van de bankrekening van verdachte gelden buiten het zicht van de curator wilde houden. Verdachte heeft er verder niet over nagedacht en heeft hier vervolgens mee ingestemd omdat [vriend 1] zei dat het oké was.
Door onder voornoemde omstandigheden het bankrekeningnummer en bankpasje aan ene [naam] en nog twee andere onbekende personen ter beschikking te stellen, zonder het plegen van verder onderzoek zoals het doen van navraag naar die personen, is het hof van oordeel dat de verdachte met zijn handelwijze willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn rekening zou worden misbruikt voor het plegen van criminele activiteiten, zoals in de onderhavige zaak ook is gebeurd, te weten het plegen van internetoplichting. Verdachte heeft zich derhalve schuldig gemaakt aan opzetheling en witwassen, waarbij in ieder geval sprake is van opzet in de voorwaardelijke vorm.
V.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-845062-11 onder 1 tenlastegelegde is het hof van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in onvoldoende mate kan worden vastgesteld dat de diefstallen door verdachte telkens in zodanig bewuste en nauwe samenwerking met een ander, te weten [vriend 2], zijn gepleegd dat dit medeplegen oplevert. Het hof overweegt dat de verdachte en [vriend 2] telkens ieder voor zich de diefstallen hebben gepleegd zonder daar met elkaar van te voren plannen dan wel afspraken over te maken. Het hof acht derhalve, anders dan de rechtbank, bewezen dat verdachte die diefstal van een tweetal jassen alleen heeft gepleegd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-840915-10 onder 2 meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Opzetheling, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 01-845062-11 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 01-845062-11 onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder gelet op de volgende omstandigheden:
- de omstandigheid dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 30 oktober 2012 reeds meermalen terzake vermogensdelicten en oplichting is veroordeeld, hetgeen het hof de verdachte zwaar aanrekent;
- de inhoud van het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, d.d. 7 juli 2011,
opgemaakt door [naam reclasseringswerker], reclasseringswerker, waaruit onder meer blijkt
dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog;
- de omstandigheid dat verdachte zich met de diefstal van de jassen schuldig heeft gemaakt aan hinderlijke en ergerlijke feiten, die overlast aan de benadeelden hebben toegebracht;
- de omstandigheid dat verdachte met de bewezen verklaarde opzetheling en witwassen het circuit van internetoplichting in stand heeft gehouden en daarmee inbreuk heeft gemaakt op de integriteit van het financiële en economische verkeer.
Nu het hof minder bewezen heeft geacht dan de meervoudige kamer van de rechtbank zal het hof volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die in hoger beroep naar voren zijn gekomen ziet het hof, anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, geen aanleiding om daarnaast nog een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Verdachte is sedert het plegen van de bewezen verklaarde feiten niet meer opnieuw terzake van vermogensdelicten met politie en justitie in aanraking gekomen, hij heeft een uitkering en woonruimte en hij heeft ter terechtzitting te kennen gegeven dat hij op zoek is naar werk en dat hij inmiddels een aanvraag heeft gedaan voor schuldsanering. Evenmin is gebleken van alcohol- of drugsmisbruik.
Beslag
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de verdachte aangegeven dat op een aantal goederen dat onder hem in beslag is genomen nog beslag rust, dat die goederen aan hem toebehoren en dat hij de teruggave daarvan verzoekt.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Verdachte heeft op 5 september 2011 een klaagschrift ingediend strekkende tot teruggave van een sleutelbos, een lederen jas, een zwarte tas van het merk Eastpak en een zonnebril van het merk Gucci. De stukken van het klaagschrift zijn aan het strafdossier gevoegd. Hieruit volgt dat op 23 juli 2012 het hof in die zaak - nadat bij herhaling aan de verdachte was verzocht om een inhoudelijke toelichting welke is uitgebleven - een beslissing heeft genomen, waarbij het beklag ongegrond is verklaard voor wat betreft de gevraagde teruggave van een sleutelbos, een zonnebril en een rugzak en de verdachte niet-ontvankelijk is verklaard in zijn beklag met betrekking tot de gevraagde teruggave van een lederen jas.
Het hof overweegt dat uit het dossier naar voren komt dat ten aanzien van de in beslag genomen jas door de officier van justitie op 29 februari 2012 een beslissing tot vernietiging is afgegeven. De enkele omstandigheid dat voornoemde beslissing is afgegeven, brengt niet met zich dat daarover geen beslissing dient te worden genomen. Door de vernietiging is immers geen einde gekomen aan het beslag (vgl. artikel 134 van het Wetboek van Strafvordering). Het hof zal derhalve een beslissing over de jas nemen.
Met betrekking tot de rugzak van het merk Eastpak op 11 april 2011 overweegt het hof dat de rugzak is teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar, [aangever 19]. Ten aanzien van de rugzak behoeft derhalve niet meer te worden beslist. Voorts heeft het hof op basis van het dossier niet kunnen achterhalen wie de eigenaar is van de sleutelbos en de zonnebril. Nu ten aanzien van deze goederen niet duidelijk is wie daarop rechthebbende is, is het hof niet in staat de teruggave daarvan aan verdachte dan wel een ander met name te noemen persoon te gelasten. Derhalve zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) gelasten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]
De benadeelde partij [benadeelde partij 5] heeft in eerste aanleg in de zaak op de dagvaarding 01-840915-10 onder 1 een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 20,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen. De voeging duurt voor zover de vordering is toegewezen van rechtswege voort in hoger beroep.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [benadeelde partij 5] in haar vordering niet worden ontvangen. Met betrekking tot de kosten zal worden beslist als in het dictum vermeld.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]
De benadeelde partij [benadeelde partij 6] heeft in eerste aanleg in de zaak op de dagvaarding 01-840915-10 onder 2 een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 374,95. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen. De voeging duurt voor zover de vordering is toegewezen van rechtswege voort in hoger beroep.
Het hof acht niet voldoende gebleken dat de gestelde schade door verdachtes bewezen verklaarde handelen, te weten de opzetheling, is veroorzaakt. Met de raadsman van verdachte is het hof van oordeel dat ter zake sprake is van een te ver verwijderd verband tussen de schade en het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij [benadeelde partij 6] kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen. Met betrekking tot de kosten zal worden beslist als in het dictum vermeld.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7]
De benadeelde partij [benadeelde partij 7] heeft in eerste aanleg in de zaak op de dagvaarding 01-840915-10 onder 2 een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 250,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen. De voeging duurt voor zover de vordering is toegewezen van rechtswege voort in hoger beroep.
Het hof acht niet voldoende gebleken dat de gestelde schade door verdachtes bewezen verklaarde handelen, te weten de opzetheling, is veroorzaakt. Met de raadsman van verdachte is het hof van oordeel dat ter zake sprake is van een te ver verwijderd verband tussen de schade en het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij [benadeelde partij 7] kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen. Met betrekking tot de kosten zal worden beslist als in het dictum vermeld.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 8]
De benadeelde partij [benadeelde partij 8] heeft in eerste aanleg in de zaak op de dagvaarding 01-840915-10 onder 2 een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 359,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen. De voeging duurt voor zover de vordering is toegewezen van rechtswege voort in hoger beroep.
Het hof acht niet voldoende gebleken dat de gestelde schade door verdachtes bewezen verklaarde handelen, te weten de opzetheling, is veroorzaakt. Met de raadsman van verdachte is het hof van oordeel dat ter zake sprake is van een te ver verwijderd verband tussen de schade en het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij [benadeelde partij 8] kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen. Met betrekking tot de kosten zal worden beslist als in het dictum vermeld.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 9]
De benadeelde partij [benadeelde partij 9] heeft in eerste aanleg in de zaak op de dagvaarding 01-840915-10 onder 2 een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 385,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen. De voeging duurt voor zover de vordering is toegewezen van rechtswege voort in hoger beroep.
Het hof acht niet voldoende gebleken dat de gestelde schade door verdachtes bewezen verklaarde handelen, te weten de opzetheling, is veroorzaakt. Met de raadsman van verdachte is het hof van oordeel dat ter zake sprake is van een te ver verwijderd verband tussen de schade en het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij [benadeelde partij 9] kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen. Met betrekking tot de kosten zal worden beslist als in het dictum vermeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63, 310, 416 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-840915-10 onder 1 primair en subsidiair en onder 2 primair en subsidiair en in de zaak met parketnummer 01-845123-11 onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-840915-10 onder 2 meer subsidiair en in de zaak met parketnummer 01-845062-11 onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 01-840915-10 onder 2 meer subsidiair en in de zaak met parketnummer 01-845062-11 onder 1 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een jas, kleur bruin (291831).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een sleutelbos, 7 diverse sleutels aan ring met afbeelding zebrakop (292443)
- een zonnebril in een brillenkoker, beide van het merk Gucci (291852).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 5] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 6] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 7] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 8]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 8] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 9]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 9] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. M. Rutgers, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. M.I.A. Schlaghecke-Bouman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 18 december 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.I.A. Schlaghecke-Bouman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.