ECLI:NL:GHSHE:2012:BY6028

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.114.370 & HV 200.114.374
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de machtiging tot gesloten plaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot gesloten plaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [zoon]. De zaak betreft een beroep van [zoon] en zijn moeder tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Maastricht, waarin de stichting Bureau Jeugdzorg Limburg de machtiging tot gesloten uithuisplaatsing van [zoon] was verleend. De appellanten, [zoon] en zijn moeder, stelden dat er consensus bestond over een alternatieve plaatsing in de Catamaran, maar dat de stichting niet meewerkte aan deze plaatsing. De stichting voerde aan dat [zoon] gediagnosticeerd was met ODD en ADHD, en dat een gesloten plaatsing noodzakelijk was om zijn behandeling te waarborgen en te voorkomen dat hij zich aan de zorg zou onttrekken.

Tijdens de mondelinge behandeling op 21 november 2012 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de grootouders van [zoon] en vertegenwoordigers van de stichting. Het hof heeft vastgesteld dat er een gebrek aan recente rapportage was over de behandeling van [zoon] in de gesloten setting, wat de beoordeling van het appel bemoeilijkte. Het hof benadrukte dat de stichting, gezien haar rol, verantwoordelijk is voor heldere communicatie en het voorkomen van misverstanden over de plaatsing van [zoon].

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, omdat er op dat moment geen geschikt alternatief voor de gesloten plaatsing beschikbaar was en een beëindiging van de machtiging schadelijk zou zijn voor de ontwikkeling van [zoon]. Het hof heeft de stichting aangespoord om de communicatie met betrokkenen te verbeteren en om te zorgen voor adequate rapportage over de voortgang van de behandeling van [zoon].

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 12 december 2012
Zaaknummers: HV 200.114.374/01 en HV 200.114.370/01
Zaaknummer eerste aanleg: 171970 / OT RK 12-853
in de zaken in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in de justitiële jeugdinrichting te [verblijfplaats], groep Icarus,
appellant in de zaak met zaaknummer HV 200.114.374/01,
hierna te noemen: [zoon],
advocaat: mr. P.M.J. Graus,
en
[Y.],
wonende te [woonplaats],
appellante in de zaak met zaaknummer HV 200.114.370/01,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.M.J. Graus,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te Roermond en mede kantoorhoudende te Sittard,
verweerster in beide zaken,
hierna te noemen: de stichting.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Maastricht van 28 juni 2012.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij twee beroepschriften met producties, beiden ingekomen ter griffie op 28 september 2012, hebben [zoon] en de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alsnog het verzoek van de stichting af te wijzen, althans een nieuw besluit te nemen als het hof juist acht.
Tevens hebben [zoon] en de moeder verzocht de stichting te veroordelen in de proceskosten in beide instanties.
2.2. Gelet op de verknochtheid van de onder voormelde nummers ter griffie ingeschreven zaken, heeft het hof de beide zaken gevoegd, opdat zij gezamenlijk zullen worden behandeld en beslist.
2.3. De stichting heeft een schriftelijke reactie gegeven met één bijlage, die op 30 oktober 2012 is ingekomen ter griffie van het hof.
2.4. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 november 2012. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [zoon], bijgestaan door zijn advocaat;
- de stichting, vertegenwoordigd door mevrouw S.H.C. Kessels (gezinsvoogd) en de heer P.J. Heuts (GZ-psycholoog);
- de heer [grootvader] en mevrouw [grootmoeder] (hierna te noemen de grootouders, respectievelijk de grootvader en de grootmoeder).
De moeder en de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad), zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.5. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 28 juni 2012;
- de brief met bijlagen van mr. S.G.L. Bremen, kantoorgenoot van mr. Graus, d.d. 6 november 2012.
3. De beoordeling
3.1. Op [geboortedatum] 1996 is [zoon] te [geboorteplaats] geboren.
De moeder oefende van rechtswege het ouderlijk gezag uit over [zoon].
Vanaf zijn geboorte heeft [zoon] bij de grootouders als pleeggezin gewoond.
3.2. [zoon] staat sinds 13 januari 1997 en dus reeds langdurig onder toezicht van de stichting.
Op 22 november 2011 is hij op grond van een daartoe strekkende machtiging uithuisgeplaatst in de orthopsychiatrische behandelgroep MIKX.
Op 16 april 2012 is [zoon] geplaatst in de crisisgroep reflex van Xonar in afwachting van een reguliere langdurige verblijfplaats binnen Xonar.
Thans verblijft [zoon] gesloten in de justitiële jeugdinrichting te [verblijfplaats].
3.3. Op 25 september 2012 heeft een zitting bij de rechtbank plaatsgevonden naar aanleiding van het verzoek van de raad om de moeder te ontheffen van het ouderlijk gezag over [zoon].
Ter zitting van het hof is gebleken dat de rechtbank op 7 november 2012 een beschikking heeft gegeven waarin het verzoek tot ontheffing is toegewezen. De rechtbank heeft de beslissing wie er met de voogdij over [zoon] zal worden belast – de grootouders of de stichting – voor een termijn van drie maanden aangehouden.
3.4. Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank machtiging verleend aan de stichting om [zoon] met ingang van 28 juni 2012 tot uiterlijk 28 december 2012 uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg.
3.5. De moeder en [zoon] kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen. In hun beroepschriften voeren ze, voor zover relevant en kort samengevat, aan dat iedereen het erover eens was dat Catamaran de juiste plaats is voor [zoon]. De stichting wilde vervolgens niet langer meewerken aan deze plaatsing. De grootouders hadden de plaatsing al voorbereid.
[zoon] en de moeder betwisten de noodzaak tot een gesloten plaatsing. De alternatieven worden door de stichting onbenut gelaten. [zoon] heeft geen dwang nodig als hij weet dat de stichting de toezeggingen nakomt. Dwang zal averechts werken en een vrijwillige plaatsing werkt het allerbeste. Deskundigen vonden het ook te vroeg voor een gesloten plaatsing.
[zoon] heeft zijn nieuwe hoop gevestigd op een plaatsing in De Hoop te [vestigingsplaats].
3.6. In de schriftelijke reactie heeft de stichting gesteld dat [zoon] is gediagnosticeerd met ODD en ADHD. Nu dit steeds duidelijker tot uiting komt, heeft hij hiervoor behandeling nodig. Om te voorkomen dat [zoon] zich gaat onttrekken hieraan, of er door anderen onttrokken zal worden, is plaatsing binnen een gesloten setting noodzakelijk. De open groepen zijn niet toegerust om [zoon] voldoende te begrenzen en de veiligheid van hemzelf en andere groepsgenoten te waarborgen.
Tot slot merkt de stichting op dat er binnen het gesloten civielrechtelijke kader geen mogelijkheden bestaan om [zoon] te plaatsen binnen de Catamaran.
3.7. Het hof overweegt het volgende.
3.7.1. Ingevolge artikel 29a lid 2, van de Wet op de Jeugdzorg (Wjz) is de minderjarige bekwaam om in rechte op te treden. Op die grond komt aan [zoon] een zelfstandig recht van hoger beroep toe.
3.7.2. Gelet op artikel 29b Wjz staat ter beoordeling de vraag of er bij [zoon] sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk zijn om te voorkomen dat hij zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
3.7.3. In de bestreden beschikking heeft de kinderrechter overwogen dat, ofschoon er dingen zijn misgegaan die [zoon] niet te verwijten zijn, duidelijk is dat [zoon] behandeling nodig heeft, zeker gelet op zijn ODD. Daarbij is volgens de kinderrechter medewerking van [zoon] nodig en die is hij bereid te geven. Bij alle betrokkenen bleek bij de mondelinge behandeling bij de kinderrechter voorkeur te bestaan voor behandeling van [zoon] in de Catamaran. De kinderrechter overwoog vervolgens dat een machtiging tot plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk is om te zorgen dat [zoon] zich niet aan de behandeling gaat onttrekken of door anderen daaraan onttrokken zal worden als het tegenzit. Kennelijk stond het de kinderrechter voor ogen, dat [zoon] met de machtiging voor een gesloten plaatsing opgenomen zou kunnen worden in de Catamaran te [vestigingsplaats].
Volgens de mededelingen van de zijde van de stichting, zoals vermeld in het verweerschrift in hoger beroep, berust het op een misverstand dat de kinderrechter een machtiging voor gesloten jeugdzorg heeft verleend, daar er geen mogelijkheden tot plaatsing in het gesloten civielrechtelijk kader zijn binnen deze zorgaanbieder. De stichting heeft vervolgens de machtiging tot gesloten plaatsing geëffectueerd in [verblijfplaats].
Het hof betreurt dit verloop, temeer nu van de stichting mag worden verwacht dat zij, gelet op haar professionele rol en de belangen van kinderen die zij dient te behartigen, ervoor zorgdraagt dat dergelijke misverstanden worden voorkomen. De stichting heeft de rechtbank immers verzocht om een gesloten machtiging en heeft niet afgezien van dit verzoek of dit verzoek gewijzigd naar een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing. Deze plotselinge wending in het beleid van de stichting is ook niet behoorlijk gecommuniceerd met de minderjarige en zijn verzorgers. Het hof acht het alleszins gerechtvaardigd, dat appellanten zich over deze gang van zaken beklagen.
3.7.4. Daarbij komt nog het volgende. Om te kunnen oordelen of er voldaan is aan de criteria van een gesloten uithuisplaatsing, dient het hof in ieder geval te beschikken over recente informatie omtrent de jeugdige. Recente rapportage betreffende het verloop van de gesloten plaatsing van [zoon] ontbreekt geheel. Het verweerschrift van de stichting van 30 oktober 2012 is zeer summier en gaat vooral in op de communicatieproblematiek tussen alle betrokkenen. De stichting acht het cruciaal voor het slagen van de hulpverlening aan [zoon] dat de mensen om hem heen duidelijkheid uitstralen en elkaar respectvol benaderen zonder elkaar af te vallen, zodat het gezag van o.a. grootouders, gezinsvoogd, groepsleiders of andere hulpverleners niet ondermijnd wordt. Het hof onderschrijft deze stelling ten volle, maar de stichting zal daarin zelf het goede voorbeeld dienen te geven.
Zoals hiervoor vermeld ontbreekt recente rapportage over de behandeling van [zoon] in de gesloten setting. De stichting heeft ter zitting van het hof slechts verklaard dat de individuele therapie van [zoon], gericht op zijn ODD en het aanleren van sociale vaardigheden, zal starten op 28 november 2012. Recente rapportage is echter wel voorradig en blijkt door de stichting gevoegd te zijn bij het verzoek aan de kinderrechter te Maastricht tot verlenging van de machtiging gesloten plaatsing, die binnen enkele weken afloopt op 28 december 2012.
3.7.5. Tot een adequate beoordeling van het appel acht het hof zich thans niet in staat.
Op dit moment kan een toewijzing van het appel echter niet aan de orde zijn, omdat een geschikt alternatief ontbreekt en een einde van de machtiging op dit moment de persoonlijke ontwikkeling van [zoon] zou schaden. Op zeer korte termijn zal de kinderrechter te Maastricht zich buigen over de verzochte verlenging, waarbij – naar het hof verwacht – een adequate beoordeling kan worden gegeven aan de hand van behoorlijke stukken.
In dit verband merkt het hof nog op dat grootouders en [zoon] een duidelijke voorkeur uitgesproken hebben voor een plaatsing van [zoon] binnen De Hoop te [vestigingsplaats], mede omdat die instelling aansluit bij de geloofsovertuiging van het gezin van [zoon]. Ter zitting is door de stichting weersproken dat een dergelijke plaatsing in de Hoop gerealiseerd zou kunnen worden, omdat het geen landelijk werkende instelling is en een minderjarige uit Limburg daar niet geplaatst kan worden.
Het is naar het oordeel van het hof zaak, dat er na de eerdere verwarring over een plaatsing in de Catamaran geen enkele twijfel bestaat over de mogelijkheden en onmogelijkheden van een eventuele plaatsing van [zoon] in de Hoop.
3.7.6. In de gegeven omstandigheden zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
Proceskosten
3.8. Het hof ziet thans nog onvoldoende reden de stichting te veroordelen in de kosten van de rechtbank- en de gerechtshofprocedure zoals door de moeder en [zoon] verzocht. Het hof zal dit verzoek dan ook afwijzen.
4. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.A.J.Th. van Teeffelen, M.C. van Dijkhuizen en C.L. Smeets en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2012.