GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.092.275
arrest van 27 november 2012
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. H.M.J. Offermans,
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. S.H.M. Skrotzki,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 18 oktober 2011 in het hoger beroep van de door de rechtbank Roermond onder zaak/rolnummer 97399/ HA ZA 09-870 gewezen vonnis van 22 december 2010 en van de door de rechtbank Roermond, sector kanton onder zaaknummer 294970/ CV EXPL 11-179 in de vrijwaringszaak gewezen vonnis van 10 mei 2011. Het hof zal de nummering van het tussenarrest voortzetten.
5. Het tussenarrest van 18 oktober 2011
Bij genoemd arrest heeft het hof een comparitie na aanbrengen gelast en is iedere verdere beslissing aangehouden.
6. Het verdere verloop van de procedure
6.1.De comparitie heeft op 16 november 2011 plaatsgevonden. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Partijen zijn niet tot een regeling gekomen en de zaak is naar de rol verwezen voor memorie van grieven.
6.2. Bij memorie van grieven heeft [appellant] onder overlegging van vier producties drie grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis van 10 mei 2011 en, kort gezegd, tot afwijzing van de vorderingen van [geintimeerde] met veroordeling van [geintimeerde] in de kosten van beide instanties.
6.3.Bij memorie van antwoord heeft [geintimeerde] de grieven bestreden.
6.4.Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
7. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
8. De verdere beoordeling
8.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
8.1.1.Op 22 oktober 2008 zijn op het adres [perceel 1.] te [plaatsnaam] en op het adres [perceel 2.] te [plaatsnaam] hennepkwekerijen aangetroffen. Op 30 oktober 2008 heeft Enexis, althans Essent Netwerk B.V., ten aanzien van beide panden aangifte gedaan van het manipuleren van de elektriciteitsmeters en diefstal van elektriciteit. De elektriciteitsaansluitingen van beide panden stonden geregistreerd op naam van [geintimeerde].
8.1.2.Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat [geintimeerde] op genoemde adressen een winkel in onder meer sieraden en tassen dreef onder de handelsnaam Bizjoo.
8.1.3.Bij dagvaarding van 11 november 2009 heeft Enexis, als netwerkbeheerder van deze aansluitingen, van [geintimeerde] vergoeding van de schade gevorderd die is ontstaan doordat er ten behoeve van de hennepkwekerijen illegaal elektriciteit is afgetapt buiten de meter om, vermeerderd met rente en kosten. De totale vordering van Enexis bedroeg € 7.851,73, bestaande uit een bedrag van € 3.813,94 voor schade en kosten voor de [perceel 2.] en een bedrag van € 2.737,21 aan schade en kosten voor [perceel 1.], vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.
8.1.4.Daarop heeft [geintimeerde] op 6 januari 2010 een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring genomen, waarin zij stelt twee huurovereenkomsten te hebben gesloten met [appellant] met betrekking tot de kelderruimten van de panden op genoemde adressen, waardoor [appellant] gehouden is [geintimeerde] te vrijwaren ter zake van de vorderingen in de hoofdzaak. Bij vonnis in het incident van 3 februari 2010 heeft de rechtbank Roermond gelast dat [appellant] door [geintimeerde] zal worden gedagvaard teneinde op de eis in vrijwaring te antwoorden.
8.2.[geintimeerde] heeft [appellant] op 6 april 2010 gedagvaard voor de rechtbank Roermond en gevorderd dat [appellant] wordt veroordeeld tot betaling van al datgene waartoe [geintimeerde] als gedaagde in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld. Aan deze vordering heeft [geintimeerde] ten grondslag gelegd dat [appellant] aansprakelijk is voor de betaling van datgene waartoe [geintimeerde] ten behoeve van Enexis mocht worden veroordeeld, omdat hij in strijd met de tussen hen gesloten huurovereenkomsten hennepkwekerijen heeft gehouden in de gehuurde kelderruimten. [appellant] heeft de vorderingen in vrijwaring betwist en bestreden huurder te zijn geweest van beide kelderruimten.
8.2.1.Gelet op het verweer van [geintimeerde] in de hoofdzaak met betrekking tot de gesloten huurovereenkomsten en de genoemde vrijwaringszaak heeft de rechtbank Roermond zich - na partijen de gelegenheid te hebben geboden zich uit te laten - bij vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 22 december 2010 onbevoegd verklaard van deze zaken kennis te nemen en de zaak verwezen naar de sector kanton.
8.2.2.Bij vonnis van 10 mei 2011 in de hoofdzaak is [geintimeerde] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.056,86, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening en de proceskosten. De kantonrechter heeft daarbij geoordeeld dat [geintimeerde] vanwege haar contractuele band met Enexis aansprakelijk is voor de schade die Enexis heeft geleden ten gevolge van het manipuleren van de elektriciteitsmeters. Een deel van de schade heeft de kantonrechter vanwege onvoldoende onderbouwing afgewezen.
8.2.3.De kantonrechter heeft bij vonnis van gelijke datum in de vrijwaringszaak [appellant] veroordeeld tot betaling van datgene waartoe [geintimeerde] in de hoofdzaak ten behoeve van Enexis is veroordeeld met veroordeling in de proceskosten in de vrijwaringszaak. Daartoe heeft de kantonrechter overwogen dat [appellant] heeft erkend de beide huurovereenkomsten te hebben getekend, maar dat te hebben gedaan op verzoek van een vriend van [geintimeerde]. Dit verweer wordt door de kantonrechter als ontijdig gepasseerd. De kantonrechter heeft vervolgens overwogen dat [appellant] de, met schriftelijke bescheiden onderbouwde, stellingen van [geintimeerde] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist en heeft te gelden als huurder van de kelderruimten waar de hennepkwekerijen zijn aangetroffen.
8.3.Op 14 juni 2011 heeft de politierechter Maastricht [appellant] bij verstek veroordeeld voor de bij voornoemde adressen aangetroffen hennepplanten en voor diefstal van elektriciteit. [appellant] heeft tegen die uitspraak hoger beroep ingesteld.
8.4.[appellant] is tijdig in hoger beroep gekomen van de bestreden vonnissen in de vrijwaringszaak. De grieven zijn gericht tegen het passeren van zijn verweer en het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] heeft te gelden als huurder van de kelderruimten waar de hennepkwekerijen zijn aangetroffen en om die reden aansprakelijk is jegens [geintimeerde].
8.5.Allereerst merkt het hof op dat de beoogde vernietiging van het tussenvonnis van 22 december 2010 - zoals opgenomen in de appeldagvaarding - in de memorie van grieven door [appellant] niet is herhaald. Bovendien is tegen dit tussenvonnis geen grief gericht, zodat de gewenste vernietiging van dit tussenvonnis als ingetrokken kan worden beschouwd.
8.6.Gelet op de samenhang tussen de grieven tegen het vonnis van 10 mei 2011 zal het hof deze gezamenlijk behandelen.
8.7.In de onderhavige zaak staat de vraag centraal of [geintimeerde] het bedrag, waartoe zij in de hoofdzaak tegen Enexis is veroordeeld te betalen, kan verhalen op [appellant], omdat - zoals zij stelt - [appellant] de betreffende kelderruimten van haar heeft gehuurd en deze heeft gebruikt als gesteld.
8.7.1.[geintimeerde] beroept zich op art. 157 lid 2 Rv en stelt dat de door haar overgelegde huurovereenkomsten dwingend bewijs opleveren ten aanzien van daarin opgenomen verklaringen. [geintimeerde] heeft bij haar incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring twee kopieën van een ‘huurovereenkomst winkelruimte’ overgelegd. In haar memorie van antwoord heeft [geintimeerde] aangegeven niet in staat te zijn de originele huurovereenkomsten boven water te krijgen, omdat kennelijk bij de politie iets verloren is gegaan. Het hof maakt echter uit het proces-verbaal van de politie Maastricht (akte overlegging productie van [appellant] voor de comparitie na aanbrengen bij dit hof) op dat deze niet de beschikking heeft gekregen over de originele huurovereenkomsten, maar over kopieën, omdat op pagina 4 staat vermeld: ‘Door [geintimeerde] werd mij twee kopieën van een huurcontract ter beschikking gesteld.’
8.7.2.Een onderhandse akte levert weliswaar op grond van art. 157 lid 2 Rv dwingend bewijs op, maar het bewijs is op grond van art. 160 Rv gelegen in de oorspronkelijke akte. Een gewone kopie van een akte heeft slechts vrije bewijskracht.
Dat brengt inzake de bewijslastverdeling in de onderhavige zaak met zich dat de hoofdregel van art. 150 Rv van toepassing is. Nu [geintimeerde] stelt dat [appellant] huurovereenkomsten voor de betreffende kelderruimten met haar heeft gesloten, deze ruimten ook heeft gebruikt en daar hennepinstallaties heeft aangebracht, rust op [geintimeerde] de bewijslast van deze stellingen.
8.7.3.In de overgelegde kopieën staat in de huurovereenkomst met betrekking tot de kelderruimte op het adres [perceel 1.] te [plaatsnaam] dat deze ingaat op 1 maart 2008. Onderaan deze overeenkomst staat [geintimeerde] als verhuurder en [appellant] als huurder vermeld met daarbij de respectieve handtekeningen. Op de tweede overgelegde huurovereenkomst, ingaande op 1 augustus 2008, staat als het gehuurde de bedrijfsruimte gelegen aan de [perceel 2.] te [plaatsnaam] vermeld. Als ondergetekenden van deze overeenkomst worden [geintimeerde] als verhuurder en [appellant] als huurder genoemd. Bij de ondertekening staat ‘[plaatsnaam] 26 juli 2008’ vermeld.
8.7.4.Door [appellant] wordt betwist dat hij de overgelegde huurovereenkomsten heeft getekend. Uit het proces-verbaal verhoor verdachte van de politie Maastricht blijkt dat [appellant] heeft verklaard dat hij twee of drie contracten heeft getekend, waarvoor hij een bedrag heeft ontvangen. Bij conclusie van dupliek heeft [appellant] gesteld de huurovereenkomsten op verzoek van de heer [Z.] en tegen betaling van tekengeld te hebben getekend. In zijn memorie van grieven stelt [appellant] twee blanco facturen te hebben ondertekend op blanco vellen briefpapier. Ter onderbouwing van deze stelling heeft hij in productie 1 bij de memorie van grieven een verklaring van [getuige sub 1.] overgelegd. Wat ook zij van de opgesomde stellingen en de inconsistentie daarin, het hoger beroep leent zich ook voor wijziging van eigen stellingen. Door [appellant] is in ieder geval gemotiveerd betwist dat hij de door [geintimeerde] overgelegde huurovereenkomsten heeft gesloten. Bovendien is door [appellant] gesteld dat hij nooit in de betreffende winkelruimten of kelderruimten is geweest, dat hij de sleutels van deze ruimten niet heeft ontvangen, dat hij de huurgelden niet aan [geintimeerde] heeft betaald en dat hij niets te maken heeft gehad met de daarin aangetroffen hennepplantages of elektriciteitsaansluitingen.
8.7.5.Hetgeen [geintimeerde] in haar processtukken heeft aangevoerd in samenhang met de overgelegde kopieën en verklaringen kan weliswaar als een begin van bewijs worden beschouwd, maar is - gelet op de gemotiveerde betwisting van [appellant] - onvoldoende om aan te nemen dat de stellingen van [geintimeerde] - dat [appellant] de betreffende kelderruimten heeft gehuurd, gebruikt en daar hennepinstallaties heeft aangebracht, zoals door [geintimeerde] gesteld - vaststaan. Het hof zal [geintimeerde] daarom conform haar bewijsaanbod toelaten tot bewijslevering van deze stellingen.
8.7.6.Daarbij wordt opgemerkt dat indien na bewijslevering mocht blijken dat [geintimeerde] niet geslaagd geacht kan worden in één van de voornoemde stellingen waarop de bewijslevering betrekking heeft, dit voor het hof mogelijk aanleiding kan zijn om de rechtsgronden in de onderhavige zaak aan te vullen.
8.7.7.Het hof wijst er tot slot op dat beide partijen, ingeval zij gebruik willen maken van schriftelijke bewijsstukken, deze op voorhand, uiterlijk één week voor het verhoor, aan de raadsheer-commissaris en de wederpartij dienen toe te zenden.
8.8.Iedere verdere beoordeling en beslissing wordt aangehouden.
verklaart [geintimeerde] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Roermond (zaak/rolnummer 97399/ HA ZA 09-870) van 22 december 2010;
laat [geintimeerde] toe feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat zij en [appellant] huurovereenkomsten hebben gesloten voor de huur van de respectieve kelderruimten op het adres [perceel 1.] te [plaatsnaam] en op het adres [perceel 2.] te [plaatsnaam] en dat [appellant] de betreffende kelderruimten heeft gebruikt in de periode voorafgaand aan 22 oktober 2008 en daar hennepinstallaties heeft aangebracht;
bepaalt, voor het geval [geintimeerde] bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. H.A.W. Vermeulen als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 11 december 2012 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van [geintimeerde] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, H.A.W. Vermeulen en R.R.M. de Moor en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 27 november 2012.