ECLI:NL:GHSHE:2012:BY7468

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-000261-11
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling gemeenteambtenaar voor het aannemen van giften en schending van ambtelijke plichten

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een gemeenteambtenaar die was veroordeeld voor het aannemen van giften van een bouwbedrijf. De verdachte, die als projectmedewerker stadsbeheer werkzaam was bij de gemeente Heerlen, werd beschuldigd van het aannemen van meerdere contante geldbedragen en andere voordelen, zoals volledig verzorgde uitjes en toegangskaarten voor voetbalwedstrijden, terwijl hij redelijkerwijs vermoedde dat deze giften hem werden aangeboden om hem te bewegen om in strijd met zijn ambtelijke plichten te handelen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en verklaarde de verdachte schuldig aan het aannemen van giften, wat in strijd was met de Ambtenarenwet en de gedragscode van de gemeente Heerlen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en een ontzetting uit het recht om ambten te bekleden voor de duur van 3 jaren. Het hof overwoog dat de verdachte door zijn handelen het vertrouwen in de overheid had geschaad en zijn ambt in diskrediet had gebracht. De vordering van de benadeelde partij, de gemeente Heerlen, werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, die betrekking hebben op ambtelijke corruptie en het aannemen van giften.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer : 20-000261-11
Uitspraak : 27 december 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Gravenhage
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam, zetelend te ’s-Hertogenbosch, van 19 januari 2011 in de strafzaak met parketnummer
01-993207-09 tegen:
[ambtenaar E],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is:
- de dagvaarding nietig verklaard voor zover het betreft het subsidiair ten laste gelegde;
- de verdachte ter zake van – kort gezegd – als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren en een ontzetting uit het recht om een ambt te bekleden in rijks-, provinciaal- of gemeentelijk verband dan wel in enige andere organisatie met overheidsstatus, voor een duur die de hoofdstraf 2 jaar te boven gaat;
- de benadeelde partij Gemeente Heerlen niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 8, 9 en 12 oktober 2012, 19, 21 en 29 november 2012 en 13 december 2012, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 14 juni 2010, 15 december 2010 en
5 januari 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaten-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- de verdachte voor het onder I ten laste gelegde feit zal veroordelen tot:
o een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot
o ontzetting uit het recht om een ambt te bekleden in rijks-, provinciaal of gemeentelijk verband, dan wel in enige andere organisatie met overheidsstatus, voor een duur van twee jaar;
- de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering.
De verdediging heeft:
- bepleit dat de dagvaarding nietig zal worden verklaard voor zover het betreft het onder II ten laste gelegde;
- ten aanzien van de tenlastelegging bepleit:
o primair dat verdachte zal worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde;
o subsidiair dat verdachte partieel zal worden vrijgesproken, te weten van alle tegenprestaties behalve die onder het eerste gedachtestreepje;
o meer subsidiair dat verdachte partieel zal worden vrijgesproken, te weten van het verstrekken van vertrouwelijke informatie en stortbonnen;
- bepleit dat bij de strafoplegging zal worden volstaan met een taakstraf, eventueel in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf;
- zich op het standpunt gesteld dat geen bezwaar bestaat tegen oplegging van de door de advocaten-generaal gevorderde ontzetting;
- bepleit dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Geldigheid van de dagvaarding
A.1
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat de dagvaarding nietig dient te worden verklaard voor zover het betreft het onder II ten laste gelegde, omdat de tenlastelegging innerlijk tegenstrijdig is. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat de handelingen die onder II worden genoemd, handelingen zijn die altijd in strijd zijn met de ambtsplicht.
Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
A.2
De onder II ten laste gelegde handelingen zijn:
- het begunstigen van [bouwbedrijf], [verdachte A], [verdachte B], en/of (een) andere medewerker(s) van [bouwbedrijf];
- het verstrekken/delen van interne/gemeentelijke informatie aan/met [verdachte A], [verdachte B] en/of (een) andere medewerker(s) van [bouwbedrijf];
- het verschaffen van informatie voor het opstellen van (een) opgehoogde en/of aangepaste factu(u)r(en) aan [verdachte A], [verdachte B] en/of (een) andere medewerker(s) van [bouwbedrijf] en/of (vervolgens) voor akkoord paraferen van deze opgehoogde en/of aangepaste factu(u)r(en);
- het niet (nauwkeurig) controleren van (een) factu(u)r(en) afkomstig van
[bouwbedrijf], [verdachte A], [verdachte B] en/of (een) andere medewerker(s) van [bouwbedrijf].
A.3
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat de onder A.2 weergegeven handelingen niet per definitie in strijd zijn met de ambtsplicht. Het valt namelijk zeer wel te denken dat zich gevallen kunnen voordoen waarin deze handelingen niet in strijd zijn met de ambtsplicht. Het hof is derhalve niet van innerlijke tegenstrijdigheid gebleken. Naar het oordeel van het hof voldoet de tenlastelegging ook aan de in artikel 261 van het
Wetboek van Strafvordering gestelde eisen.
Bijgevolg verwerpt het hof het verweer.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep – ten laste gelegd dat:
I
hij op meerdere, althans een, tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
01 januari 2007 tot en met 27 januari 2009 te Heerlen en/of Elsloo, gemeente Stein, en/of Meerssen, in elk geval in Nederland, als ambtenaar (in de functie van projectmedewerker stadsbeheer bij de afdeling Beheer en Onderhoud) van de gemeente Heerlen
(een) gift(en) en/of (een) belofte(n) en/of (een) dienst(en), te weten
- meerdere, althans een, contant(e) geldbedrag(en) en/of
- een volledige verzorgd uitje/dagje kleiduivenschieten en/of een volledig verzorgd uitje/dagje quadrijden en/of
- meerdere, althans een, toegangskaart(en) voor een of meerdere voetbalwedstrijd(en),
althans enige gift en/of belofte en/of dienst,
verleend en/of aangeboden en/of gedaan door [verdachte A] (in zijn hoedanigheid van regiomanager bij [bouwbedrijf]) en/of [verdachte B] (in zijn hoedanigheid van directeur van [bouwbedrijf]) en/of (een) andere medewerker(s) van [bouwbedrijf] en/of (namens) [bouwbedrijf]
A. heeft aangenomen terwijl hij, verdachte,
(telkens) wist of redelijkerwijs vermoedde dat deze/die gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) hem werd(en) gedaan teneinde hem te bewegen om in strijd met zijn plicht in zijn bediening iets te doen of na te laten (sub 1) en/of
(telkens) wist of redelijkerwijs vermoedde dat deze/die gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) hem werd(en) gedaan tengevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem in strijd met zijn plicht in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan of nagelaten (sub 2)
en/of
B. heeft gevraagd
(telkens) teneinde hem, verdachte, te bewegen om in strijd met zijn plicht in zijn bediening iets te doen of na te laten (sub 3) en/of
(telkens) tengevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in
strijd met zijn plicht, in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan of nagelaten (sub 4)
te weten het (telkens)
- (anders dan om zakelijke redenen) begunstigen van [bouwbedrijf] en/of [verdachte A] en/of [verdachte B] en/of (een) andere medewerker(s) van
[bouwbedrijf] en/of
- verstrekken/delen van geheime en/of vertrouwelijke en/of interne/gemeentelijke en/of niet-openbare en/of concurrentie gevoelige informatie aan/met [verdachte A] en/of [verdachte B] en/of (een) andere medewerker(s) van [bouwbedrijf] en/of
- het oneigenlijk verstrekken van begeleidingsbrieven/stortbonnen aan [verdachte A] en/of [verdachte B] en/of (een) andere medewerker(s) van [bouwbedrijf] en/of
- verstrekken van (een) fictie(f)(ve) werk(en) en/of (een) valse werkopdracht(en) aan [bouwbedrijf] en/of [verdachte A] en/of [verdachte B] en/of (een) andere medewerkers(s) van [bouwbedrijf] en/of (vervolgens) voor akkoord paraferen van de factu(u)r(en) ingediend op basis van dit/deze werk(en) en/of deze werkopdracht(en) en/of
- (anders dan om zakelijke redenen) verschaffen van informatie voor het opstellen van (een) opgehoogde en/of aangepaste factu(u)r(en) aan [verdachte A] en/of
[verdachte B] en/of (een) andere medewerker(s) van [bouwbedrijf] en/of (vervolgens) voor akkoord paraferen van deze opgehoogde en/of aangepaste factu(u)r(en) en/of
- (anders dan om zakelijke redenen) niet (nauwkeurig) controleren van (een) factu(u)r(en) afkomstig van [bouwbedrijf] en/of [verdachte A] en/of [verdachte B] en/of (een) andere medewerker(s) van [bouwbedrijf];
en/of
II
hij op meerdere, althans een, tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
01 januari 2007 tot en met 27 januari 2009 te Heerlen en/of Elsloo, gemeente Stein, en/of Meerssen, in elk geval in Nederland, als ambtenaar (in de functie van projectmedewerker stadsbeheer bij de afdeling Beheer en Onderhoud) van de gemeente Heerlen
(een) gift(en) en/of (een) belofte(n) en/of (een) dienst(en),
te weten
- meerdere, althans een, contant(e) geldbedrag(en) en/of
- een volledige verzorgd uitje/dagje kleiduivenschieten en/of een volledig verzorgd uitje/dagje quadrijden en/of
- meerdere, althans een, toegangskaart(en) voor een of meerdere voetbalwedstrijd(en),
althans enige gift en/of belofte en/of dienst,
verleend en/of aangeboden en/of gedaan door [verdachte A] (in zijn hoedanigheid van regiomanager bij [bouwbedrijf]) en/of [verdachte B] (in zijn hoedanigheid van directeur van [bouwbedrijf]) en/of (een) andere medewerker(s) van
[bouwbedrijf] en/of (namens) [bouwbedrijf]
A. heeft aangenomen terwijl hij, verdachte,
(telkens) wist of redelijkerwijs vermoedde dat deze/die gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) hem werd(en) gedaan teneinde hem te bewegen om, zonder daardoor in strijd met zijn plicht te handelen, in zijn bediening iets te doen of na te laten (sub 1) en/of
(telkens) wist of redelijkerwijs vermoedde dat deze/die gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) hem werd(en) gedaan tengevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, zonder daardoor in strijd met zijn plicht te handelen, in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan of nagelaten (sub 2)
en/of
B. heeft gevraagd
(telkens) teneinde hem, verdachte, te bewegen om, zonder daardoor in strijd met zijn plicht te handelen, in zijn bediening iets te doen of na te laten (sub 3) en/of
(telkens) tengevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, zonder daardoor in strijd met zijn plicht te handelen, in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan of nagelaten (sub 4)
te weten het (telkens)
- begunstigen van [bouwbedrijf] en/of [verdachte A] en/of [verdachte B] en/of (een) andere medewerker(s) van [bouwbedrijf] en/of
- verstrekken/delen van interne/gemeentelijke informatie aan/met [verdachte A] en/of [verdachte B] en/of (een) andere medewerker(s) van [bouwbedrijf] en/of
- verschaffen van informatie voor het opstellen van (een) opgehoogde en/of aangepaste factu(u)r(en) aan [verdachte A] en/of [verdachte B] en/of (een) andere medewerker(s) van [bouwbedrijf] en/of (vervolgens) voor akkoord paraferen van deze opgehoogde en/of aangepaste factu(u)r(en) en/of
- niet (nauwkeurig) controleren van (een) factu(u)r(en) afkomstig van
[bouwbedrijf] en/of [verdachte A] en/of [verdachte B] en/of (een) andere medewerker(s) van [bouwbedrijf].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewijs
[…]
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
B.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
C.1
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat hij moet worden vrijgesproken van het hem onder I ten laste gelegde, omdat het bestanddeel “wist of redelijkerwijs moest vermoeden” niet kan worden bewezen. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat:
- een kaartje voor een voetbalwedstrijd geen gift is waarvan gezegd kan worden dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het doel van de gift was om iets van hem gedaan of gelaten te krijgen, terwijl verdachte dit kaartje ook kon aannemen volgens de gedragscode voor ambtenaren van de gemeente Heerlen;
- uit de aard van de uitjes, het kleiduivenschieten en quadrijden, en de algemene gang van zaken bij de gemeente Heerlen niet kan blijken dat verdachte door deelname de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij zich daarmee schuldig zou maken aan passieve omkoping, mede in aanmerking genomen dat deze uitjes ook op grond van de gedragscode waren toegestaan;
- het aannemen van contante geldbedragen weliswaar in strijd was met de gedragscode, doch zulks onvoldoende is om op basis daarvan bewezen te verklaren dat verdachte wist of moest weten dat hij dat geld kreeg om iets te doen of te laten, terwijl uit de bewijsmiddelen ook niet is op te maken dat verdachte deze geldbedragen zag als giften waar hij iets voor terug deed of zou moeten doen.
Het hof overweegt als volgt.
C.2
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen leidt het hof af dat verdachte de volgende giften, gedaan door [verdachte A] en/of een andere medewerker van [bouwbedrijf], heeft aangenomen:
- meerdere contante geldbedragen,
- een volledige verzorgd uitje kleiduivenschieten,
- een volledig verzorgd uitje quadrijden en
- een toegangskaart voor een voetbalwedstrijd.
C.3.1
Verdachte diende zich als ambtenaar op grond van artikel 125ter van de Ambtenarenwet als een goed ambtenaar te gedragen. Van hem mocht derhalve worden verwacht dat hij in zijn taakuitoefening eerlijk, nauwgezet en neutraal is en alle belanghebbenden gelijkelijk behandelt. De gedragscode voor ambtenaren bij de gemeente Heerlen vormt naar het oordeel van het hof een nadere uitwerking en aanvulling van hetgeen van ambtenaren mag worden verwacht.
C.3.2
De gedragscode voor ambtenaren bij de gemeente Heerlen houdt – zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang – het volgende in:
“Geschenken, aanbiedingen en incidentele vergoedingen
U accepteert een geschenk alleen als uw onafhankelijke opstelling ten opzichte van de gever daardoor niet wordt beïnvloed. U gaat na of acceptatie van het geschenk verplichtingen schept voor de toekomst. U bedenkt ook hoe de buitenwereld zou kunnen aankijken tegen het aannemen van een geschenk.
Aanbiedingen van privé-werkzaamheden, kortingen op privé-goederen en andere gunsten accepteert u niet.
Geschenken die u worden aangeboden door een relatie die nog iets van u ‘nodig’ heeft (een opdracht, vergunning, subsidie, beslissing in bezwaarprocedure), accepteert u niet.
Uitnodigingen voor reizen, congressen, evenementen en diners
U beoordeelt of een uitnodiging relevant is voor de gemeente.
Toelichting geschenken, aanbiedingen en incidentele vergoedingen
Het Wetboek van Strafrecht (artikelen 362 en 363) stelt het aannemen van giften, beloften of diensten door een ambtenaar strafbaar als deze hem zijn gegeven met de bedoeling in zijn werk iets te doen of na te laten.
Voor alle geschenken en voordelen geldt: bedenk wat de achterliggende bedoeling van de gever kan zijn. De bedoeling van de gever kan blijken uit de aard van het geschenk
Toelichting uitnodigingen voor reizen, congressen, evenementen en diners
De aanwezigheid van medewerkers bij bijeenkomsten en evenementen zal doorgaans een directe functionele betekenis hebben voor de gemeente: het profileren van een gemeenteonderdeel, het delen van ervaringen, het opdoen van kennis, de mogelijkheid waardevolle contacten te leggen of te onderhouden. Ontbreekt die betekenis, dan wordt de uitnodiging afgeslagen.
Uitnodigingen voor ontspannende activiteiten kunnen tegelijkertijd functioneel zijn. Een etentje ter afsluiting van een goed verlopen project bestendigt de relatie tussen partijen.
Tijdens het onderhandelingsproces kan een gezamenlijke lunch of diner met een relatie zinvol zijn. Dit dient de ambtenaar samen met de leidinggevende te beoordelen. Er kunnen tegelijkertijd risico's aan vastzitten. Een overdadig diner met attracties op kosten van een derde kan een sfeer van verplichtingen scheppen. Een uitnodiging moet daarom kritisch worden bekeken.”
C.4.1
Het hof is ten aanzien van het aannemen van de volledig verzorgde uitjes kleiduivenschieten en quadrijden van oordeel dat zulks in strijd is met de gedragscode. Daartoe overweegt het hof dat niet is gebleken van enige functionele betekenis van de deelname aan deze uitjes en dus van enige relevantie voor de gemeente.
Voorts acht het hof het accepteren van een toegangskaartje voor een voetbalwedstrijd eveneens in strijd met de gedragscode. Blijkens de gedragscode mocht verdachte deze gift alleen aannemen als zijn onafhankelijke opstelling ten opzichte van
[bouwbedrijf] daardoor niet werd beïnvloed en moest hij ook bedenken hoe de buitenwereld zou kunnen aankijken tegen het aannemen van deze gift. Verdachte heeft zich zulks met betrekking tot de voetbalwedstrijd ook gerealiseerd, gezien zijn verklaring dat hij het niet prettig vindt als alleen hij met vijf mensen van de aannemer bij de voetbalwedstrijd aanwezig is. Reeds daaruit kan blijken dat het aannemen van deze gift in strijd is met de gedragscode.
C.4.2
Ten overvloede overweegt het hof dat zelfs indien het aannemen van een gift of uitnodiging niet in strijd is met de voor een ambtenaar geldende gedragscode, zulks nog niet met zich brengt dat geen sprake kan zijn van overtreding van artikel 362 of 363 van het Wetboek van Strafrecht.
C.5
Gelet op de positie die verdachte vervulde als ambtenaar van de gemeente Heerlen in de functie van Projectmedewerker Stadsbeheer, alsmede de feiten en omstandigheden dat:
- verdachte in zijn hoedanigheid van projectmedewerker werkopdrachten kon geven aan aannemers en toezicht hield op de uitvoering van werkzaamheden;
- verdachte in een tijdsbestek van ongeveer anderhalf jaar giften heeft ontvangen die onder meer bestonden uit diverse contante geldbedragen variërend van 50 euro tot 3.000 euro;
- de giften zijn gedaan door [verdachte A], van wie verdachte wist dat hij werkzaam was bij de [bouwbedrijf] en met wie verdachte in het kader van zijn functie zakelijk contact had, en/of een andere medewerker van [bouwbedrijf];
- bouwbedrijf [bouwbedrijf] zoals elk bouwbedrijf, naar van algemene bekendheid is, er een groot belang bij had om bouwprojecten toebedeeld te krijgen;
moet verdachte minstgenomen redelijkerwijs hebben vermoed dat de giften aan hem werden gedaan teneinde een tegenprestatie te verkrijgen in de vorm van het begunstigen van
[bouwbedrijf] zoals in de bewezenverklaring is omschreven. Het vorenstaande wordt ook bevestigd in de tegenprestaties die ook daadwerkelijk door verdachte zijn verricht, zoals deze blijken uit de gebezigde bewijsmiddelen.
D.1
Door en namens de verdachte is aangevoerd dat [bouwbedrijf] door het verstrekken van stortbonnen niet onrechtmatig is bevoordeeld, zodat hij op dit punt dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat:
- het is toegestaan stortbonnen te verstrekken los van een bepaald project;
- uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat [verdachte A] de stortbonnen gebruikte voor het leegrijden van een depot waarin afval lag opgeslagen dat niet uit de gemeente Heerlen afkomstig was.
Het hof overweegt als volgt.
D.2
Verdachte heeft bij de Rijksrecherche verklaard dat hij wel eens stortbonnen heeft verstrekt voor de afvoer van afvalstoffen waarvan hij wist dat deze niet afkomstig waren van werkzaamheden voor de gemeente Heerlen. Het hof houdt verdachte aan deze verklaring, nu bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep geen feiten of omstandigheden zijn gesteld dan wel (overigens) aannemelijk zijn geworden op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat daaraan minder geloof zou moeten worden gehecht dan aan de door hem ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep betrokken stelling dat de stortbonnen alleen zijn uitgeschreven voor het afvoeren van materiaal uit de gemeente Heerlen.
D.3
Ambtenaren handelen in strijd met hun plicht wanneer zij handelen in strijd met de voor hen geldende gedragslijn dat een ambtenaar – naar uit de aard van het ambtenaarschap voortvloeit – in zijn taakuitoefening eerlijk, nauwgezet en neutraal dient te zijn en alle belanghebbenden gelijkelijk dient te behandelen.
Verdachte heeft stortbonnen verstrekt voor de afvoer van afvalstoffen waarvan hij wist dat deze niet afkomstig waren van werkzaamheden voor de gemeente Heerlen, en aldus de gemeente Heerlen ten onrechte laten betalen voor de afvoer van deze afvalstoffen. Dat een aldus handelende ambtenaar in strijd met zijn plicht handelt, is evident.
Het hof verwerpt bijgevolg het verweer.
E.
Met betrekking tot het kleiduivenschieten overweegt het hof nog het volgende.
Verdachte heeft door in Nederland in de auto te stappen die hem naar België bracht de gift bestaande uit een volledig verzorgd uitje kleiduivenschieten aangenomen. Hij wist wat er op het programma stond en ging er kennelijk vanuit dat het betaald zou worden. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat uit het onderzoek ter terechtzitting en in het bijzonder uit het dossier niet is gebleken dat tevoren over het betalen van de kosten van het uitje is gesproken.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (als hierboven genoemd), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof het aan verdachte onder I ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
I
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 01 januari 2007 tot en met 27 januari 2009 in Nederland als ambtenaar in de functie van projectmedewerker stadsbeheer bij de afdeling Beheer en Onderhoud van de gemeente Heerlen giften, te weten
- meerdere contante geldbedragen en
- een volledig verzorgd uitje kleiduivenschieten en een volledig verzorgd uitje quadrijden en
- een toegangskaart voor een voetbalwedstrijd,
gedaan door [verdachte A] in zijn hoedanigheid van regiomanager bij [bouwbedrijf] en/of een andere medewerker van [bouwbedrijf],
heeft aangenomen terwijl hij, verdachte, redelijkerwijs vermoedde dat deze giften hem werden gedaan teneinde hem te bewegen om in strijd met zijn plicht in zijn bediening iets te doen of na te laten, te weten het begunstigen van [bouwbedrijf].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder I bewezen verklaarde levert op:
als ambtenaar een gift aannemen, redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straffen
Het hof heeft bewezen verklaard – kort weergegeven – dat verdachte als ambtenaar meerdere contante geldbedragen, een volledige verzorgd uitje kleiduivenschieten, een volledig verzorgd uitje quadrijden en een toegangskaart voor een voetbalwedstrijd heeft aangenomen, terwijl hij redelijkerwijs vermoedde dat deze giften hem gedaan werden teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten.
De eerste rechter heeft verdachte ter zake van dat feit een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een ontzetting uit het recht om een ambt te bekleden in rijks-, provinciaal- of gemeentelijk verband dan wel in enige andere organisatie met overheidsstatus, voor een duur die de hoofdstraf 2 jaar te boven gaat, opgelegd.
De advocaten-generaal hebben ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het hof aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een ontzetting uit het recht om een ambt te bekleden in rijks-, provinciaal of gemeentelijk verband, dan wel in enige andere organisatie met overheidsstatus, voor een duur van twee jaar, zal opleggen.
De verdediging heeft:
- bepleit dat bij de strafoplegging zal worden volstaan met een taakstraf, eventueel in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf;
- zich op het standpunt gesteld dat geen bezwaar bestaat tegen oplegging van de door de advocaten-generaal gevorderde ontzetting.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de totale hoogte van de ontvangen geldbedragen en de waarde van de door verdachte aangenomen giften;
- de omstandigheid dat verdachte door het aannemen van de giften het in hem gestelde vertrouwen heeft beschaamd en zijn positie heeft misbruikt voor persoonlijk voordeel;
- de mate waarin verdachte in strijd met zijn plicht heeft gehandeld;
- de omstandigheid dat door het bewezen verklaarde het vertrouwen dat de burger in het overheidsapparaat moet kunnen stellen is geschaad, aangezien de burger er op moet kunnen vertrouwen dat beslissingen van de overheid op objectieve gronden worden genomen;
- de omstandigheid dat door het bewezen verklaarde de integriteit van de overheid is aangetast, aangezien de overheid moet kunnen vertrouwen op de loyaliteit, betrouwbaarheid en onkreukbaarheid van de eigen ambtenaren;
- de omstandigheid dat het verstrekken van fictieve werkopdrachten en het verstrekken van stortbonnen voor de afvoer van afvalstoffen niet afkomstig van werkzaamheden van de gemeente Heerlen heeft geleid tot financiële schade voor de gemeente Heerlen.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie
d.d. 9 augustus 2012, waaruit blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld;
- het hem betreffend (beknopt) reclasseringsadvies d.d. 31 augustus 2012 van Reclassering Nederland, opgemaakt door M.T.M.G. Krutzen;
- de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd. Aan de hand daarvan acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van
12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk een passende reactie.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet van feiten en omstandigheden gebleken die aanleiding geven om van dit uitgangspunt af te wijken. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als opgelegd door de rechtbank dan wel een straf als bepleit door de verdediging, omdat daarin de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt.
Met oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Verdachte heeft door zijn bewezen verklaarde handelen het in hem als ambtenaar gestelde vertrouwen ernstig geschonden en zijn ambt in diskrediet gebracht. Daarom zal hem de bijkomende straf van ontzetting uit het recht om ambten te bekleden worden opgelegd voor na te melden duur.
Vordering van de benadeelde partij
De gemeente Heerlen (gemachtigde [naam]) heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage € 528.195,89. De benadeelde partij is door de eerste rechter in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij haar in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Gelet hierop zal het hof bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk is en dat die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Het hof zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 28, 29, 31, 57 en 363 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder I ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzet de verdachte van het recht tot het bekleden van ambten voor de duur van
3 (drie) jaren.
Verklaart de benadeelde partij Gemeente Heerlen in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. K. van der Meijde en mr. T.A. de Roos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Blokx-van Roosmalen en mr. M.F.S. ter Heide, griffiers,
en op 27 december 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H. Harmsen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.