ECLI:NL:GHSHE:2012:BY4995

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.102.761 E
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing van moeder met kinderen naar Turkije en de gevolgen voor het gezag van de vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verhuizing van een moeder met haar kinderen naar Turkije. De vader, die in hoger beroep ging, had bezwaar tegen deze verhuizing en vorderde dat de moeder niet met de kinderen naar Turkije mocht verhuizen. De rechtbank had eerder, na advies van de Raad voor de Kinderbescherming, vervangende toestemming verleend voor de verhuizing. Het hof heeft kennisgenomen van een aanvullend raadsrapport en heeft partijen in de gelegenheid gesteld om te reageren, maar zij hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

Het hof oordeelde dat het in het belang van de kinderen is om alle betrokken belangen mee te nemen in de beslissing. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen zich goed ontwikkelen in Turkije en dat zij zich hebben aangepast aan de nieuwe omstandigheden. De scholen in Turkije rapporteren over bovengemiddelde leerresultaten en de kinderen hebben aangegeven dat zij in Turkije willen blijven wonen. De vader heeft onvoldoende aangetoond dat de verhuizing nadelige gevolgen voor de kinderen met zich meebrengt.

Het hof heeft ook overwogen dat de vader in het verleden niet voldoende zorg en opvoeding heeft geboden en dat zijn rol als meeverzorgende ouder niet optimaal is ingevuld. De vader had slechts beperkt contact met de kinderen en heeft niet aangetoond dat hij door de moeder in zijn zorgplicht werd belemmerd. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten om de verhuizing van de moeder met de kinderen naar Turkije toe te staan en het hoger beroep van de vader af te wijzen. De beslissing van de rechtbank is bekrachtigd, en het hof heeft benadrukt dat de vader en de kinderen in staat moeten worden gesteld om een relatie op afstand te onderhouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 4 december 2012
Zaaknummer: HV 200.102.761/01
Zaaknummer eerste aanleg: 108723 / FA RK 11-738
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. Z.M. Alaca,
tegen
[Y.],
ten tijde van de procedure in eerste aanleg wonende te [woonplaats],
thans wonende te [woonplaats] (Turkije),
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.A.M.J.M. Joosten.
5. De beschikking van 29 mei 2012
Bij deze beschikking heeft het hof de beslissing aangehouden tot 1 oktober 2012 pro forma teneinde de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) conform ro. 3.8.3. van die beschikking, in de gelegenheid te stellen het hof middels een nader aanvullend onderzoek te informeren over, kort gezegd, de situatie van de kinderen nadat de moeder met hen is geëmigreerd naar Turkije.
6. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Het hof heeft kennisgenomen van de brief van de raad d.d. 19 juli 2012 met als bijlage het raadsrapport d.d. 18 juli 2012.
Vervolgens heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld om te reageren op deze aanvullende rapportage.
Van deze gelegenheid hebben partijen geen gebruik gemaakt.
Het hof acht zich thans voldoende geïnformeerd om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen en zal de zaak op de stukken afdoen.
7. De verdere beoordeling
7.1. Het is niet mogelijk gebleken met partijen een oplossing te vinden voor het hen verdeeld houdende geschil. Dit brengt mee dat het hof – nu partijen gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag over de kinderen – op basis van artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (BW) een zodanige beslissing moet nemen als het hof in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Daarbij neemt het hof alle bij een eventuele emigratie betrokken belangen mee. Uit artikel 1:253a BW mag niet zonder meer worden afgeleid dat het belang van de kinderen bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. Het hof zal bij deze beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen, hoezeer ook de belangen van de kinderen een overweging van eerste orde dienen te zijn bij de te verrichten belangenafwegingen (HR 25 april 2008, LJN: BC 5901).
7.2. Op basis van het aanvullend onderzoek – waarbij de raad de school van de kinderen in Turkije heeft geraadpleegd alsmede de specialist van [kind1.] in het Turkse ziekenhuis waar hij onder behandeling is – is gebleken dat de kinderen zich goed ontwikkelen in Turkije en dat zij zich hebben aangepast aan de nieuwe leefomstandigheden. De scholen hebben bericht dat de leerresultaten van de kinderen bovengemiddeld zijn en dat zij in sociaal opzicht prima functioneren. [kind1.] werd in Nederland op school gepest en lijkt hier in Turkije geen last meer van te hebben. Verder zijn er ten behoeve van [kind1.]’s handicap/ziekte in Turkije meer behandelmethodes aanwezig dan in Nederland. De moeder heeft dit in Turkije voortvarend opgepakt. Ook de huisvesting van de moeder is op orde.
Voorts hebben [kind1.] en [kind2.] tegenover de raad verklaard dat zij in Turkije willen blijven wonen. Zij hebben een positief beeld van hun nieuwe school, de nieuwe partner van de moeder en van de huisvesting in Turkije.
Na verificatie van de door de moeder verstrekte documenten, heeft de raad geen zorgen over de ontwikkeling van de kinderen en de omstandigheden waaronder de kinderen in Turkije opgroeien. De raad persisteert dan ook bij het eerder uitgebrachte advies om het verzoek van de vader af te wijzen.
7.3. Hoewel het hof zich realiseert dat het zonder meer in het belang van kinderen is wanneer zij regelmatig persoonlijk contact met de vader hebben en dat bekrachtiging van de bestreden beschikking zal leiden tot een ernstige beperking van de rol van de vader als meeverzorgende ouder die de wet hem toekent, kan het hof in deze situatie zich niet aan de indruk onttrekken dat de vader aan zijn recht en plicht om zijn kinderen op te voeden en te verzorgen niet, althans onvoldoende invulling heeft gegeven ten tijde van het verblijf van de kinderen in Nederland. Gebleken is dat de vader zich in de nakoming van de zorgregeling wisselend heeft opgesteld en naar het oordeel van het hof heeft de man niet voldoende aannemelijk gemaakt dat het door toedoen van de moeder was dat hij hierin belemmerd werd. Die indruk wordt mede ondersteund door hetgeen in het raadsrapport van 4 oktober 2011 is opgenomen, dat de vader heeft nagelaten zich te houden aan de zorgregeling zoals vastgelegd in het ouderschapsplan.
Vorenstaande gedragingen doet het hof vermoeden dat de vader sinds de echtscheiding geen aanmerkelijke zorg-en opvoedtaken meer op zich heeft genomen ten aanzien van de kinderen. Onbetwist is door de moeder gesteld dat de vader na de echtscheidingsprocedure, toen de moeder en de kinderen nog in Nederland woonden, circa anderhalf uur per week persoonlijk contact met de kinderen had.
Het hof constateert dat er geen sprake is geweest van een situatie waarin de vader het optimale persoonlijke contact met de kinderen had, waar hij volgens de zorgregeling recht op had.
7.4. Alle belangen voor en tegen toewijzing van het verzoek van de vader in hoger beroep tegen elkaar afwegend, is het hof van oordeel dat kan worden toegestemd in een verhuizing van de moeder met de kinderen naar Turkije. De stelling van de vader dat de kinderen nadelige gevolgen ondervinden van de emigratie naar Turkije, volgt het hof – gelet op de aanvullende raadsrapportage waarin juist het tegendeel wordt aangetoond – dan ook niet.
Hoewel het hof begrip heeft voor de gevoelens van de vader, is evenmin gebleken dat de emigratie van de moeder met de kinderen naar Turkije een onaanvaardbare inmenging oplevert in het gezinsleven van de vader, noch dat de door de opgevoerde artikelen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden geschonden.
Het hof zal het hoger beroep van de vader afwijzen met bekrachtiging van de bestreden beschikking.
7.5. Het hof merkt tot slot op dat de vader en de kinderen door de moeder in staat dienen te worden gesteld om met behulp van alle hedendaagse communicatiemiddelen een relatie op afstand met elkaar te onderhouden en dat partijen onderling afspraken dienen te maken over het persoonlijk contact tussen de vader en de kinderen gedurende de schoolvakanties.
De raad heeft geconstateerd dat de moeder de vader niet uit het leven van de kinderen wil bannen, hetgeen wordt onderschreven door de gebeurtenissen in juni 2012. In onderling overleg tussen partijen hebben de kinderen enkele vakantieweken met de vader doorgebracht en de vader heeft de kinderen na afloop weer naar de moeder in Turkije gebracht.
Gebleken is dat de moeder bereid is een ruimhartige omgangsregeling met de vader toe te staan en het hof rekent op het nakomen door de moeder van deze toezegging.
7.6. Beslist dient te worden als volgt.
8. De beslissing
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.C.G. Brants, C.D.M. Lamers en M.C. van Dijkhuizen en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2012.