Het deskundigenrapport d.d. 31 maart 2008 van de door de rechtbank benoemde deskundige prof. dr. P.R.G. Brink (verder: Brink of de deskundige) houdt onder meer in:
……………
Bij uitvoerig navragen bij de patiënt is niet helder te krijgen of hier inderdaad de standaard spalk met circulaire zwachtels als afwerking is gebruikt of een ongebruikelijke behandeling met een circulair gips is gekozen.
Ik heb patiënte op verschillende manieren gevraagd hoe het gips is verwijderd zonder haar enige suggestie in de mond te leggen en ik kan niet anders dan constateren dat een gipszaag is gebruikt in het ziekenhuis in [vestigingsplaats] . Op grond hiervan kan ik niet anders dan constateren dat er sprake is geweest van een circulair gipsverband…………
De vraag of het aangelegde gips te strak is aangebracht moet ontkennend worden beantwoord en wel om de reden dat het gips op het moment van aanleggen eigenlijk zelden of nooit te strak zit. Het probleem gaat zich voordoen als na enkele uren, door toename van de zwelling onder het gips de druk zodanig oploopt dat patiënt klachten ontwikkelt, die niet verdwijnen omdat door het circulaire karakter van het omhulsel het gips niet kan meegeven. Dit probleem kan zich dus voordoen bij zowel circulair gips als bij een spalk. Bij een spalk wordt dit minder gezien,vandaar dat deze behandeling de eerste keuze is. Patiënte heeft ook aangegeven dat de eerste uren na het aanleggen van het gips er geen klachten waren, maar dat deze in de loop van de dag zijn ontstaan. Dit wijst op een toename van de zwelling met dientengevolge een drukverhoging in de onderarm. Naar aanleiding van de suggestie van de heer [medisch adviseur] (medisch adviseur van de advocaat van [appellante] , hof)
dat er zwelling is geweest van de bovenarm omdat hiermee de drukneuropathie zoals door collega [plastisch chirurg] wordt aangegeven zou kunnen worden verklaard, toont aan dat niet wordt begrepen wat het mechanisme van de door mij bedoelde zwelling is. Natuurlijk is ter plaatse van de breuk een mogelijke reactieve zwelling aanwezig. De breuk zit echter in de onderarm ter hoogte van het ellebooggewricht, de bloeduitstorting beperkt zich tot het gewricht zelf en zal niet doorbreken omdat het kapsel dat het bot ter plaatse omgeeft erg sterk is. De eventuele zwelling gecombineerd met een circulair gips zal in principe een afvloedbelemmering geven van het lichaamsdeel dat zich distaal, d.w.z. vanaf het hart gericht, bevindt ten opzichte van het primaire letsel. In dit geval dus de onderarm.
Het is voor mij, als traumatoloog, moeilijk te bevatten dat een letsel van de onderarm een zwelling van de bovenarm geeft, met een entrapment van de zenuw als gevolg. Analoog aan letsel van het onderbeen, waar het compartiment syndroom het vaakst wordt gezien, wordt bij een letsel vlak onder het kniegewricht nooit en te nimmer een zwelling cq. compartment syndroom cq. drukneuropathie gevonden in het bovenbeen, terwijl de anatomie m.b.t. de weke delen vergelijkbaar is. Het gesloten karakter van een fractuur binnen een gewricht ondersteunt m.i. niet de hypothese dat de zenuw hogerop at risk is geweest. De aanwezigheid van een entrapment neuropathie in de bovenarm heeft primair zijn oorsprong in de anatomie, zoals beschreven door [plastisch chirurg] in zijn rapport van 20.10.2004. De door de heer [medisch adviseur] gememoreerde speciale expertise in entrapment neuropathie kan niet worden hard gemaakt, publicaties daaromtrent in Pubmed ontbreken in ieder geval. Ik heb in de literatuur geen artikelen gevonden die als oorzaak voor het aanwezig zijn van deze entrapment neuropathie in de bovenarm niet kunnen vinden dat een lager gelegen fractuur gecombineerd met een mogelijk te strak zittend verband dit beeld zou kunnen ontlokken……..
Uit reacties van de patiënt blijkt dat het ziekenhuis de normale procedure heeft gevolgd aangaande de controle op gipsbehandeling bij fracturen……Patiënt zegt dat zij op het bestelde tijdstip (16 juli 1999 namiddag of avond, hof)
zich heeft vervoegd bij het ziekenhuis en dat er vervolgens aan de balie een discussie is gevoerd of de patiënt wel dan niet gezien moest worden voor stuwingscontrole. Gelet op het feit dat patiënt een normaal stuwingscontrole beleid heeft toegewezen gekregen ga ik ervan uit dat dit de usance van het huis is. Het onderzoek van stuwing heeft, zeker bij patiënten met weinig klachten weinig op het oog en kan binnen een dertigtal seconden geschieden. Het is bevreemdend dat patiënt aangeeft dat er niet naar haar arm is gekeken en dat er niet op haar klachten is gereageerd. M.a.w. het kost minder moeite om even te kijken dan om uit te leggen dat men niet wil kijken, zeker als er gezien van het perspectief van de patiënt hiertoe geen enkele aanleiding is…..Patiënte heeft vervolgens medegedeeld dat zij op zondag 18 juli opnieuw gezien is op de SEH door de aanwezige arts-assistent op grond van haar pijnklachten. Zij vertelde dat er toen iets is losgewrikt. Dit impliceert dat men naar haar verband heeft gekeken, vanuit het oogpunt van een stuwingscontrole. Het wrikken met de vinger kan het onderzoek zijn geweest, waarbij de onderzoeker door zijn vinger tussen de arm en het gips te steken controleert of er voldoende ruimte is. Ook op dat moment zal er bij inspectie geen sprake zijn geweest van een stuwingsbeeld. Men heeft serieus naar haar probleem gekeken en geen actie ondernomen die bij een aanwezig zijn van een stuwingsbeeld noodzakelijk zou zijn geweest. Het is niet onaannemelijk dat vanaf dat moment patiënt het etiket van een zeur op zich heeft geplakt gekregen, waardoor haar verzoek voor een nieuwe controle op maandag19 en woensdag 21 juli niet meer zijn gehonoreerd. Het gevaar voor stuwing is iets van de eerste 24 uur. In die eerste 24 uur is patiënt tweemaal gezien en men heeft daaruit de conclusie getrokken dat de pijnbeleving van patiënt niet het gevolg kon zijn van een te strak zittend gipsverband. Gelet op de aard van de aandoening, nl. een onverplaatste radiuskopfractuur is er geen indicatie geweest een chirurg te raadplegen voor het pijnsyndroom van bovengenoemde patiënt. Er is tot twee keer toe naar patiënt gekeken en tot twee keer toe blijkbaar geconstateerd dat het optredend pijnsyndroom van de patiënt niet het gevolg was van een strakzittend gipsverband………….
De controles 3 respectievelijk 5 dagen na het aanleggen van het gips werden als niet zinvol in het kader van een stuwingcontrole gezien, hetgeen op zich juist is. De valkuil echter is, dat het zich ontwikkelende CRPS 1(chronisch regionaal pijn syndroom type 1, hof)
gepaard gaat met zwelling in de vorm van oedeem in het gebied voorbij het primaire letsel. In dit geval de onderarm en de hand. Door deze progressieve zwelling kan het gips, dat aanvankelijk niet te strak is aangelegd en bij twee maal controle ook niet te strak bleek te zitten, uiteindelijk toch het beeld van een stuwing geven. In deze hoedanigheid heeft men in [vestigingsplaats] de arm van de patiënt aangetroffen en alsnog het gips losser gemaakt. Vanuit de beleving van de patiënt zal zij constateren dat het gips dus inderdaad vanaf het begin te strak heeft gezeten, waardoor haar pijnklachten zijn verklaard. Professioneel gezien moet men constateren dat het letsel op zich het chronisch pijnsyndroom heeft geluxeerd met de acute persisterende pijn in de beginfase, leidend tot zwelling waardoor uiteindelijk het initieel goed zittend gips te strak is komen te zitten. Dit te strak zittende gips in de secundaire fase speelt echter geen rol van betekenis in de ontwikkeling van het uiteindelijke CRPS 1 syndroom, omdat het reeds geïnitieerd was door het letsel……
Mijn motivatie om dit zo te stellen leid ik af o.a. uit het feit dat het EMG van patiënt normale geleidingstijden van de armzenuwen aangeeft. Dit pleit tegen de zgn. ischemische neuritis, waarbij de zenuw beschadigd raakt door zuurstofgebrek. Bij CRPS 1 behoort in feite een normaal EMG…….De ischemische neuritis als onderdeel van het compartment syndroom alsmede CRPS1 zijn aandoeningen die ik als traumatoloog zeer frequent tegenkom en behandel. Ik acht derhalve voldoende deskundigheid aanwezig om conclusies te trekken aangaande de beoordeling van de uitslag van het EMG……
De klachten en verschijnselen die patiënt aangeeft en ook door andere onderzoekers zijn beschreven passen bij het CRPS1 beeld. Met name de overgevoeligheid van de huid voor aanraking, de overmatige vochtafscheiding van de handpalm in vergelijking met de andere zij, het kennelijk aanwezig zijn van oedeem, waardoor in [vestigingsplaats] het gips losser is gemaakt en de afwezigheid van afwijking op het zenuwgeleidingsonderzoek passen allen bij dit syndroom…….
Opnieuw geeft collega [medisch adviseur] aan dat zijns inziens de huidige litteratuur aangeeft dat een drukverhoging causaal verband heeft met een CRPS1. Zijns inziens heerst de opvatting dat CRPS het gevolg zou kunnen zijn van een verhoogde druk door circulair gips. Ik kan dit in de literatuur niet terugvinden……..
Reeds hierboven heb ik aangegeven dat de relatie tussen het type gips en het ontstaan van een chronisch pijnsyndroom niet is aangetoond. Collega [plastisch chirurg] probeert nog wel een relatie te leggen als hij het over het radiaal entrapment syndroom heeft. Dit syndroom komt allereerst weinig voor, maar wordt in principe niet veroorzaakt door een te strak zittend gips. Een te strak zittend gips geeft wat we noemen een Volkmannse contractuur waarbij de bewegingsbeperkingen in de elleboog en de pols ontstaan met spierverval en een ernstig functieverlies van de hand. Bij patiënt staat het pijnsyndroom op de voorgrond en is er een normale beweeglijkheid van de elleboog en de pols. De uitgevoerde exploraties in [vestigingsplaats] ondersteunen de ischemische neuritis geenszins. De laatste exploratie van de bovenarm toont een impressie van de zenuw over 4 cm. Hoewel het gips tot op de bovenarm heeft gezeten, zal een te hoge druk in de bovenarm veel meer letsel veroorzaken in de onderarm dan in de bovenarm zelf. Ik ontken niet de aanwezigheid van een entrapment van de nervus radialis op de plaats waar hij om de bovenarm zich slingert, maar de aangegeven causaliteit met het gipsverband is m.i. niet aan te tonen……
In mijn opmerkingen over de niet bestaande correlatie tussen het radiaal entrapment syndroom en de radiuskop fractuur heb ik steeds beoogd het entrapment syndroom van de radialis ter hoogte van de bovenarm te bespreken. Dit betreft de zenuw ter hoogte van het septum van de bovenarm zoals geëxploreerd door plastisch chirurg mevrouwdr. [collega van plastisch chirurg] op 07.12.2005……Hier wordt dus duidelijk de zandlopervorm gezien en ik heb aangegeven dat dit entrapment syndroom weliswaar bestaat, maar ik niet kon verklaren door een gipsverband, ook al omdat dat in de literatuur niet wordt vermeld. Daarnaast is de compressie neuropathie van de nervus radialis door de musculus supinator zgn. posterior interosseus syndroom (PIN) geëxploreerd op 11.07.2005. Deze plaats bevindt zich voorbij de breuk. Dit syndroom wordt bij radiuskop fracturen eigenlijk alleen gezien na operatieve behandeling. Ik kan aangaande PIN geen relatie vinden met de conservatieve behandeling van de radiuskop fractuur…… Opnieuw wens ik aan te geven dat de door de heer [medisch adviseur] keer op keer bewezen geachte causale relatie tussen het ontwikkelen van een stuwing en het krijgen van een CRPS1 bewezen, hetgeen ik echter in de literatuur niet kan terugvinden.
Patiënt zou evengoed hetzelfde ziektebeeld hebben kunnen ontwikkelen indien men had volstaan met een drukverband. Het is dan niet mogelijk om ……. te stellen dat de gekozen behandeling het risico op het krijgen of onderhouden van klachten en/of verschijnselen zoals door patiënt wordt aangegeven het gevolg is van het gevolgde beleid……
Als laatste dient gesteld te worden dat de klachten zoals patiënt die aangeeft reële klachten zijn. Zij heeft aan een ogenschijnlijk onschuldig ongeval een ernstig pijnsyndroom overgehouden, dat haar dagelijks plaagt. Zij is obsessief in het leggen van de relatie tussen haar pijnklachten en de primaire behandelaar…….