ECLI:NL:GHSHE:2012:BY4562

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-001907-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gekwalificeerde poging tot doodslag en straftoemeting

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte is veroordeeld voor een gekwalificeerde poging tot doodslag. De feiten dateren van 23 januari 2012, toen de verdachte samen met een mededader het slachtoffer op een parkeerplaats heeft aangevallen met een mes. De verdachte heeft het slachtoffer 22 keer gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf opgelegd, maar de advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, met uitzondering van de opgelegde straf. De verdediging pleitte voor toepassing van het jeugdstrafrecht en een lagere straf.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot doodslag en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. Bij de strafbepaling hield het hof rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een psychologisch rapport dat wees op een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.

Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer, die als gevolg van de aanval schade had geleden. Het hof heeft ook beslist over de teruggave van in beslag genomen voorwerpen en de kosten van de vordering van de benadeelde partij.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer : 20-001907-12
Uitspraak : 23 november 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 22 mei 2012 in de strafzaak met parketnummer 01-825054-12 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1991],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in Huis van Bewaring Grave (Unit A + B) te Grave.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en - te dien aanzien opnieuw rechtdoende - de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest.
De raadsman van de verdachte heeft primair bepleit dat het jeugdstrafrecht zal worden toegepast en subsidiair dat in elk geval een aanmerkelijk lagere en deels voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen. Zo bevat het vonnis waarvan beroep geen verwijzing naar bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring gebaseerd is, terwijl nadien wel een aanvulling aan het dossier is toegevoegd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 januari 2012 te Someren ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, met dat opzet, meermalen (22 keer), althans eenmaal met een mes heeft gestoken in het lichaam en/of gezicht van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit te weten een diefstal (artikel 310 Wetboek van Strafrecht), immers is/heeft hij, verdachte, toen en aldaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weggenomen een geldbedrag (100 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit (die diefstal) voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair,
hij op of omstreeks 23 januari 2012 te Someren tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (100 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] meermalen (22 keer), althans eenmaal met een mes in het lichaam en/of gezicht gestoken heeft/hebben.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 23 januari 2012 te Someren ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met zijn mededader, met dat opzet, meermalen met een mes heeft gestoken in het lichaam en gezicht van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd van enig strafbaar feit te weten een diefstal (artikel 310 Wetboek van Strafrecht), immers heeft verdachte, toen en aldaar, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weggenomen een geldbedrag (100 euro), toebehorende aan [slachtoffer], welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De verwerping van de verweren ten aanzien van het bewijs zullen in de hiervoor genoemde aanvulling worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot doodslag, gevolgd van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en gemakkelijk te maken
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde neemt het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking. De verdachte heeft het slachtoffer samen met zijn mededader naar een parkeerplaats gelokt met de bedoeling hem daar te beroven. Zij hebben meerdere malen met een mes van 30 à 35 centimeter groot op het slachtoffer ingestoken. Daarmee werd pas gestopt op het moment dat het geld van het slachtoffer op de grond was gevallen. Met een buit van € 100,00 zijn zij vertrokken, zonder zich te bekommeren over het ernstig verwonde slachtoffer. Het slachtoffer bleek maar liefst 22 steekwonden te hebben opgelopen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte houdt het hof in het bijzonder rekening met het volgende. De verdachte is aan een psychologisch onderzoek onderworpen, hetgeen heeft geresulteerd in het pro justitia rapport d.d. 27 april 2012 dat door de psychologe S. Cornelissen is opgemaakt. In het rapport wordt geconcludeerd dat er bij de verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en het sociaal-emotionele functioneren. Hij is egocentrisch ingesteld en zijn geweten wordt vooralsnog extern aangestuurd. Bovendien overziet de verdachte oorzaak en gevolgrelaties niet, is hij weinig zelfredzaam en zeer gemakkelijk te beïnvloeden. Zijn persoonlijkheidsontwikkeling staat volgens de psychologe onder druk. Als gevolg daarvan is het bewezen verklaarde slechts in licht verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Ter terechtzitting in hoger beroep bleef zij bij de conclusies. Het hof neemt de conclusies over.
Anders dan de raadsman, ziet het hof evenals de rechtbank en de advocaat-generaal - gelet op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan - onvoldoende aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. Het hof ziet daarbij met name op de ernst van het feit, de indruk die de verdachte ter zitting heeft gemaakt alsmede op het beeld dat van verdachte uit het dossier naar voren komt.
Het hof ziet in de persoonlijkheid van de verdachte wel aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd. In zoverre slaagt het verweer van de raadsman.
Alles afwegende, is het hof van oordeel dat in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest passend en geboden is.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.697,95. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.679,95. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Beslag
Anders dan de rechtbank, is het hof van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. Er is geen strafvorderlijk belang dat zich tegen teruggave verzet. Het hof zal daarom de teruggave gelasten van de hierna te vermelden voorwerpen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47 en 288 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1 paar schoenen (zwart met spijkerstof)
2 zwarte sokken
1 zwarte muts
1 wit t-shirt met zwart/oranje opdruk
1 wit/grijs vest 1 blauwe broek geldbedrag ad € 90,--
1 mobiele telefoon, merk Blackberry, type Curve
1 mobiele telefoon, merk Blackberry, type Bold.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 2.197,95 (tweeduizend honderdzevenennegentig euro en vijfennegentig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 31 (eenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.197,95 (tweeduizend honderdzevenennegentig euro en vijfennegentig cent) en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. K. van der Meijde en mr. B.F. de Poorter, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Dieleman-Dieleman, griffier,
en op 23 november 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. K. van der Meijde, mr. B.F. de Poorter en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.