GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.101.568/01
arrest van 18 december 2012
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. K.G.A.P. Boemaars,
Enexis B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. B. Sommen,
op het bij exploot van dagvaarding van 26 januari 2012 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Breda gewezen vonnis van 14 december 2011 tussen appellant – [appellant] – als gedaagde en geïntimeerde – Enexis – als eiseres.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 233299/HA ZA 11-603)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het vonnis van 1 juni 2011.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven met producties heeft [appellant] vier grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot afwijzing van de vorderingen.
2.2. Bij memorie van antwoord met producties heeft Enexis de grieven bestreden.
2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
i. Op 19 januari 2009 is in een woonwagen aan de [straatnaam] [huisnummer] te [woonplaats] een in gebruik zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
ii. [appellant] is (onder)huurder van de twee kamers in het achterste gedeelte van de woonwagen.
iii. [appellant] is bij onherroepelijk vonnis veroordeeld voor het aanwezig hebben van hennepplanten in de woonwagen gedurende de periode van 1 november 2008 tot en met 19 januari 2009.
iv. In de meterkast van de woonwagen is een illegale aftakking op de aansluitkabel vóór de kWh-meter gemaakt, waardoor de ten behoeve van de hennepkwekerij afgenomen elektriciteit niet op de teller van de kWh-meter werd geregistreerd.
4.2. Enexis stelt in deze procedure dat [appellant] jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld door handelingen te verrichten tengevolge waarvan de afgenomen elektriciteit niet meer van de daartoe gemonteerde kWh-meter kan worden afgelezen en door derden de gelegenheid te bieden om met de elektriciteitsaansluiting te frauderen. Enexis stelt daartoe schade te hebben geleden die [appellant] moet vergoeden.
4.3. De rechtbank heeft in de bestreden uitspraak geoordeeld dat [appellant] jegens Enexis heeft gehandeld in strijd met wat volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, dat [appellant] schuld heeft aan dit handelen, dat het hem derhalve kan worden toegerekend en dat hij aldus verplicht is de schade die Enexis hierdoor heeft geleden te vergoeden. De rechtbank heeft [appellant] veroordeeld om de schade ter zake de illegaal afgenomen elektriciteit ad € 7.398,83 te vergoeden alsook de bijkomende kosten ter zake (het ongedaan maken van) de illegale aansluiting en de administratieve afhandeling ad € 439,60. Ten slotte heeft de rechtbank [appellant] veroordeeld in de kosten van de procedure.
4.4. [appellant] is het met deze uitspraak niet eens en is tijdig in hoger beroep gekomen.
4.5. Grief I
4.5.1. Met zijn eerste grief komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat hij wist of had moeten weten dat op illegale wijze ten behoeve van de hennepkwekerij elektriciteit van het netwerk werd afgenomen en dat de netbeheerder daardoor werd benadeeld.
4.5.2. [appellant] stelt dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, het geen feit van algemene bekendheid is dat elektriciteit die noodzakelijk is voor het gebruik van de elektrische apparatuur in een hennepkwekerij in vrijwel alle gevallen wordt betrokken via een illegale aansluiting en niet wordt betaald aan de leverancier ervan. Hij wijst erop dat er in de jurisprudentie gevallen bekend zijn waarbij de stroom via de meter van de leverancier liep. [appellant] ontkent te hebben geweten dat illegaal stroom werd afgetapt. De elektrische installatie is door een ander aangelegd en hij heeft zich daar nooit mee bemoeid. De rechtbank had daarom niet mogen aannemen dat hij wist of had moeten weten dat op illegale wijze elektriciteit werd afgenomen, aldus [appellant].
4.5.3. Enexis heeft de grief gemotiveerd bestreden.
4.5.4. Het hof overweegt dienaangaande het volgende. [appellant] bestrijdt in zijn eerste grief het oordeel van de rechtbank dat hem de onrechtmatige daad waardoor Enexis schade heeft geleden, hierna verder aan te duiden als illegale afname van elektriciteit, kan worden toegerekend. Naar het oordeel van het hof slaagt de eerste grief van [appellant] echter niet. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het een feit van algemene bekendheid is dat hennepkwekerijen doorgaans op een wijze die gevaarlijk is en de netbeheerder benadeelt van elektriciteit worden voorzien. Met die wetenschap had [appellant], toen hij een derde vroeg voor hem de elektrische installatie van de hennepkwekerij aan te leggen, zich ervan dienen te vergewissen dat de aansluiting die voor hem in de meterkast was gemaakt ervoor zorgde, dat de elektriciteit die door de hennepkwekerij werd gebruikt door de kWh-meter werd geregistreerd. Door zich daarvan niet te vergewissen, heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat illegale afname van elektriciteit plaatshad. De illegale afname van elektriciteit kan hem als aan zijn schuld te wijten worden toegerekend.
4.6. Grief II
4.6.1. Met zijn tweede grief komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat er sprake is geweest van één voorgaande teelt.
4.6.2. [appellant] stelt dat er geen sprake is geweest van een voorgaande teelt en voert daartoe het volgende aan. Hij heeft de ruimte gehuurd met ingang van 1 oktober 2008, hij heeft er vier à vijf weken over gedaan om de betreffende goederen naar het pand te brengen en hij heeft de voeding en de planten pas in de tweede à derde week van november 2008 gekocht. Dit, in combinatie met de stelling van Enexis dat de gemiddelde kweekduur acht weken is en met het feit dat in de kwekerij planten met volgroeide toppen werden aangetroffen, maakt dat er van een voorgaande teelt geen sprake kan zijn geweest.
Daarnaast kan een eerdere teelt niet worden gebaseerd op de hoeveelheid stof, vervuiling en kalkaanslag op de apparatuur of op de aangetroffen gedroogde hennep, aangezien hij de apparatuur tweedehands heeft aangeschaft en die dus eerder is gebruikt en de gedroogde hennep rotte toppen waren die hij van de planten had verwijderd, aldus [appellant].
4.6.3. Enexis heeft de grief gemotiveerd bestreden.
4.6.4. Het hof overweegt dienaangaande het volgende. Enexis heeft haar stelling dat sprake
is geweest van één voorgaande teelt tijdens de comparitie van partijen bij de rechtbank aan de hand van foto’s als volgt onderbouwd:
a) de op 19 januari 2009 aangetroffen teelt was ongeveer acht weken oud;
b) de aangetroffen hoeveelheid stof op de assimilatielampen duidt op het gebruik van de hennepkwekerij gedurende een langere periode dan de aangetroffen kweek;
c) op de lampenkappen zijn geen vingerafdrukken of vegen in het stof te zien, wat erop duidt dat al het stof zich op de kappen heeft verzameld in deze hennepkwekerij;
d) de verkleuring van de aangetroffen koolstoffilters duidt op het gebruik van het filter gedurende meer dan één kweek;
e) de plekjes onder de ketting waarmee het koolstoffilter is opgehangen zijn wit, wat erop duidt dat de vervuiling van het koolstoffilter in deze hennepkwekerij heeft plaatsgevonden;
f) de aangetroffen hoeveelheid kalk- en algenaanslag in het watervat, kalkaanslag op de waterpomp en vervuiling op de waterslang wijst op een langer gebruik van deze spullen dan de aangetroffen teelt;
g) de aangetroffen gedroogde hennep kan alleen maar afkomstig zijn van een eerdere teelt;
h) de periode van 1 oktober 2008 tot 19 januari 2009 telt 111 dagen. Daarin passen de aangetroffen kweek van 8 weken en één voorgaande kweek, maar het is ook goed mogelijk dat al voorafgaande aan deze periode hennep is gekweekt.
4.6.5. In beginsel dient Enexis de grondslag van haar vordering aan te tonen en dus ook, voor zover nodig, het aantal kweken door [appellant]. Enexis dient in dit verband feiten en omstandigheden te stellen en te bewijzen waaruit de omvang van het werkelijke niet-geregistreerde energieverbruik kan worden geschat. Wanneer – zoals in dit geval – in verband met hennepteelt is geknoeid met de elektriciteitsmeter, kunnen aan dat bewijs evenwel geen hoge eisen worden gesteld. Naar hun aard gaat het hier immers om activiteiten die verheeld worden. De bij de hennepteelt betrokkenen zijn doorgaans geneigd hun aandeel te minimaliseren. Tegelijk creëren deze betrokkenen – indien de hennepkwekerij geëxploiteerd wordt met behulp van illegaal afgenomen en niet geregistreerde elektriciteit – de situatie dat de netbeheerder niet meer kan beschikken over de registratie met behulp van het bij uitstek voor het bewijs van de omvang van de elektriciteitslevering bedoelde meetapparaat. De gevolgen van de bezwaarlijkheid van bewijslevering dienen dan voor risico van die betrokkenen en niet voor die van de netbeheerder te worden gebracht.
In het licht van dit een en ander dient, indien een energieafnemer de door de netbeheerder gestelde feiten en omstandigheden op basis waarvan het werkelijk energieverbruik kan worden geschat betwist, de afnemer daar concrete feiten en gegevens tegenover te stellen waaruit blijkt dat van een andere schatting moet worden uitgegaan. Voldoet een afnemer daaraan niet, dan blijft in situaties waarin is geknoeid met de elektriciteitsmeetapparatuur de omstandigheid dat niet precies kan worden vastgesteld over welke periode is geteeld voor diens rekening en risico.
4.6.6. Tegen deze achtergrond is het hof van oordeel dat [appellant] de door Enexis gestelde feiten en gegevens onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Zo betwist [appellant] onvoldoende gemotiveerd de stellingen van Enexis over hetgeen op 19 januari 2009 in de hennepkwekerij is waargenomen en heeft hij zijn eigen stelling met betrekking tot het overbrengen van de voor de hennepkwekerij benodigde spullen en de aanschaf van de voeding en planten op geen enkele wijze onderbouwd. Dat de vervuiling van de goederen eerder elders bij een door een ander georganiseerde hennepteelt is opgetreden, acht het hof niet aannemelijk. Zoals onweersproken is gesteld zaten er op de lampenkappen geen vingerafdrukken in het stof en waren de plekjes onder de ophangketting schoon, wat er op wijst dat alle vervuiling in deze hennepkwekerij is opgetreden. In het midden kan blijven of de aangetroffen gedroogde henneptoppen afkomstig waren van een eerdere teelt. Ook wanneer zou komen vast te staan dat het de verwijderde rotte toppen van de aangetroffen teelt betrof, zoals door [appellant] is gesteld, is op grond van de overige door Enexis aangevoerde feiten en omstandigheden voldoende aangetoond dat sprake is geweest van een eerdere teelt. Ook indien juist is dat [appellant] pas met ingang van 1 oktober 2008 een huurcontract sloot met de verhuurder, de heer Damen, is het zeer wel mogelijk dat hij al eerder gebruik maakte van de ruimte.
Bij deze stand van zaken neemt het hof als vaststaand aan dat er één voorgaande hennepteelt heeft plaatsgevonden.
4.7. Grief III
4.7.1. Met zijn derde grief komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat de
schade ter zake de illegaal afgenomen elektriciteit € 7.398,83 bedraagt.
4.7.2. [appellant] stelt dat de schade ter zake de illegaal afgenomen elektriciteit met de
helft moet worden verminderd, aangezien er geen sprake is geweest van een voorgaande teelt.
4.7.3. Het hof overweegt dienaangaande het volgende. Het hof heeft hiervoor als vaststaand aangenomen dat er één voorgaande hennepteelt heeft plaatsgevonden. Het verweer van [appellant] is al verworpen op de gronden als vermeld in
rechtsoverweging 4.6.6.
4.7.4. Grief III van [appellant] faalt.
4.8. Grief IV
4.8.1. Met zijn vierde grief komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat hij ook de bijkomende kosten ter zake (het ongedaan maken van) de illegale aansluiting en de administratieve afhandeling ad € 439,60 moet vergoeden.
4.8.2. [appellant] stelt dat hij wist noch behoorde te weten dat op illegale wijze ten behoeve van de hennepkwekerij elektriciteit van het netwerk werd afgenomen en dat de netbeheerder daardoor werd benadeeld. Op grond daarvan betwist hij het onrechtmatig handelen en het verschuldigd zijn van de door Enexis gevorderde kosten. Bovendien betwist [appellant] de grondslag van de administratiekosten en de afsluiting, omdat die kosten niet door zijn handelen zijn ontstaan. Het causaal verband tussen de door Enexis gestelde schade en zijn gestelde onrechtmatige handelen ontbreekt daarmee, aldus [appellant].
4.8.3. Het hof overweegt dienaangaande het volgende. De stelling van [appellant] dat hij wist noch behoorde te weten dat op illegale wijze ten behoeve van de hennepkwekerij elektriciteit van het netwerk werd afgenomen en dat de netbeheerder daardoor werd benadeeld, heeft het hof al verworpen op de gronden als vermeld in rechtsoverweging 4.5.4. Naar het oordeel van het hof kan de illegale afname van elektriciteit worden toegerekend aan [appellant] als aan zijn schuld te wijten en bestaat er causaal verband tussen de onrechtmatige gedraging van [appellant] en de schade voor Enexis. Niet bestreden is dat Enexis de door haar gestelde bijkomende kosten van in totaal € 439,60, bestaande uit administratiekosten, afsluitkosten en het tarief van de fraude-inspecteur, heeft gemaakt. Naar het oordeel van het hof is het uiteraard zo dat als er geen illegale elektriciteitsaansluiting was aangelegd, deze niet ongedaan had gemaakt hoeven worden en de daarmee gepaard gaande kosten niet zouden zijn gemaakt.
Het hof acht de handelingen van Enexis om de illegale aansluiting ongedaan te maken redelijk en acht ook de kosten daarvan redelijk. Daarbij overweegt het hof dat het hanteren van forfaitaire tarieven in fraudegevallen als de onderhavige een aanvaardbaar uitgangspunt is bij de schadeberekening, aangezien door de netbeheerder steeds min of meer dezelfde werkzaamheden moeten worden verricht om de situatie op het fraudeadres op te nemen en vervolgens te normaliseren.
4.8.4. Grief IV van [appellant] faalt.
4.9. De slotsom is dat alle grieven van [appellant] falen. Dit betekent dat het bestreden vonnis dient te worden bekrachtigd, met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure in hoger beroep.
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Breda van 14 december 2011;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van Enexis worden begroot op € 666,- aan verschotten en op € 632,- aan salaris advocaat;
wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. N.J.M. van Etten, B.A. Meulenbroek en I.B.N. Keizer en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 18 december 2012.