ECLI:NL:GHSHE:2012:BY7145
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- C.M. Aarts
- I.B.N. Keizer
- R.R.M. de Moor
- Rechtspraak.nl
Verdeling van eigen schuld tussen waterbedrijf en kweker na wateroverlast
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om de verdeling van eigen schuld na wateroverlast die was ontstaan door een slechte onderhoudstoestand van een kavelsloot. Brabant Water N.V. was appellante in principaal appel en de kweker, geïntimeerde in principaal appel, had schade geleden door deze wateroverlast. Het hof oordeelde dat de kweker als gebruiker van de sloot onderhoudsplichtig was volgens de Keur oppervlaktewateren. De kweker erkende dat de wateroverlast was veroorzaakt door zijn nalatigheid in het onderhoud van de sloot. Brabant Water stelde dat de schade mede het gevolg was van omstandigheden die aan de kweker moesten worden toegerekend, en beroept zich op artikel 6:101 BW, dat de verdeling van schade bij eigen schuld regelt.
Het hof oordeelde dat zowel Brabant Water als de kweker en de gemeente bijdroegen aan de schade. De onderlinge verhouding van de schuld werd vastgesteld op 25% voor Brabant Water, 37,5% voor de gemeente en 37,5% voor de kweker. Dit leidde tot de conclusie dat Brabant Water 25% van de schade moest vergoeden, terwijl de gemeente 37,5% en de kweker 37,5% van de schade voor eigen rekening moest nemen. De kweker had al 50% van zijn schade vergoed gekregen van de gemeente, waardoor hij nog recht had op een bedrag van € 2.927,29 van Brabant Water. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en veroordeelde Brabant Water tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.