ECLI:NL:GHSHE:2012:BY5176

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.090.973
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van administratiekantoor voor tekortkomingen in dienstverlening aan Storage Quality Solutions B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Storage Quality Solutions B.V. (SQS) tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. SQS heeft in eerste aanleg een schadevergoeding gevorderd van [geintimeerden], een administratiekantoor, wegens tekortkomingen in de uitvoering van hun werkzaamheden. De zaak draait om de vraag of [geintimeerden] heeft gefaald in de uitvoering van de overeenkomst die zij met SQS zijn aangegaan, en of deze tekortkomingen hebben geleid tot schade voor SQS. De rechtbank heeft in haar vonnis geoordeeld dat SQS onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar vorderingen, en heeft deze afgewezen. SQS heeft in hoger beroep tien grieven aangevoerd, waarin zij stelt dat de rechtbank de feiten en de inhoud van de overeenkomst niet juist heeft weergegeven. Het hof heeft de grieven van SQS beoordeeld en geconcludeerd dat SQS niet heeft aangetoond dat [geintimeerden] tekort is geschoten in haar verplichtingen. Het hof heeft vastgesteld dat de schriftelijke overeenkomst van 22 januari 2007 de afspraken tussen partijen vastlegde, en dat SQS niet heeft onderbouwd waarom de gestelde mondelinge afspraken niet in deze overeenkomst zijn opgenomen. Het hof heeft ook geoordeeld dat SQS niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde fouten in de boekhouding en dat de communicatie tussen partijen moeizaam verliep. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en SQS in de proceskosten van het hoger beroep veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.090.973
arrest van 4 december 2012
in de zaak van
STORAGE QUALITY SOLUTIONS B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat: mr. S. Hering-de Monchy,
tegen:
1) [X.], h.o.d.n. [Financiële Administratie] FINANCIËLE ADMINISTRATIE,
2) IK FINANCIËLE ADMINISTRATIE B.V.,
wonende c.q. gevestigd te [woonplaats c.q. vestigingsplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. M.F.J.M. van Rooy,
op het bij exploot van dagvaarding van 6 december 2010, hersteld bij exploot van 11 juli 2011, ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank ’s-Hertogenbosch gewezen vonnis van 8 september 2010 tussen appellante - hierna aan te duiden als SQS - als eiseres en geïntimeerden - hierna in enkelvoud aan te duiden als [geintimeerden]- als gedaagden.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 199151 / HA ZA 09-2095)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en het daaraan voorafgegane tussenvonnis van 23 december 2009.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft SQS, onder overlegging van producties, tien grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot alsnog toewijzing van haar vorderingen.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft [geintimeerden], onder overlegging van producties, de grieven bestreden.
2.3.Partijen namen nog een akte c.q. antwoordakte, waarna zij uitspraak hebben gevraagd. [geintimeerden] heeft daartoe haar procesdossier overgelegd. (In dit dossier ontbreken de producties 10 en 11 bij memorie van grieven.)
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1.In onderdeel 2 van het beroepen vonnis heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover niet betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het hof zal de in appel relevante feiten, deels anders geformuleerd, opnieuw weergeven.
4.2. Het gaat in dit appel om het volgende:
a) SQS is in 2005 opgericht door [oprichter sub 1. van SQS] en [oprichter sub 2. van SQS]. De bedrijfsactiviteiten van SQS behelzen het aanbieden en uitvoeren van opslagcapaciteiten van digitale databestanden.
b) Tot 2007 heeft het administratiekantoor [admnistratiekantoor] de boekhouding van SQS verzorgd. Omdat SQS niet tevreden was over de wijze waarop dit kantoor de werkzaamheden uitvoerde, heeft zij de samenwerking beëindigd.
c) Op of omstreeks 22 januari 2007 is een overeenkomst tussen SQS en [geintimeerden] gesloten, zoals neergelegd in een brief van [geintimeerden] aan SQS van die datum, die door [geintimeerden] en [oprichter sub 1. van SQS]voor akkoord is ondertekend (prod. 2 bij inleidende dagvaarding). In die overeenkomst is bepaald:
“Deze overeenkomst omvat de volgende werkzaamheden:
1. opmaken jaarrekening
2. aangifte VPB
3. controle en advies inzake boekingen in exact online
4. salarisadministratie
De kosten hiervoor zullen zijn:
1. € 375,00 per jaar incl. aangifte VPB
2. is in de prijs van de jaarrekening inbegrepen
3. € 37,50 per uur (ingeschat op 40 uur per jaar)
4. salarisadministratie € 250,00 per jaar
Eventueel meerwerk zullen wij factureren tegen ons uurtarief van € 37,50 per uur.
Ik machtig tot wederopzegging [financiële administratie] doorlopend om voor mij de elektronische aangiftes omzetbelasting en/of loonbelasting te verzorgen, en verklaar mij akkoord met de inhoud van de aangiftes.
Op al onze overeenkomsten zijn onze algemene voorwaarden van toepassing. U verklaart hierbij deze voorwaarden te hebben ontvangen en te accepteren.”
d) De algemene voorwaarden van [geintimeerden] (prod. 2 bij inleidende dagvaarding) bevatten onder meer de volgende bepalingen:
” Artikel 3. Uitvoering van de overeenkomst
[financiële administratie] zal de overeenkomst naar beste inzicht en vermogen en overeenkomstig de eisen van goed vakmanschap uitvoeren en op grond van de op dat moment bekende stand der wetenschap. (…)
De opdrachtgever draagt er zorg voor dat alle gegevens, waarvan [financiële administratie] aangeeft dat deze noodzakelijk zijn of waarvan de opdrachtgever redelijkerwijs behoort te begrijpen dat deze noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de overeenkomst, tijdig aan [financiële administratie] worden verstrekt. Indien de voor de uitvoering van de overeenkomst benodigde gegevens niet tijdig aan [financiële administratie] zijn verstrekt, heeft [financiële administratie] het recht de uitvoering van de overeenkomst op te schorten (…)
[financiële administratie] is niet aansprakelijk voor schade, van welke aard ook doordat [financiële administratie] is uitgegaan van door de opdrachtgever verstrekte onjuiste en/of onvolledige gegevens. Tevens is [financiële administratie] niet aansprakelijk voor schade van welke aard ook doordat gegevens door opdrachtgever te laat zijn aangeleverd.(…)
Artikel 10. Gebreken; klachttermijnen
Klachten over de verrichte werkzaamheden dienen door de opdrachtgever binnen 8 dagen na ontdekking, doch uiterlijk binnen 14 dagen na voltooiing van de betreffende werkzaamheden schriftelijk te worden gemeld aan [financiële administratie]. (…)”
e) De werkzaamheden genoemd in de overeenkomst zouden worden verricht ten behoeve van SQS zelf, haar aandeelhouder [aandeelhouder van SQS], en [oprichter sub 1. van SQS]in privé.
f) Partijen spraken af dat [oprichter sub 2. van SQS] de boekingen zou blijven verrichten in het door SQS aangeschafte boekhoudprogramma Exact Online. [geintimeerden] zou haar daarbij begeleiden en adviseren.
g) Op 22 augustus 2007 is de vennootschap Global-Disk BV opgericht, met [aandeelhouder van SQS] als aandeelhouder (prod. 9 conclusie van antwoord). [geintimeerden] is ook voor Global-Disk BV werkzaamheden gaan verrichten.
h) Bij brief van 11 juni 2008 (prod. 13 bij conclusie van antwoord) heeft SQS de samenwerking met [geintimeerden] opgezegd. In de brief wordt onder meer het volgende bericht:
“het is nu de zoveelste keer dat u de gemaakte afspraken niet na komt terwijl de werkzaamheden en de daarbij behorende deadlines duidelijk besproken zijn.
U zult begrijpen dat wij dit niet meer kunnen accepteren en dan ook de samenwerking hierbij opzeggen.
Echter vinden wij dat u een verantwoording heeft ten opzichten van de samen gemaakte afspraken en de door u geleverde diensten en houden u dan ook verantwoordelijk voor de schade die daar uit voortkomt.”
i) Bij brief van 18 juni 2008 (prod. 14 bij conclusie van antwoord) heeft [geintimeerden] aan [oprichter sub 1. van SQS]de volgende reactie gestuurd:
“Ik heb uw opzegging ontvangen. Ik moet zeggen dat ik wel verbaasd was, aangezien wij enige tijd geleden een gesprek hebben gehad waarin u aangaf zeer tevreden te zijn over onze diensten. Wel gaf u daarbij aan dat u de communicatie niet goed vond lopen. Nog steeds denk ik dat het vooral aan de communicatie ligt, wellicht ook dat het taalverschil daar iets mee te maken heeft. Ik denk dat u in uw brief doelt op de jaarrekeningen 2007 van Storage Quality Solutions BV, CV BV en Global Disk. Deze heb ik niet af kunnen maken, omdat ik niet alle gegevens had. Ik heb meerdere malen verzocht deze gegevens aan te leveren, maar ik heb deze nooit ontvangen en ook helemaal geen reactie meer gehad. Ik voel me dan ook absoluut niet verantwoordelijk voor eventuele gevolgen hiervan.
Omdat ik ook helemaal geen zin heb om op deze manier door te gaan, accepteer ik uw opzegging per direct, alhoewel wij volgens onze algemene voorwaarden die u ook geaccepteerd heeft een opzegtermijn hanteren van drie maanden. Wij zullen dan ook per direct onze werkzaamheden voor u staken. De loonaangifte over mei hebben wij nog gedaan, het te betalen bedrag is € 1935. Verder heb ik al tijd gestoken in het maken van de jaarrekeningen 2007; hiervoor zullen we nog een factuur sturen.”
j) Bij brief van 5 november 2008 (prod. 7 bij inleidende dagvaarding) is door de toenmalige juridisch adviseur van SQS aan de toenmalige juridisch adviseur van [geintimeerden], met afschrift aan [geintimeerden], als volgt bericht:
“(…) Cliënt kan inmiddels bewijzen dat gedaagde ondeugdelijk heeft gepresteerd. Dat geldt tevens voor uitgevoerde privewerkzaamheden van het doen van IB-aangifte. Voor deze ondeugdelijke prestaties acht cliënt gedaagde aansprakelijk. De schade van deze ondeugdelijke prestatie bedraagt € 23.610,--. De schadeposten bestaan uit het inhuren van een administratiekantoor om de administratie kloppend te krijgen volgens het wettelijk geldende fiscale regime in Nederland ter grootte van € 11.800,-- en de boete van de belastingdienst wegens niet of verkeerd invullen van de loonadministratie ter grootte van € 7810,--. (…)
De houding van gedaagde om niet de gevraagde gegevens te willen leveren is niet proportioneel te noemen. Hierdoor zijn er wederom extra kosten gemaakt ter grootte van € 4.000,--. Gezamenlijk maakt dit het te vorderen bedrag van € 23.610,--. Het niet willen leveren van de gevraagde gegevens met daartegenover een gering factuurbedrag, rechtvaardigt niet het gebruik van het opschortingsrecht. (…)
De resultaten uit onderzoek leiden ertoe dat de gehele boekhouding opnieuw opgezet moest worden waardoor volledige restitutie van de betaalde som ad € 5.400,-- wordt gevorderd.(…)”
k) Bij brief van 2 december 2008 van [VA&A] Advies en Administratie (hierna: VA&A) aan [aandeelhouder van SQS] (prod. 3 bij inleidende dagvaarding) is onder meer het volgende bericht:
“(…) Wij als VA&A hebben de opdracht gekregen om de administratie te controleren en de jaarverslagen op te stellen van [aandeelhouder van SQS] (vanaf het boekjaar 2005) en de daarbij behorende werkmaatschappijen (vanaf het boekjaar 2006)(…) Wij hebben daarbij het volgende geconstateerd:
1. De rekening courant verhoudingen in de diverse verslagen (CV BV, SQS BV) stemmen overeen onderling. Echter in 2006 is er in SQS BV zo’n Euro 43.000,= niet geboekt als inkoopwaarde omzet (kosten liepen via CV BV). Het uiteindelijke resultaat van SQS BV voor het boekjaar 2006 zou 43.000,= lager moeten zijn.
2. Consolidatie van SQS BV en CV BV van toepassing in 2005 en 2006 (wanneer is CV BV aandeelhouder van SQS BV geworden)? In jaarverslagen CV BV en SQS BV is hier niets van terug te vinden in ieder geval.
3. Er was tot aan juni 2008 geen administratie voorhanden in Exact van CV BV. Deze is inmiddels aangemaakt binnen Exact. Alle mutaties vanaf start van de BV (medio 2005) zijn ingeboekt. E.e.a. heeft veel extra tijd gekost.
4. Opzetten van de afschrijvingsstaat (is in bezit [geintimeerden], wil deze echter niet overdragen), vergt wederom een hoop extra tijd.
5. Geen inzicht in de status afdracht omzetbelasting in de verschillende administraties, zelf een opzet maken, vergt wederom extra tijd.
6. De administratie van CV BV was qua boekhouding in de administratie van SQS BV verwerkt. Dit maakt het geheel meer dan onduidelijk en verwarrend, er is geen juist inzicht in de status van de beide administraties. Hierdoor hebben we besloten een volledig nieuwe administratie op te moeten zetten voor SQS BV (vanaf boekjaar 2006). Ook een nieuwe licentie binnen Exact moeten aanschaffen. Daardoor hebben we alle mutaties (inkoop/verkoop/kas/giro/loonjournaal/etc.) opnieuw moeten inboeken (ook weer vanaf 01/01/06 t/m heden).
7. Binnen de verschillende administraties is er, in het geval van interne overboekingen binnen de BV’s, niet consequent omgegaan met het verwerken van deze boekingen in het grootboek. Hierdoor zijn met name de rekening courant verhoudingen volledig uit de pas gaan lopen. Wanneer [oprichter sub 2. van SQS] hier eerder op was gewezen, was er veel minder tijd nodig geweest om deze boekingen te corrigeren.
8. Er is door [geintimeerden] te weinig overleg gepleegd over de juistheid van bepaalde boekingen. (…)
9. Doordat het basisdossier inzake de loonadministratie niet is overhandigd door [geïntimeerde sub 1.] zijn er opnieuw gegevens opgevraagd bij de fiscus om tot een juiste wijze van het voeren van een loonadministratie te komen. Doordat het opvragen van deze gegevens heel veel extra tijd heeft gekost zijn er termijnen overschreden (zowel betalings- als aangiftetermijnen). Hierdoor ontstaat er onterecht een negatief beeld van de onderneming bij de belastingdienst.
10. Er is nooit gemeld bij de belastingdienst dat er dat er werknemers werkbaar zijn die vallen onder de verplichte sociale verzekering binnen SQS BV. Dit had wel gemoeten, daar we het nu uiteindelijk alsnog doen voor 2008 wordt een naheffingsaanslag en bijbehorende boete voorkomen.
11. Het blijkt dat er geen juiste aangifte loonbelasting is gedaan. In 2008 hebben we een ander kantoor in de arm genomen. Dat kantoor heeft opnieuw 2008 verloond (wederom extra kosten), daaruit is gebleken dat de aangifte loonbelasting onjuist is gedaan door [geintimeerden].
12. Verplichting tot het overhandigen van het basisdossier (onderbouwing diverse posten binnen de jaarverslagen, loonadministratie, algemeen permanent dossier) bij beëindigingen relatie. Doordat dit niet heeft plaatsgevonden is er heel veel tijd en energie gestopt in het (opnieuw) verkrijgen van alle benodigde gegevens.
13. Er was geen uistel aangifte vennootschapsbelasting 2007 voor alle BV’s aangevraagd. Uiteindelijk wel nog kunnen regelen (had voor 1 april 2008 gedaan moeten zijn), wanneer dit niet was gelukt had er een boete opgelegd kunnen worden.
14. Waarom is er nooit door [geintimeerden] aangifte ICL gedaan? Kan eventueel een boete tot gevolg hebben. (…)
Wij zijn van mening dat [oprichter sub 2. van SQS] te weinig ondersteuning heeft gehad van [geintimeerden] waardoor er onnodig veel extra werk achteraf moest worden gedaan qua correcties. [geintimeerden] had [oprichter sub 2. van SQS] beter moeten instrueren en controleren voor wat betreft de dagelijkse werkzaamheden, met name het verhaal hoe om te gaan met de boekingen in de verschillende rekening couranten van de BV’s.
Doordat er niet maandelijks is gecontroleerd wat er was geboekt in de verschillende rekening couranten van de BV’s, zijn er kosten niet geboekt die op de rekening courant staan. Dit heeft tot gevolg dat het uiteindelijke bedrijfsresultaat voor het boekjaar 2006 niet juist is gerapporteerd. Door het ontbreken van de regelmatige controle zijn ook de verschillende subadministraties niet in balans, (…)”
VA&A heeft bij brief van 12 januari 2009 aan [aandeelhouder van SQS] (prod. 4 bij inleidende dagvaarding) nog enkele punten uit voormelde brief toegelicht.
l) Op 29 mei 2009 zijn de activiteiten van [financiële administratie] (thans geïntimeerde sub 1) ingebracht in de nieuw opgerichte vennootschap IK Financiële Administratie BV (thans geïntimeerde sub 2).
4.3. SQS heeft [geintimeerden] in rechte betrokken, en gevorderd - kort gezegd - veroordeling van [geintimeerden] tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding van € 21.452,37 inclusief buitengerechtelijke incassokosten, met wettelijke rente over € 20.375,00, en een verklaring voor recht dat I. [geintimeerden] en IK BV hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade voortvloeiende uit het niet tijdig en/of niet correct indienen van belastingaangiftes van SQS, Global Disk BV, [aandeelhouder van SQS], [oprichter sub 1. van SQS]en [oprichter sub 2. van SQS] in de jaren 2005 tot en met 2008.
4.4. SQS heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat [geintimeerden] in haar verplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst tekort is geschoten, onder verwijzing naar de inhoud van de overgelegde brief van VA&A van 2 december 2008.
4.5. Nadat [geintimeerden] gemotiveerd verweer had gevoerd, heeft de rechtbank geoordeeld - kort gezegd - dat SQS het beweerde tekortschieten van [geintimeerden] in haar contractuele verplichtingen onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd, en de vorderingen van SQS als ongegrond afgewezen. Ten overvloede heeft de rechtbank vervolgens nog overwogen dat de vorderingen van SQS ook op grond van onvoldoende specificatie en ontbreken van enig begin van bewijs van de gestelde schade zouden falen.
4.6.1 Met grief 1 stelt SQS dat de rechtbank bij de feitenvaststelling, de weergave van het geschil en de beoordeling daarvan, de inhoud van de tussen partijen gesloten overeenkomst en de daaruit voortvloeiende verplichtingen niet juist heeft weergegeven. SQS voert in de toelichting op de grief aan dat voorafgaande aan de totstandkoming van de schriftelijke overeenkomst van 22 januari 2007 tussen partijen besprekingen hebben plaatsgevonden, en dat toen is afgesproken (i) dat [geintimeerden] voor SQS en de aan haar gelieerde ondernemingen, terugwerkend tot de start van die ondernemingen, alsmede voor [oprichter sub 1. van SQS] en [oprichter sub 2. van SQS] een geheel nieuwe administratie zou opzetten, (ii) dat alle jaarstukken steeds voor 1 maart door [geintimeerden] gereed zouden worden gemaakt, en (iii) dat de (door [oprichter sub 2. van SQS] verrichte) boekingen door [geintimeerden] zouden worden gecontroleerd, en, indien nodig, gecorrigeerd, en dat [geintimeerden] daaraan vooralsnog 10 uren per maand zou besteden en factureren. SQS stelt dat deze afspraken deel uitmaken van de tussen partijen gesloten overeenkomst, en derhalve mede de verplichtingen van [geintimeerden] bepalen.
4.6.2 [geintimeerden] heeft het gestelde gemotiveerd weersproken, en gesteld dat, daargelaten wat voorafgaand aan de overeenkomst is besproken, de uiteindelijke afspraken tussen partijen zijn vastgelegd in de schriftelijke overeenkomst van 22 januari 2007. [geintimeerden] heeft betwist dat er voor SQS en de andere ondernemingen alsmede voor [oprichter sub 1. van SQS] en [oprichter sub 2. van SQS] met terugwerkende kracht een geheel nieuwe administratie zou worden opgezet, en heeft daarbij aangevoerd dat dit feitelijk ook niet mogelijk zou zijn geweest, aangezien de jaarrekeningen van de vennootschappen over 2005 en de IB-aangifte van [oprichter sub 1. van SQS]over 2005 reeds door het administratiekantoor [admnistratiekantoor]s waren opgemaakt. Voorts heeft zij betwist dat was afgesproken dat de jaarrekeningen steeds voor 1 maart gereed zouden zijn, en daarbij aangevoerd dat een dergelijke afspraak ook niet had kunnen worden gemaakt zonder de uitdrukkelijke voorwaarde dat SQS tijdig en volledig de vereiste bescheiden en informatie zou aanleveren. Ten slotte heeft [geintimeerden] er op gewezen dat ter zake controle van de (door [oprichter sub 2. van SQS] verrichte) boekingen in de schriftelijke overeenkomst een bedrag van € 37,50 per uur (geschat op 40 uur per jaar) was opgenomen, en dat er dus geen sprake is van de door SQS genoemde 10 uur per maand.
4.6.3 Het hof overweegt dat SQS niet nader heeft onderbouwd waarom de gestelde eerder mondeling gemaakte afspraken niet in de schriftelijke overeenkomst van 22 januari 2007 zijn vastgelegd. Voorts heeft SQS geen verklaring gegeven voor het feit dat in de door partijen ondertekende schriftelijke overeenkomst voor wat betreft de omvang van de door [geintimeerden] te verrichten werkzaamheden een geschat aantal uren van 40 uur per jaar is opgenomen, dat aanzienlijk afwijkt van het door SQS genoemde aantal afgesproken uren van 10 uur per maand. Het komt het hof niet logisch voor dat, indien partijen de bedoeling hadden dat de gestelde mondeling gemaakte afspraken deel zouden uitmaken van de tussen hen te sluiten overeenkomst, SQS de door [geintimeerden] opgemaakte schriftelijke overeenkomst heeft ondertekend zonder daarbij enige aan- of kanttekening te maken dat die overeenkomst niet alle afspraken bevatte en deels ook afweek van de eerdere afspraken. In het licht van het vorenstaande zijn de door SQS gestelde mondelinge afspraken als onderdeel van de met [geintimeerden] gesloten overeenkomst dan ook onvoldoende onderbouwd. Zulks brengt mee dat aan bewijslevering ter zake niet wordt toegekomen, en het door SQS in hoger beroep gedane bewijsaanbod op dit punt wordt gepasseerd.
Voor zover SQS zich bij de overige grieven opnieuw op de gestelde gemaakte afspraken beroept, zal het hof dit onbesproken laten.
4.7.1 Met de grieven II en III alsmede grief V komt SQS op tegen het oordeel van de rechtbank dat SQS het aan haar vorderingen ten grondslag gelegde tekortschieten van [geintimeerden] in de werkzaamheden uit hoofde van de overeenkomst feitelijk onvoldoende heeft onderbouwd, en tegen hetgeen de rechtbank daartoe in r.o. 4.2. van het beroepen vonnis daartoe heeft overwogen.
4.7.2 Het hof stelt voorop dat, voor zover SQS aanvoert dat de rechtbank in haar oordeel niet heeft meegewogen dat [geintimeerden] niet heeft aangetoond dat zij aan haar verplichtingen, in het bijzonder de verplichting tot controle van gedane boekingen, afdoende heeft uitgevoerd, SQS miskent dat op haar de plicht rust om feiten en omstandigheden aan te voeren die de grondslag van haar vorderingen genoegzaam kunnen onderbouwen.
4.7.3 SQS heeft bij de grieven II en III aangevoerd dat [geintimeerden] niet aan de op haar rustende contractuele verplichting tot controle en correctie van de door [oprichter sub 2. van SQS] verrichte boekingen in het bij SQS bestaande boekhoudprogramma heeft voldaan, omdat het [geintimeerden] bij controle van de administratie had moeten opvallen dat deze fouten bevatte, en dat het feit dat zij daarop niet heeft gewezen betekent dat zij of de controle niet of niet naar behoren heeft uitgevoerd of de opgemerkte foutieve boekingen niet aan SQS heeft gemeld.
4.7.4 In de toelichting op grief II heeft SQS volstaan met het overleggen van een vijftal producties (1 t/m 5), waaruit blijkt, aldus SQS, dat [geintimeerden] ook zelf boekingen in de boekhouding van SQS heeft uitgevoerd, en een e-mailbericht van 12 september 2000 (prod. 6), waarin, aldus SQS, door [geintimeerden] wordt erkend dat controle van de boekhouding tot haar verplichtingen behoorde. Het hof overweegt dat niet valt in te zien hoe deze producties aan de onderbouwing van de stelling als hiervoor onder 4.7.3 weergegeven, kunnen bijdragen. Nu bij grief II voorts geen nadere feiten en omstandigheden zijn aangevoerd, dient deze te falen.
4.7.5 In de toelichting op grief III heeft SQS een tweetal beweerde fouten van [geintimeerden] aan de orde gesteld, te weten het niet corrigeren van foutieve boekingen ad € 43.000,--, en het niet voeren van een afzonderlijke administratie voor [aandeelhouder van SQS].
Met betrekking tot het bedrag van € 43.000,-- heeft SQS gesteld dat boekingen ten belope van dit bedrag foutief in de administratie van [aandeelhouder van SQS] zijn geboekt, terwijl deze in SQS als inkoopwaarde omzet hadden moeten worden geboekt, en dat [geintimeerden] dit had moeten controleren en corrigeren, althans naar de achtergrond daarvan had moeten vragen, hetgeen zij niet heeft gedaan.
Het hof stelt vast dat SQS niet met onderliggende bescheiden of anderszins inzicht heeft gegeven in de gestelde boekingen. Dit had op haar weg gelegen, zodat [geintimeerden] in de gelegenheid zou zijn geweest om daartegen verweer te voeren. Voor zover SQS heeft verwezen naar het rapport van VA&A van 2 december 2008 (zie hiervoor r.o. 4.2. sub k) onder 1.) kan dit SQS niet baten, aangezien uit dit rapport juist blijkt dat bepaalde kosten ten belope van circa €43.000,00 niet zijn geboekt, en dat daardoor het (bruto-) jaarresultaat 2006 van SQS niet juist was. Nu in rechte vaststaat dat het [oprichter sub 2. van SQS] was die het inboeken van facturen in het boekhoudprogramma verzorgde, en [oprichter sub 2. van SQS] ter comparitie in eerste aanleg heeft verklaard dat indien facturen niet door haar werden geboekt, dit ook niet door [geintimeerden] kon worden gecontroleerd, kan [geintimeerden] bezwaarlijk worden verweten dat zij voormeld bedrag niet heeft opgemerkt en gecorrigeerd. Het gestelde tekortschieten van [geintimeerden] op dit punt wordt derhalve, als onvoldoende onderbouwd, gepasseerd, waarmee grief III in zoverre faalt.
Voor zover SQS zich bij de grief verder heeft beroepen op het niet voeren door [geintimeerden] van een afzonderlijke administratie voor [aandeelhouder van SQS], overweegt het hof dat SQS niet heeft weersproken het verweer zijdens [geintimeerden] dat de boekingen destijds in de administratie van SQS zijn verwerkt wegens het ontbreken van een afzonderlijke administratie voor [aandeelhouder van SQS], waarvoor SQS weigerde een extra licentie aan te schaffen. Zulks leidt tot de conclusie dat SQS onvoldoende heeft onderbouwd dat het verwerken van de gegevens van [aandeelhouder van SQS] in de administratie van SQS - daargelaten de boekhoudkundige (on)juistheid daarvan - aan [geintimeerden] was te verwijten. Ook op dit punt zal het hof het gestelde, als onvoldoende onderbouwd, passeren.
4.7.6 Bij grief V klaagt SQS voorts dat de rechtbank de inhoud van de brief van VA&A van 2 december 2008 terzijde heeft gelaten.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het betreffende schrijven van opvolgend administratiekantoor VA&A, waaraan SQS (reeds) medio 2008 de eerder door [geintimeerden] verrichte werkzaamheden had opgedragen, niet als een onafhankelijk rapport ter zake het handelen van [geintimeerden] kan worden aangemerkt. Het hof verenigt zich met het hetgeen de rechtbank in r.o. 4.2. van het vonnis heeft overwogen met betrekking tot de bemerkingen in de brief van VA&A en de gemotiveerde weerlegging zijdens [geintimeerden] van de door VA&A aan haar gemaakte verwijten.
Het hof overweegt voorts dat, nadat de rechtbank de gestelde tekortkoming van [geintimeerden] met de enkele verwijzing naar de brief van VA&A onvoldoende feitelijk onderbouwd had geoordeeld, het op de weg van SQS had gelegen om in hoger beroep alsnog de concrete aan [geintimeerden] verweten gebreken nader met een onafhankelijk rapport, toelichtende bescheiden of anderszins te staven en in te gaan op hetgeen [geintimeerden] in reactie op de brief van VA&A in de conclusie van antwoord had aangevoerd, hetgeen SQS niet heeft gedaan.
Zulks betekent dat het met het de grief bestreden oordeel van de rechtbank in stand wordt gelaten, en derhalve niet aan bewijslevering wordt toegekomen. Het aan het slot van de memorie van grieven gedane bewijsaanbod om dhr. [medewerker van VA&A] van VA&A te horen, zal, als niet ter zake dienend, worden gepasseerd.
4.8. Nu de voorgaande grieven falen, ligt de beslissing van de rechtbank in r.o. 4.3. van het vonnis tot afwijzing van de vorderingen voor bekrachtiging gereed.
4.9. De overige door SQS aangevoerde grieven zijn gericht tegen hetgeen de rechtbank in r.o. 4.4.1. e.v. ten overvloede heeft overwogen. Nu deze overwegingen niet dragend zijn voor de beslissing tot afwijzing van de vorderingen, behoeven die grieven geen bespreking.
4.10. Voor zover SQS met het gestelde bij grief IV heeft bedoeld aanvullend nog een tekortkoming van [geintimeerden] te stellen, bestaande in het niet (tijdig) aanleveren van informatie en stukken, wordt dit verworpen. Uit de bij de grief overgelegde e-mailberichten kan niet meer of anders worden afgeleid dan dat de communicatie tussen [geintimeerden] en SQS ([oprichter sub 2. van SQS]) moeizaam verliep, en dat van beide zijden meermaals om nadere informatie en gegevens is gevraagd. Dit is onvoldoende om een tekortkoming Van [geintimeerden] in haar contractuele verplichtingen jegens SQS te kunnen onderbouwen. Voor zover SQS zich andermaal beroept op het overschrijden door [geintimeerden] van afgesproken termijnen voor het aanleveren van stukken, overweegt het hof dat (zoals reeds in r.o. 4.7.5. is overwogen) in rechte niet is komen vast te staan dat naast c.q. in aanvulling op de schriftelijke overeenkomst van 22 januari 2007 nadere afspraken ter zake door [geintimeerden] te hanteren termijnen golden.
4.11. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroepen vonnis zal worden bekrachtigd, en SQS als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep zal worden veroordeeld.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 8 september 2010;
veroordeelt SQS in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [geintimeerden] worden begroot op € 649,-- aan verschotten en op € 1.737,-- aan salaris advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.Th. Begheyn, Th.C.M. Hendriks-Jansen en S. Riemens en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 december 2012.