8.2. In overweging 2.1. van het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De daar vastgestelde feiten, voor zover die niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het hof geeft daarop nog een aanvulling. Het gaat in deze zaak om het volgende.
[appellant], geboren op [geboortedatum] 1944, is sinds 3 november 1994 bij Staned in dienst als internationaal vrachtwagenchauffeur. Op de arbeidsovereenkomst is van toepassing de cao voor het beroepsgoederenvervoer over de weg. Op 12 december 2004 is [appellant] arbeidsongeschikt geraakt. De loonstroken werden (in ieder geval) in 2004 verzorgd door [accountants] Accountants (hierna: B&VE).
Bij brief van 28 juli 2005 (productie 2 bij dagvaarding in eerste aanleg) is namens [appellant] jegens Staned aanspraak gemaakt op achterstallig loon c.a. vanaf november 1994. Volgens [appellant] waren de loonbetalingen ten onrechte op tourritbasis en niet op urenbasis gedaan.
[appellant] heeft vervolgens zijn loon over de maand oktober 2004 laten uitrekenen door een loonadministrateur. Hieruit is [appellant] gebleken dat hij over die maand meer dan € 1.000,-- netto te weinig betaald heeft gekregen. Bij brief van 25 april 2006 (productie 4 bij dagvaarding in eerste aanleg) heeft de raadsman van [appellant] Staned hiervan op de hoogte gebracht en haar gesommeerd om zorg te dragen voor correcte loonafrekeningen vanaf november 1994. Daarnaast is Staned gesommeerd het netto-equivalent van het te weinig uitbetaalde salaris en vakantiegeld uit te betalen en de te weinig betaalde pensioenpremies alsnog aan de pensioenverzekeraar te voldoen. Ten slotte is Staned nog gesommeerd de uitbetalingen vanaf zijn arbeidsongeschiktheid dienovereenkomstig te corrigeren.
Vervolgens heeft zich tussen partijen een debat ontwikkeld over de gegrondheid van deze aanspraken, waarbij onder meer het navolgende is uitgewisseld.
Bij schrijven van 5 juli 2006 (productie 9 bij dagvaarding in eerste aanleg) van LTB adviseurs en accountants, de gemachtigde van Staned, -hierna LTB- deelt LTB mee dat zij voor wat betreft de loonberekening zal zorgdragen voor een herberekening op grond van de originele urenlijsten, de tachograafschijven en de cao. Bedoelde herberekening is vervolgens gemaakt door drs. [medewerker vam LTB adviseurs en accountants]. Bij schrijven van 26 september 2006 (productie 10 bij dagvaarding in eerste aanleg) is deze toegezonden aan (de advocaat van) [appellant]. Op grond van die herberekening zou [appellant] over 2004 een bedrag van € 215,78 tegoed hebben.
Vervolgens is zijdens [appellant] bij brief van 15 februari 2007 (productie 11 bij dagvaarding in eerste aanleg) verzocht om aangepaste loonstroken opgesteld naar aanleiding van zijn urenoverzichten over het jaar 2004.
Op 31 mei 2007 (productie 14 bij dagvaarding in eerste aanleg) zendt LTB (uiteindelijk) de gevraagde loonstroken toe. LTB stelt daarbij dat [appellant] over 2004 een bedrag van € 249,82 netto teveel aan salaris zou hebben ontvangen, welk bedrag terugbetaald diende te worden.
In reactie hierop stuurt de advocaat van [appellant] bij brief van 11 oktober 2007 met bijlage (productie 15 bij dagvaarding in eerste aanleg) een door zijn loonexpert opgesteld overzicht met betrekking tot het salaris van [appellant] over 2004 mee. Bedoelde brief houdt met betrekking tot de bijlage onder meer het volgende in:
“(…)
In de kolom “loonstroken [accountants] Accountants” staan de netto bedragen vermeld, zoals deze ook op de destijds aan cliënt door zijn werkgever verstrekte loonstroken staan aangegeven. In die loonstroken zijn echter de overuren niet berekend. Wel zijn daarin de “onkostenvergoedingen” correct berekend, behoudens die van december 2004. (…)
In de kolom “loonstroken LTB adviseurs en accountants” staan de netto bedragen vermeld, zoals deze op de loonstroken staan vermeld, die u mij op 31 mei jl. heeft meegezonden. In die loonstroken zijn de overuren wel correct berekend, doch de “onkostenvergoedingen” niet. Immers, door u zijn de onkostenvergoedingen berekend op basis van ééndaagse ritten, terwijl cliënt de hele week van huis was.
(…)
Uit de door de LTB berekende netto-lonen, dienen de door de LTB berekende netto-onkostenvergoedingen te worden gehaald, en in plaats daarvan de netto onkostenvergoedingen, zoals destijds door [accountants] accountants zijn berekend bij het aldus verkregen netto-loon te worden opgeteld, dit behoudens de onkostenvergoeding over december 2004. (…)
Het netto positieve verschil dient aan cliënt te worden uitbetaald. (…)
De door u vermelde “oud netto” bedragen komen (…) niet overeen met de destijds door de werkgever aan cliënt verstrekte loonstroken. (…)”.
Bij brief van 13 februari 2008 (productie 16 bij dagvaarding in eerste aanleg) bericht LTB onder meer het volgende.
“(…) Ik blijf op mijn standpunt staan zoals gesteld in mijn brief van 31 mei 2007. Dit betreffende de loonberekening 2004. Zoals al gesteld zijn hiertoe de oude- en de nieuwe salarisstroken voor 2004 rekenkundig met elkaar vergeleken, de originele tachograafschijven en urenlijsten werden gebruikt en ingevoerd in het programma Tijdbesparen, dit onder toepassing van alle relevante cao bijlagen. De uitkomst hiervan ziet op het feit dat uw cliënt te veel netto salaris heeft genoten in 2004, zijnde € 249,82 (…)
Voorts haalt u in uw brief het punt aan van de 1 daagse-, en meerdaagse ritten.
Daar heeft u m.i. een gedeeltelijk punt, en wel als volgt.
Uw cliënt heeft nagelaten aan te geven of het een 1 of meerdaagse rit betrof op de door hem trouw ingevulde urenlijsten. Voorts had uw cliënt, indien hij het er niet mee eens was, op grond van CAO art 26 lid 2e hier binnen 3 maanden bezwaar dienen tegen aan te tekenen. Kortom, de urenlijsten zoals die er nu liggen zijn m.i. leidend en zijn onomkeerbaar.
Echter om er uit te komen doe ik u zoals besproken het volgende voorstel toekomen. (…)”.
Hierop is nog de correspondentie gevolgd, die is overgelegd als producties 17 tot en met 24 bij dagvaarding in eerste aanleg.