ECLI:NL:GHSHE:2012:BY7139

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-002729-11
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval te Stramproy met forensisch bewijs van pantykousjes

In deze zaak gaat het om een woningoverval die op 27 september 2010 plaatsvond in Stramproy, waarbij de verdachte samen met anderen de slachtoffers heeft bedreigd en gedwongen tot afgifte van waardevolle goederen. De overvallers droegen bivakmutsen en gebruikten geweld, waaronder het bedreigen met een mes en een vuurwapen. De verdachte werd later in verband gebracht met de overval door forensisch bewijs, met name DNA-sporen op pantykousjes die in de nabijheid van de woning werden aangetroffen. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft de pantykousjes onderzocht en vond sporen die overeenkwamen met het DNA-profiel van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de overval, evenals aan andere strafbare feiten zoals diefstal en opzetheling. De verdachte is eerder veroordeeld en heeft geen blijk gegeven van berouw. Gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, heeft het hof een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden opgelegd. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf is afgewezen, omdat de nieuwe straf als voldoende wordt beschouwd.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer : 20-002729-11
Uitspraak : 19 december 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Roermond van 1 juli 2011 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 04-801334-10 en 04 816052-11, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf, parketnummer 04-850254-08, tegen
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Roermond te Roermond.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het tezamen met anderen plegen van een overval, het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne, het tezamen met anderen plegen van een diefstal met bedreiging met geweld, opzetheling van een bromfiets en van documenten en het voorhanden hebben van een alarmpistool veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing genomen op de vorderingen van de benadeelde partijen en de in beslag genomen voorwerpen en is de tenuitvoerlegging gelast van de eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 1 maand.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep zijn de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in hun vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Mitsdien zijn deze vorderingen in hoger beroep niet meer aan de orde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, verdachte zal vrijspreken van het in de zaak met parketnummer 04 801334-10 onder 4 primair ten laste gelegde en bewezen zal verklaren dat verdachte het in deze zaak onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 04-816052-11 onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 72 maanden, met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van het beslag heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het geldbedrag zal worden verbeurd verklaard en dat de onttrekking aan het verkeer zal worden bevolen van de verdovende middelen. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging zal gelasten van de onder parketnummer 04-850254-08 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 1 maand.
De verdediging heeft ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 04-801334-10 onder 1 ten laste gelegde (overval te Stramproy) vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten is door de verdediging geen verweer gevoerd, met dien verstande dat de verdediging zich kan vinden in de vrijspraak door de rechtbank van het in de zaak met parketnummer 04-801334-10 onder 4 primair ten laste gelegde. Voor het overige is door de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechter in eerste aanleg.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 04-801334-10:
1.
hij op of omstreeks 27 september 2010, te Stramproy, in elk geval in de gemeente Weert, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
a.
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) mobiele telefoon(s) en/althans een handtas (merk Louis Vuitton) en/althans een kluis en/althans sleutels, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
b.
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een handtas (merk Louis Vuitton) en/althans een kluis en/althans sleutels en/althans een personenauto (merk Citroën Berlingo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit
- het slaan althans stoten tegen het gezicht van die [slachtoffer 2]
en/althans
- het houden van een mes tegen althans bij de keel van die [slachtoffer 2]
en/althans
- het richten van een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/althans
- het met tape vastbinden althans vastmaken van de armen van die [slachtoffer 1]
en/althans
- het gewelddadig duwen tegen die [slachtoffer 1]
en het (daarbij) zeggen: “Waar is het geld, waar is de kluis anders vermoorden we je dochter” en/althans “Geld, we willen geld en die kluis” en/althans “Telefoons, telefoons, tas” en/althans “Liggen blijven anders schieten we jullie dood” en/althans “Dadelijk zijn jullie dood”,
zulks terwijl het feit werd gepleegd tussen ca. 00.00 uur en ca. 00.30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, gelegen aan [straatnaam A + huisnummer];
2.
hij op of omstreeks 13 januari 2011 in de gemeente Weert opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 13,76 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op of omstreeks 15 augustus 2010 in de gemeente Weert tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Samsung, type Star Qwerty), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het tegen die [slachtoffer 4] zeggen: “Als je ons vals beschuldigt dan krijg je klappen” en/althans “Hou je bek anders krijg je klappen”, zulks terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg, [straatnaam B];
4.
hij op of omstreeks 23 augustus 2009 in de gemeente Weert met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets van het type Masai voorzien van kenteken [kenteken], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair althans, indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen, dat:
hij op of omstreeks 23 augustus 2009 in de gemeente Weert, in elk geval in Nederland, een bromfiets van het type Masai voorzien van kenteken [kenteken] heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van genoemde bromfiets wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Parketnummer 04-816052-11:
2.
hij op of omstreeks 19 april 2010 in de gemeente Weert, in elk geval in Nederland,
- een Nederlands rijbewijs (t.n.v. [slachtoffer 6], geboren [geboortedatum]) en/of
- een ING bankpas (t.n.v. [slachtoffer 6]) en/of
- een Nederlands paspoort (t.n.v. [slachtoffer 6], geboren [geboortedatum]) en/of
- een Nederlands rijbewijs (t.n.v. [slachtoffer 7], geboren [geboortedatum])
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde documenten wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij op of omstreeks 19 april 2010 in de gemeente Weert een of meer wapens van categorie III onder 4, te weten een alarmpistool (merk: Bruni, type: P4), op welk alarmpistool de uitzonderingen genoemd in categorie III onder 4 niet van toepassing waren, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 04-801334-10 onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 04-816052-11 onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Parketnummer 04-801334-10:
1.
hij op 27 september 2010 te Stramproy, tezamen en in vereniging met anderen,
a.
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van mobiele telefoons, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2],
en
b.
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een handtas (merk Louis Vuitton) en een kluis en sleutels en een personenauto (merk Citroën Berlingo), toebehorende aan [slachtoffer 1] of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit
- het stoten tegen het gezicht van die [slachtoffer 2]
en
- het houden van een mes tegen de keel van die [slachtoffer 2]
en
- het richten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
en
- het met tape vastbinden van de armen van die [slachtoffer 1]
en
- het gewelddadig duwen tegen die [slachtoffer 1]
en het zeggen: “Waar is het geld, waar is de kluis anders vermoorden we je dochter” en “Geld, we willen geld en die kluis” en “Telefoons, telefoons, tas” en “Liggen blijven anders schieten we jullie dood” althans “Dadelijk zijn jullie dood”,
zulks terwijl het feit werd gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, gelegen aan [straatnaam A + huisnummer];
2.
hij op 13 januari 2011 in de gemeente Weert opzettelijk aanwezig heeft gehad 13,76 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 15 augustus 2010 in de gemeente Weert met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Samsung, type Star Qwerty), toebehorende aan [slachtoffer 4], welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het tegen die [slachtoffer 4] zeggen: “Als je ons vals beschuldigt dan krijg je klappen” althans “Hou je bek anders krijg je klappen”, zulks terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg, [straatnaam B];
4.
hij op 23 augustus 2009 in de gemeente Weert met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets van het type Masai voorzien van kenteken [kenteken], toebehorende aan [slachtoffer 5];
Parketnummer 04-816052-11:
2.
hij op 19 april 2010 in de gemeente Weert,
- een Nederlands rijbewijs (t.n.v. [slachtoffer 6]) en
- een ING bankpas (t.n.v. [slachtoffer 6]) en
- een Nederlands paspoort (t.n.v. [slachtoffer 6])
voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde documenten wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
3.
hij op 19 april 2010 in de gemeente Weert een wapen van categorie III onder 4, te weten een alarmpistool (merk: Bruni, type: P4), op welk alarmpistool de uitzonderingen genoemd in categorie III onder 4 niet van toepassing waren, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 04-801334-10 onder 1 bewezen verklaarde (overval te Stramproy):
De verdediging heeft ten aanzien van de ten laste gelegde overval te Stramproy vrijspraak bepleit. Daartoe is het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft ontkend bij de woningval betrokken te zijn geweest. Verdachte kan niet verklaren hoe de aan hem te relateren sporen op de in de nabijheid van de woning aangetroffen pantykousjes terecht kunnen zijn gekomen. Volgens de raadsman kan op basis van de verschillende onderzoeken van het Nederlands Forensisch Instituut niet worden geconcludeerd dat het scenario dat de verdachte de pantykousjes over zijn hoofd heeft gedragen en in de woning is geweest het enig mogelijke scenario is. Volgens de raadsman zijn er alternatieve scenario’s die kunnen verklaren hoe het aan de verdachte te relateren sporenmateriaal op de pantykousjes is terechtgekomen. De raadsman heeft gesteld dat een mogelijk alternatief scenario kan zijn dat de verdachte met de pantykousjes in aanraking is gekomen tijdens een ‘vrijpartij’ met een meisje dat de betreffende pantykousjes droeg en dat de aanwijzingen voor speeksel die zijn gevonden kunnen worden verklaard doordat de verdachte haar benen heeft gekust. Een ander mogelijk alternatief scenario zou, aldus de raadsman, kunnen zijn dat de verdachte de pantykousjes bij een andere woningoverval of thuis om te oefenen over zijn hoofd heeft gedragen, waarna deze pantykousjes op 27 september 2011 bij de woningoverval te Stramproy door één van de daders, niet zijnde de verdachte, zijn gebruikt of door de daders bewust zijn achtergelaten teneinde de verdachte te belasten.
Voorts heeft de raadsman betoogd dat ook op grond van de verklaringen van de slachtoffers dat de daders met een bepaald Limburgs en/of buitenlands/Arabisch/Marokkaans accent spraken, niet kan worden geconcludeerd dat verdachte bij de woningoverval betrokken is geweest.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek is het navolgende gebleken.
i.
Op 27 september 2010 heeft tussen 00.00 uur en 00.30 uur een woningoverval plaatsgevonden aan [straatnaam A + huisnummer] te Stramproy. De slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn omstreeks 00.00 uur met de bestelauto thuis gekomen, hebben de poort geopend, zijn de oprit opgereden, hebben de poort weer gesloten en hebben hun voertuig bij de garage bij de woning geparkeerd. Nadat zij waren uitgestapt, zijn zij overvallen door drie personen. Deze drie mannen droegen een bivakmuts over hun hoofd. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat één van de overvallers een bivakmuts ‘met daaronder nog iets van een panty’ droeg. Zij heeft verklaard dat zij deze persoon in de ogen keek en dat zij toen heeft gezien dat er iets van een panty onder de gaten van de bivakmuts uit kwam. Eén of meer van de overvallers zijn met de auto van de slachtoffers vertrokken nadat [slachtoffer 2] met de afstandbediening de poort had geopend.
ii.
Door de politie is een onderzoek ingesteld op de plaats delict. Daaruit is het volgende gebleken.
Het perceel waarop de woning aan [straatnaam A + huisnummer] te Stramproy is gelegen was geheel omheind middels een hekwerk.
Door speurhondengeleider [verbalisant 1] is op 27 september 2010 ter plaatse met een politie-speurhond onderzoek verricht. [verbalisant 1] zag dat dauw was neergeslagen op de bovenste metalen buis van het hekwerk en de poort. [verbalisant 1] zag dat rechts naast de poort, in de dauw op de bovenste metalen buis van het hekwerk, een aftekening van vermoedelijk drie vingers van een persoon stond. Gezien vorenstaande bestond de mogelijkheid dat één van de verdachten van de overval aldaar over het hekwerk was geklommen. [verbalisant 1] heeft omstreeks 03.10 uur het onderzoek met de speurhond hier aangevangen, op het gras bij het hekwerk, aan de rijbaanzijde.
[verbalisant 1] heeft de speurhond op deze plaats in het gras vrij laten zoeken naar een mogelijk geurspoor van de verdachten, alsmede naar eventueel door de verdachten aldaar achtergelaten, aan het gepleegde misdrijf gerelateerde voorwerpen waaraan menselijke geur kleeft. [verbalisant 1] zag dat de speurhond nabij het hekwerk in het gras kennelijk een menselijk geurspoor waarnam en dit spoor volgde. [verbalisant 1] zag dat de speurhond, na een spoor te hebben gevolgd, tegen de linkerberm van [straatnaam A], tegen het kruisingsvlak van de T-kruising van [straatnaam A] met [straatnaam C], een zwart op een sok gelijkend voorwerp, waaraan kennelijk menselijke geur kleefde, vond. Bij later onderzoek is gebleken dat dit voorwerp een zwart pantykousje betrof. [verbalisant 1] heeft vastgesteld dat het door de speurhond gevolgde menselijke geurspoor een geschatte lengte had van ongeveer 80 meter. [verbalisant 1] zag dat de speurhond vervolgens vanaf de plaats waar het pantykousje was gevonden een spoor volgde over [straatnaam C] over een afstand van ongeveer 100 meter. [verbalisant 1] zag dat de speurhond aan het einde van dit geurspoor op de wegverharding van [straatnaam C], tegen de linkerberm, wederom een zwart op een sok gelijkend voorwerp, waaraan kennelijk menselijke geur kleefde, vond. Bij later onderzoek is gebleken dat ook dit voorwerp een zwart pantykousje betrof. [verbalisant 1] zag dat dit pantykousje soortgelijk was aan het eerder door de speurhond gevonden pantykousje. [verbalisant 1] zag vervolgens aan de gedragingen van de speurhond dat het door de hond gevolgde menselijke geurspoor eindigde op de wegverharding van [straatnaam C], nabij de plaats waar de hond het tweede pantykousje had gevonden. [verbalisant 1] zag dat ter hoogte van de plaats waar het menselijke geurspoor voor de hond eindigde in de linkerberm van [straatnaam C] een rijspoor c.q. bandenspoor van vermoedelijk een voertuig zichtbaar was dat in en weer uit de berm liep.
De pantykousjes zijn veiliggesteld ten behoeve van nader forensisch onderzoek. Het op de kruising van [straatnaam A] met [straatnaam C] veiliggestelde pantykousje is gewaarmerkt met Spoor Identificatie Nummer (SIN) AABA0039NL. Dit pantykousje werd omstreeks 03.20 uur veiliggesteld. Het op de rijbaan van [straatnaam C] veiliggestelde pantykousje is gewaarmerkt met het Spoor Identificatie Nummer (SIN) AABA0040NL. Dit pantykousje werd omstreeks 03.25 uur veiliggesteld. Beide pantykousjes waren ten tijde van het veiligstellen droog.
iii.
Het pantykousje met nummer AABA0039NL en het pantykousje met nummer AABA0040NL zijn door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderzocht op de aanwezigheid van biologische contactsporen, haren en speeksel. Daarbij zijn op beide pantykousjes meerdere aan de verdachte te relateren sporen aangetroffen.
Pantykousjes AABA0039NL:
a. Biologische contactsporen
Op het pantykousje met nummer AABA0039NL is op twee locaties op het pantykousje celmateriaal aangetroffen met een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen, waarvan het DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van de verdachte, te weten op de buitenzijde aan de zijde van de instap-opening (AABA0039NL#01) en op de binnenzijde aan de zijde van de instap-opening (AABA0039NL#02). In deze bemonsteringen is een relatief grote hoeveelheid celmateriaal aangetroffen. Voorts is op de buitenzijde op het middenstuk celmateriaal aangetroffen met een DNA-mengprofiel dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte en minimaal één ander persoon (AABA0039NL#05).
b. Haren
Op het pantykousje met nummer AABA0039NL zijn zes humane haren aangetroffen, waarvan twee haren zijn geclassificeerd als hoofdharen en vier haren als ‘overige lichaamsharen’ (AACC8618NL). Eén hoofdhaar is aangetroffen op de buitenzijde van het pantykousje (AAC8618NL#03) en één hoofdhaar is aangetroffen op de binnenzijde van het pantykousje (AAC8618NL#04). Uit een vergelijkend morfologisch haaronderzoek is gebleken dat deze hoofdharen morfologische overeenkomsten vertonen met het referentiemonster hoofdhaar van de verdachte.
Voorts is op grond van een mitochondriaal DNA-onderzoek (mtDNA) vastgesteld dat het mtDNA-profiel van één hoofdhaar (AAC8618NL#04) matcht met het mtDNA-profiel van de verdachte, hetgeen betekent dat dit haarspoor afkomstig kan zijn van de verdachte. Ten aanzien van de andere hoofdhaar (AAC8618NL#03) en twee ‘overige lichaamsharen’ (AAC8618NL#01 en AAC8618NL#02) kan op basis van het resultaat van het mtDNA-onderzoek de verdachte niet worden uitgesloten als donor van deze haarsporen.
c. Speeksel
Het pantykousje met nummer AABA0039NL is onderzocht op de aanwezigheid van speeksel. Hierbij zijn geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van speeksel.
Pantykousje AABA0040NL:
a. Biologische contactsporen
Op het pantykousje met nummer AABA0040NL is op twee locaties op het pantykousje celmateriaal aangetroffen met een DNA-mengprofiel waarvan het DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van de verdachte, te weten op de buitenzijde aan de zijde van de instap-opening (AABA0040NL#01) en op de binnenzijde aan de zijde van de instap-opening (AABA0040NL#02). In de DNA-profielen zijn additionele, zwak aanwezige DNA-kenmerken zichtbaar die kunnen duiden op de aanwezigheid van een relatief zeer geringe hoeveelheid celmateriaal van minimaal één (AABA0040NL#02) of minimaal twee (AABA0040#01) andere personen. Ook op de buitenzijde op het middenstuk van dit pantykousje is celmateriaal aangetroffen waarvan het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van de verdachte (AABA0040NL#05). In deze drie bemonsteringen is een relatief grote hoeveelheid celmateriaal aangetroffen die afkomstig kan zijn van de verdachte.
b. Haren
Op het pantykousje met nummer AABA0040NL zijn vier humane haren aangetroffen, waarvan drie haren zijn geclassificeerd als hoofdharen en één haar als ‘overige lichaamshaar’ (AACC8619NL). Twee hoofdharen zijn aangetroffen op de buitenzijde van het pantykousje (AAC8619NL#01 en AAC8619NL#02) en één hoofdhaar is aangetroffen op de binnenzijde van het pantykousje (AAC8619NL#03). Uit een vergelijkend morfologisch haaronderzoek is gebleken dat deze hoofdharen morfologische overeenkomsten vertonen met het referentiemonster hoofdhaar van de verdachte.
Van de hoofdhaar met nummer AAC8619NL#03 is een autosomaal DNA-profiel verkregen, welk DNA-profiel matcht met het autosomale DNA-profiel van de verdachte. Voorts is op grond van een mitochondriaal DNA-onderzoek (mtDNA) vastgesteld dat het mtDNA-profiel van hoofdhaar met nummer AAC8619NL#02 matcht met het mtDNA-profiel van de verdachte, hetgeen betekent dat deze haar afkomstig kan zijn van de verdachte. Ten aanzien van hoofdhaar met nummer AAC8619NL#01 kan op basis van het resultaat van het mtDNA-onderzoek de verdachte niet worden uitgesloten als donor van dit haarspoor.
c. Speeksel
Het pantykousje met nummer AABA0040NL is onderzocht op de aanwezigheid van speeksel. Daarbij zijn op meerdere plaatsen op het pantykousje aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van speeksel. Dit betreft een relatief grote locatie nabij de instap-opening van het pantykousje (AABA0040NL#08) en een daar deels mee overlappende locatie met vlekken en schilfers aan de binnenzijde van het pantykousje (AABA0040NL#07). Daarnaast is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van speeksel op een relatief kleinere locatie op het middenstuk van het pantykousje (bemonstering AABA0040NL#09).
De NFI-deskundige L.H.J. Aarts heeft op de terechtzitting van het hof in toelichting op het NFI rapport d.d. 21 november 2012 verklaard dat het aangetroffen beeld, dat wil zeggen de locatie en de vorm van sporen waarvan aanwijzingen zijn verkregen voor de aanwezigheid van speeksel, past bij een situatie waarin het pantykousje over het hoofd is gedragen, waarbij de mond van de drager zich bij de grote locatie nabij de instap-opening van het pantykousje heeft bevonden en de neus van drager bij de kleine locatie op het middenstuk van het pantykousje.
Uit een DNA-onderzoek van de bemonsteringen AABA0040NL#07 en AABA0040NL#08 is gebleken dat het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van de verdachte. In deze bemonsteringen zijn geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van speeksel en/of celmateriaal van een andere persoon. Uit een DNA-onderzoek van de bemonstering met nummer AABA0040NL#09 is een onvolledig DNA-mengprofiel verkregen van minimaal twee personen, waarbij de verdachte niet kan worden uitgesloten als celdonor. Verdachte kan één van de (minimaal twee) donoren zijn van het speeksel en/of celmateriaal in deze bemonstering.
iv
In hoger beroep zijn door de verdediging meerdere scenario’s geformuleerd die de aanwezigheid van de op de pantykousjes aangetroffen en aan de verdachte te relateren sporen zouden kunnen verklaren, welke zijn onderverdeeld in een direct intensief contact (2a), een direct niet-intensief (kortdurend) contact (2b), een indirect intensief contact (2c) en een indirect niet-intensief (kortdurend) contact (2d).
Aan de NFI-deskundige L.H.J. Aarts is verzocht zich aan de hand van de bevindingen van het forensisch onderzoek uit te laten over de vraag bij welke van de hypothesen (de hypothese van het openbaar ministerie dat het/de pantykousje(s) wel door de verdachte over zijn hoofd zijn gedragen tegenover de hypothese van de verdediging dat het/de pantykousje(s) niet door de verdachte over zijn hoofd zijn gedragen, maar de aan de verdachte te relateren sporen op een andere wijze zijn overgebracht, zoals vervat in de door de verdediging onder 2a tot en met 2d omschreven scenario’s) de verkregen onderzoeksresultaten het meest waarschijnlijk zijn.
De NFI-deskundige L.H.J. Aarts heeft met betrekking tot de vraag welke onderzoeksresultaten worden verwacht indien de verdachte de pantykousjes over zijn hoofd heeft gedragen het volgende gerapporteerd:
Speeksel
Wanneer bij het over het hoofd dragen van een pantykous gedurende enige tijd (i.c. meerdere minuten) over de mond (en/of neus) wordt gedragen, is het zeer waarschijnlijk dat er ter hoogte van een plaats waar de mond (en/of neus) is gesitueerd (i.c. nabij de ‘instap-opening’), aanwijzingen worden gevonden voor de aanwezigheid van speeksel.
Biologische contactsporen
Om de pantykous over het hoofd te kunnen krijgen (bij aan- en uittrekken) en bij het dragen van de pantykous over het hoofd, vindt intensief contact plaats tussen handen en hoofdhuid van de drager. Hierbij is het zeer waarschijnlijk dat er een relatief grote hoeveelheid celmateriaal […] van de drager wordt aangetroffen op de pantykous.
Haren
Vanwege de elasticiteit van het textiele materiaal en de veronderstelde nauwe sluiting om het hoofd van de drager, is het zeer waarschijnlijk dat er (indien aanwezig) meerdere hoofd- en/of lichaamsharen van de drager [van] de pantykous worden aangetroffen op de pantykous.
Voorts heeft de NFI-deskundige L.H.J. Aarts het volgende opgemerkt:
“Uit de verkregen informatie is opgemaakt dat de pantykousen AABA0039NL en AABA0040NL mogelijk door de dader(s) over het hoofd is (zijn) gedragen ten tijde van het delict. Indien de aanname kan worden gemaakt dat de dader(s) daadwerkelijk de pantykousen over het hoofd heeft (hebben) gedragen ten tijde van het delict, dan volgt hieruit dat er diverse biologische sporen van deze persoon (personen) op de pantykous worden verwacht […].”
De NFI-deskundige L.H.J. Aarts heeft met betrekking tot de voorgelegde hypothesen het volgende gerapporteerd:
“Voor de evaluatie van de verkregen onderzoeksresultaten wordt aangenomen dat de bemonsteringen van de pantykous daadwerkelijk celmateriaal en haren van de verdachte […] bevatten. […]
Pantykous AABA0039NL
- Op de pantykous zijn geen speekselsporen aangetroffen.
- Op de binnen- en buitenzijde van het ‘onderstuk’ (hof: zijde instap-opening) van de pantykous is een relatief grote hoeveelheid celmateriaal (biologische contactsporen) aangetroffen van de verdachte […]. Tevens is op de buitenzijde van het ‘middenstuk’ een relatief geringe hoeveelheid celmateriaal aangetroffen van de verdachte […].
- Op de pantykous zijn twee hoofdharen en twee lichaamsharen aangetroffen die afkomstig kunnen zijn van [de verdachte].
Bovenstaande bevindingen zijn waarschijnlijker wanneer [de verdachte] de pantykous AABA0039NL over het hoofd heeft gedragen dan wanneer het celmateriaal van [de verdachte] op een onder hypothesen 2a en 2c (intensief contact, direct of indirect) beschreven wijze op de pantykous terecht is gekomen.
Bovenstaande bevindingen zijn veel waarschijnlijker wanneer [de verdachte] de pantykous AABA0039NL over het hoofd heeft gedragen dan wanneer het celmateriaal van [de verdachte] op een onder hypothesen 2b en 2d (niet-intensief contact, direct of indirect) beschreven wijze op de pantykous terecht is gekomen.
NB. Op de pantykous AABA0039NL is geen relatief grote hoeveelheid celmateriaal aangetroffen van een tweede persoon […].
Pantykous AABA0040NL
Op de pantykous zijn op twee plaatsen waar zich de mond van de drager van de pantykous kan bevinden – wanneer deze over hoofd gedragen wordt – speekselsporen aangetroffen die afkomstig zijn van de verdachte […]. Tevens is op een plaats waar zich de neus van de drager kan bevinden een speekselspoor gevonden dat (mede) afkomstig is van de verdachte […].
Op de binnen- en buitenzijde van het ‘onderstuk’ (hof: zijde instap-opening) en op de ‘buitenzijde’ van het middenstuk van de pantykous is een relatief grote hoeveelheid celmateriaal (biologische contactsporen) aangetroffen van de verdachte […]. Tevens is op andere plaatsen op de pantykous een relatief geringe hoeveelheid celmateriaal aangetroffen van de verdachte […]. Op de pantykous is geen relatief grote hoeveelheid celmateriaal aangetroffen van een andere persoon.
Op de pantykous zijn drie hoofdharen aangetroffen die afkomstig kunnen zijn van [de verdachte].
Bovenstaande bevindingen zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer [de verdachte] de pantykous AABA0040NL over het hoofd heeft gedragen […] dan wanneer het celmateriaal van [de verdachte] op een onder hypothesen 2a tot en met 2d beschreven wijze op de pantykous terecht is gekomen.
NB. Op de pantykous AABA0040NL is geen relatief grote hoeveelheid celmateriaal aangetroffen van een tweede persoon. […]”
Door de raadsman is op de terechtzitting van het hof d.d. 5 december 2012 nog als mogelijk alternatief scenario naar voren gebracht dat de pantykousjes niet door de verdachte over zijn hoofd zijn gedragen, maar dat de op de pantykousjes aangetroffen aan de verdachte te relateren sporen zijn overgebracht tijdens een ‘vrijpartij’ met een meisje dat de betreffende pantykousjes droeg, waarbij de verdachte haar benen (terwijl zij de pantykousjes droeg) heeft gekust.
De NFI-deskundige L.H.J. Aarts heeft met betrekking tot dit scenario verklaard dat het de aanwezigheid van speeksel op het pantykousje AABA0040NL zou kunnen verklaren, doch dat als het pantykousje door een ander dan de verdachte is gedragen, het de verwachting is dat bij de onderzoeken een sterke aanwijzing voor de aanwezigheid van celmateriaal van die andere persoon zou worden gevonden. Aarts heeft verklaard dat in het onderhavige geval geen sterke aanwijzingen zijn verkregen dat het pantykousje door een ander persoon is gedragen. Aarts heeft geconcludeerd dat de resultaten van de onderzoeken waarschijnlijker zijn (zonder zich, bij gebreke van op dit scenario toegespitst nader onderzoek, daarbij uit te laten over de mate van waarschijnlijkheid) wanneer het pantykousje door de verdachte over zijn hoofd is gedragen dan wanneer de aangetroffen sporen zijn overgebracht tijdens een ‘vrijpartij’ waarbij de verdachte de benen en/of voeten van het meisje heeft gekust. Aarts heeft verklaard dat hij bij die conclusie in het bijzonder in aanmerking heeft genomen dat op de pantykousjes haren en op verschillende locaties biologische contactsporen zijn aangetroffen, die kunnen worden gerelateerd aan de verdachte, terwijl geen sterke aanwijzingen zijn verkregen voor de aanwezigheid van celmateriaal van een ander persoon.
Voorts is door de raadsman op de terechtzitting van het hof d.d. 5 december 2012 nog als mogelijk scenario naar voren gebracht dat de verdachte de pantykousjes bij een andere overval of thuis om te oefenen over zijn hoofd heeft gedragen, waarna deze pantykousjes op 27 september 2011 bij de woningoverval te Stramproy door één van de daders, niet zijnde de verdachte, zijn gebruikt.
De NFI-deskundige L.H.J. Aarts heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat als de pantykousjes bij de woningoverval door een ander persoon over het hof zouden zijn gedragen, het de verwachting is dat een vergelijkbaar sporenbeeld van die andere persoon zou worden gevonden als in het onderhavige geval, dat wil zeggen speeksel, haren en celmateriaal van die persoon. Een dergelijk sporenbeeld is echter niet aangetroffen.
Het hof merkt nog op dat dit scenario weliswaar door de raadsman is geschetst, maar dat de verdachte dienaangaande niets heeft verklaard.
v.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of op grond van de resultaten van het onderzoek wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte één van de daders van de overval is geweest. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend.
Uit de verklaring van [slachtoffer 2] blijkt dat één van de overvallers ‘iets van een panty’ onder zijn bivakmuts droeg. Op het hekwerk om de woning wordt een aftekening van drie vingers in de dauw waargenomen welke aftekening, gelet op de omstandigheid dat de poort was gesloten, kennelijk afkomstig was van één van de overvallers. Na het volgen van een geurspoor vanaf die locatie worden in de nabije omgeving van de woning twee pantykousjes aangetroffen.
Door de NFI-deskundige Aarts is opgemerkt dat wanneer een pantykousje over het hoofd wordt gedragen, het zeer waarschijnlijk is dat er ter hoogte van de plaats waar de mond (en/of neus) is gesitueerd (i.c. nabij de instap-opening), aanwijzingen worden gevonden voor de aanwezigheid van speeksel. Om het pantykousje over het hoofd te kunnen krijgen (bij aan- en uittrekken) en bij het dragen van het pantykousje over het hoofd, vindt intensief contact plaats tussen handen en hoofdhuid van de drager en het pantykousje. Hierbij is het zeer waarschijnlijk dat er een relatief grote hoeveelheid celmateriaal van de drager wordt aangetroffen op het pantykousje. Ook is het zeer waarschijnlijk dat er (indien aanwezig) haren van de drager van het pantykousje worden aangetroffen op het pantykousje.
Op het pantykousje met nummer AABA0040NL is aan de zijde van de instapopening op de binnen- en buitenzijde alsmede op de buitenzijde van het middenstuk een relatief grote hoeveelheid celmateriaal aangetroffen waarvan het DNA-(hoofd)profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte. Voorts zijn op dit pantykousje aanwijzingen voor speeksel aangetroffen. De vorm en de plaats waar het speeksel is aangetroffen past bij de situatie waarin het pantykousje over het hoofd is gedragen. Van twee locaties met aanwijzingen voor speeksel, te weten de locatie nabij de instap-opening en de daar deels mee overlappende locatie met vlekken en schilfers, is speeksel en/of celmateriaal aangetroffen waarvan het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van de verdachte. In deze bemonsteringen zijn geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van speeksel en/of celmateriaal van een andere persoon. Ook zijn er hoofdharen op het pantykousje aangetroffen. Van één hoofdhaar kon een autosomaal DNA-profiel worden verkregen; ook dit profiel matcht met het DNA-profiel van de verdachte.
Mede gelet op dit op het pantykousje met nummer AABA0040NL aangetroffen sporenbeeld en in aanmerking genomen dat, volgens de NFI-deskundige L.H.J. Aarts, indien het pantykousje door een ander dan de verdachte is gedragen, het de verwachting is dat sterke aanwijzingen voor de aanwezigheid van celmateriaal van die andere persoon zou worden gevonden, welke aanwijzingen niet zijn verkregen, acht het hof bewezen dat de verdachte het pantykousje over zijn hoofd heeft gedragen en één van de overvallers is geweest.
Een alternatieve wijze van overdracht van sporen op het pantykousje door de verdachte (dat wil zeggen anders dan door het over het hoofd dragen van het pantykousje) is, gelet op de hiervoor onder punt iii. en punt iv. weergegeven bevindingen en conclusies van de deskundigen van het NFI, niet aannemelijk geworden.
Ook het door de verdediging gestelde alternatief scenario dat het mogelijk is dat de verdachte de pantykousjes bij een andere woningoverval of thuis om te oefenen over zijn hoofd heeft gedragen, waarna deze pantykousjes op 27 september 2011 bij de woningoverval te Stramproy door één van de daders, niet zijnde de verdachte, zijn gebruikt of door de daders bewust zijn achtergelaten teneinde de verdachte te belasten, is, bij ontbreken van enige onderbouwing van de zijde van de verdediging, evenmin aannemelijk geworden. Het hof merkt daarbij op dat er door de NFI-deskundige Aarts op is gewezen dat bij het dragen van het pantykousje over het hoofd sporen van de drager kunnen worden verwacht. Bij het onderhavige onderzoek zijn sporen van de verdachte aangetroffen. Bovendien heeft de verdachte zelf niets verklaard over het bij enige gelegenheid dragen van (één van) de pantykousjes over zijn hoofd.
Mitsdien acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 04-801334-10 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hiervoor bewezen verklaard.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 04-801334-10 onder 3 bewezen verklaarde:
Uit de verklaring van aangever [slachtoffer 4] dat alle vier jongens hebben gezegd dat hij klappen zou krijgen, leidt het hof af dat ook de verdachte deze uitlating heeft gedaan en dat de verdachte zich derhalve heeft schuldig gemaakt aan diefstal gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4].
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 04-801334-10 onder 4 bewezen verklaarde:
Op grond van de hiervoor bedoelde bewijsmiddelen stelt het hof het volgende vast:
- Op 23 augustus 2009 is tussen 14.45 en 15.15 uur op [straatnaam D] te Weert een bromfiets, merk Masai, kenteken [kenteken], met rode kleuren op het frame, weggenomen.
- Aangever [slachtoffer 5] heeft op het politiebureau te Weert melding gemaakt van de diefstal van deze bromfiets. Hierop zijn de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op zoek gegaan naar de betreffende bromfiets.
- Omstreeks 15.45 uur zagen de verbalisanten een kleine rode bromfiets rijden met daarop twee jongens gezeten. De verbalisanten zagen dat het kenteken van de bromfiets aan beide zijkanten naar binnen was gebogen, waardoor het kenteken niet leesbaar was.
- Verbalisant [verbalisant 2] herkende de bestuurder van de bromfiets als de hem ambtshalve bekende [verdachte], zijnde de verdachte, en de bijrijder als de hem ambtshalve bekende [betrokkene].
- Verbalisant [verbalisant 3] heeft meerdere malen geroepen: “Stop, politie, stoppen”. Hieraan werd door de verdachte geen gevolg gegeven. De verbalisanten zijn de bromfiets gevolgd, tot het moment dat de bromfiets een fietspad opreed en de verbalisanten de achtervolging niet konden voortzetten.
- De verbalisanten zijn vervolgens naar het bij verbalisant [verbalisant 2] bekende verblijfadres van de verdachte gereden, maar troffen de verdachte daar niet aan. Daarna zijn de verbalisanten naar het bij verbalisant [verbalisant 2] bekende woonadres van [betrokkene] aan [straatnaam E + huisnummer] te Weert gereden.
- Omstreeks 16.05 uur arriveerden de verbalisanten op dit adres.
- In het steegje, nabij de deur die toegang gaf tot de achtertuin van de woning gelegen aan [straatnaam E + huisnummer], zagen de verbalisanten een rode bromfiets. De verbalisanten herkenden deze bromfiets als zijnde de bromfiets, die zij daarvoor zagen rijden met daarop de verdachte en [betrokkene]. De verbalisanten zagen dat het kenteken van de bromfiets [kenteken] was en dat het merk van de bromfiets ‘Masai’ was.
Uit de omstandigheid dat verdachte kort na de diefstal van de bromfiets de bestuurder van de bromfiets was en verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het bezit van de gestolen bromfiets, leidt het hof af dat verdachte degene is geweest die de bromfiets op [straatnaam D] te Weert heeft weggenomen.
Mitsdien acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 04-801334-10 onder 4 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hiervoor bewezen verklaard.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 04-816052-11 onder 2 bewezen verklaarde:
Op 19 april 2010 zijn tijdens een onderzoek in de ouderlijke woning van de verdachte op het adres Zuiderstraat 74 te Weert in een openstaande kartonnen doos op de slaapkamer van de verdachte een Nederlands rijbewijs, een ING bankpas en een Nederlands paspoort ten name van [slachtoffer 6] aangetroffen.
Op 19 oktober 2009 was door [slachtoffer 6] aangifte gedaan ter zake van diefstal van genoemde documenten, gepleegd op 18 oktober 2009.
De verdachte heeft geen verklaring gegeven voor het voorhanden hebben van meerdere documenten ten name van een ander.
Uit de omstandigheid dat dergelijke documenten ten name van een ander geen reguliere handelswaar vormen en de verdachte geen aannemelijke verklaring gegeven voor het voorhanden hebben van meerdere documenten ten name van een ander, leidt het hof af dat verdachte ten tijde van het verkrijgen van deze documenten minstgenomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Mitsdien acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 04-816052-11 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hiervoor bewezen verklaard.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Parketnummer 04-801334-10:
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op de voortgezette handeling van:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door twee of meer verenigde personen.
en
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal.
Parketnummer 04-816052-11:
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Opzetheling.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Voorts heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een nachtelijke gewapende overval. Verdachte en zijn mededaders zijn naar de woning gegaan alwaar zij de slachtoffers hebben opgewacht. Toen de slachtoffers – een moeder en haar dochter – thuis kwamen, zijn zij door drie personen, waaronder verdachte, overvallen. Verdachte en zijn mededaders droegen bivakmutsen. De dochter kreeg een stoot tegen haar gezicht en een mes tegen haar keel. Blijkens de zich in het dossier bevindende foto’s was nadien de afdruk van het mes op de keel van het slachtoffer nog zichtbaar. De moeder is gewelddadig geduwd en vastgebonden. Beide slachtoffers zijn door één van de daders bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Gedurende de overval hebben de daders (doods)bedreigingen geuit die, in combinatie met de bedreiging met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp en met een mes, de slachtoffers in doodsangst hebben doen verkeren. De slachtoffers zijn gedwongen om hun telefoon af te geven. Voorts hebben verdachte en zijn mededaders een tas, sleutels, een kluis en een auto meegenomen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van feiten als het onderhavige ook lange tijd na de gebeurtenissen nog kampen met gevoelens van angst en onveiligheid. Dit geldt te meer nu de slachtoffers in hun eigen woning zijn overvallen. Voorts leiden feiten als het onderhavige tot maatschappelijke onrust. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij zich kennelijk slechts heeft laten leiden door eigen financieel gewin en zich niet heeft bekommerd om het welzijn en de gevoelens van de slachtoffers.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal gevolgd door bedreiging met geweld van een GSM, gepleegd op de openbare weg. Ook hieruit blijkt dat verdachte zich niet lijkt te bekommeren om de gevoelens van anderen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een bromfiets, opzetheling van documenten, het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne en het voorhanden hebben van een alarmpistool.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 8 mei 2012 is verdachte eerder veroordeeld ter zake van (kort gezegd) een straatroof. Daarbij is aan verdachte een voorwaardelijke straf opgelegd. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden om de onderhavige feiten te plegen.
Gelet op al het voorgaande kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor aanzienlijke duur met zich brengt. Oplegging van een gevangenisstraf voor de duur gelijk aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, zoals door de verdediging is verzocht, doet geen recht aan de ernst van met name de bewezen verklaarde overval.
Eén en ander in aanmerking genomen acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden passend en geboden.
Het hof is van oordeel dat met deze straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking wordt gebracht, zodat de advocaat-generaal in zijn vordering niet zal worden gevolgd.
Beslag
Verdovende middelen
De hierna volledig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven verdovende middelen, met betrekking tot welke het in de zaak met parketnummer 04 801334-10 onder 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Geldbedrag
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat onvoldoende grond aanwezig is om het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van in totaal € 280,00 verbeurd te verklaren. Het hof acht de enkele omstandigheid dat het geldbedrag samen met de zakjes cocaïne is aangetroffen onvoldoende om te concluderen dat sprake is van een samenhang tussen deze cocaïne en het geldbedrag.
Mitsdien zal van dit geldbedrag de teruggave aan verdachte worden gelast.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vordering d.d. 22 maart 2011 heeft de officier van justitie in het arrondissement te Roermond de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de kinderrechter te Roermond van 30 juni 2008 onder parketnummer 04-850254-08 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 1 maand.
Gelet op de duur van de door het hof in de onderhavige zaak op te leggen gevangenisstraf, acht het hof het niet opportuun om daarnaast de tenuitvoerlegging van voornoemde voorwaardelijke straf te gelasten. Mitsdien zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14g, 14h, 14i, 14j, 27, 56, 57, 63, 310, 312, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 04-801334-10 onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 04-816052-11 onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
- nr. 3: zak verdovende middelen (sealtjes met op verdovende middelen gelijkende substantie);
- nr. 15: 0,75 gram cocaïne (SIN AACL5158NL);
- nr. 16: 0,68 gram cocaïne (SIN AACL5157NL);
- nr. 17: 2,15 gram cocaïne (NFI 495.052);
- nr. 18: 0,69 gram cocaïne (SIN AACL5156NL);
- nr. 19: 0,39 gram cocaïne (SIN AACL5155NL);
- nr. 20: 0,37 gram cocaïne (SIN AACL5154NL);
- nr. 21: 1,85 gram cocaïne (NFI 495.053);
- nr. 22: 0,34 gram cocaïne (SIN AACL5153NL);
- nr. 23: 0,38 gram cocaïne (SIN AACL5239NL);
- nr. 24: 0,39 gram cocaïne (SIN AACL5240NL);
- nr. 25: 5,77 gram cocaïne (NFI 495.054).
Gelast de teruggave aan verdachte van h in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedrag, te weten van een geldbedrag van in totaal € 280,00 (bestaande uit 4 bankbiljetten van 50 en 4 bankbiljetten van 20).
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Roermond van 22 maart 2011, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter te Roermond van 30 juni 2008, parketnummer 04-850254-08, voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 1 maand.
Aldus gewezen door
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans, voorzitter,
mr. J. Buhrs-Platschorre en mr. F.P.E. Wiemans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. F. Gerritsen, griffier,
en op 19 december 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J. Buhrs-Platschorre is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.