ECLI:NL:GHSHE:2012:BY4044

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.073.789
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op het bijplaatsen van een caravan op een woonwagenstandplaats

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een woonwagenbewoner, aangeduid als [appellante], tegen Stichting Woonpunt, de verhuurder van de woonwagenstandplaats. De zaak betreft de vraag of [appellante] in strijd heeft gehandeld met de algemene voorwaarden van de huurovereenkomst door een tourcaravan op haar standplaats te plaatsen zonder voorafgaande toestemming van Woonpunt. De huurovereenkomst bevatte een bepaling die het zonder toestemming van de verhuurder verbiedt om een ander onderkomen op de standplaats te plaatsen. Woonpunt heeft herhaaldelijk geconstateerd dat [appellante] deze bepaling heeft overtreden en heeft haar gesommeerd de caravan te verwijderen. De kantonrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat [appellante] in strijd heeft gehandeld met de huurovereenkomst en heeft haar verboden om in de toekomst nog een caravan of ander onderkomen zonder toestemming te plaatsen, onder oplegging van een dwangsom. In hoger beroep heeft [appellante] drie grieven ingediend, onder andere tegen de veroordeling in de proceskosten en het verbod om een caravan te plaatsen. Het hof heeft geoordeeld dat Woonpunt een gerechtvaardigd belang heeft bij het handhaven van het verbod en dat [appellante] onvoldoende heeft aangetoond dat zij de caravan slechts tijdelijk heeft geplaatst voor schoonmaakwerkzaamheden. Het hof heeft het beroep van [appellante] afgewezen en de kosten van het hoger beroep aan haar opgelegd, terwijl de kosten in eerste aanleg zijn gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.073.789
arrest van 20 november 2012
in de zaak van
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante],
advocaat: mr. A.J.J. Kreutzkamp te Valkenburg aan de Geul,
tegen:
Stichting Woonpunt,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Woonpunt,
advocaat: mr. G.J. Scholten te Utrecht,
op het bij exploot van dagvaarding van 7 september 2010 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Maastricht, van 9 juni 2010, gewezen tussen Woonpunt als eiseres en [appellante] als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 362794 CV EXPL 10-93)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft [appellante] drie grieven aangevoerd tegen het beroepen vonnis en geconcludeerd tot vernietiging van dat vonnis en, kort gezegd, tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van Woonpunt.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft Woonpunt onder overlegging van een productie de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het beroepen vonnis.
2.3. De partijen hebben hun standpunten doen bepleiten door hun advocaten ter zitting van 19 september 2012. Beide advocaten hebben pleitnotities overgelegd. Woonpunt heeft voorts een op voorhand toegezonden kleurenfoto overgelegd.
2.4.Na afloop van het pleidooi hebben de partijen uitspraak gevraagd. Woonpunt heeft daartoe haar procesdossier overgelegd. [appellante] had voorafgaand aan het pleidooi al kopieën van haar procesdossier overgelegd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a) [appellante] huurt van Woonpunt sinds 1 maart 2004 de woonwagenstandplaats met berging gelegen aan de [woonwagenstandplaats] te [woonplaats] en de op die woonwagenstandplaats aanwezige woonwagen.
b) Op de huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing. Artikel 5.4 van die algemene voorwaarden luidt als volgt:
“Huurder zal niet zonder toestemming van verhuurster het gehuurde of een gedeelte van het gehuurde onderverhuren, in gebruik geven of op het gehuurde een andere wagen of een bouwwerk plaatsen dat wordt of kan worden bewoond.”
c) Woonpunt heeft als productie 8 bij de conclusie van repliek een foto overgelegd van de door [appellante] gehuurde woonwagenstandplaats en de daarop aanwezige woonwagen. Op deze foto, die gemaakt is op 31 augustus 2007, is rechts van die woonwagen aan de voorzijde een tourcaravan zichtbaar. Die tourcaravan was destijds eigendom van [appellante].
d) Woonpunt heeft een kopie van een aan [appellante] gerichte brief van 24 april 2008 overgelegd. In die namens Woonpunt ondertekende brief staat onder meer het volgende:
“Op dinsdag 15 april jongstleden hebben wij geconstateerd dat u een tourcaravan op uw standplaats heeft staan. Op de vraag van wie deze caravan is, heb u verklaard dat deze van u is.
(…)
Wij sommeren u middels deze brief om de tourcaravan binnen twee weken, dus voor 8 mei 2008, van uw standplaats te verwijderen.”
e) Op 9 november 2009 constateerde (de beheerder van) Woonpunt dat op de door [appellante] gehuurde woonwagenstandplaats een tourcaravan stond. Dit betrof dezelfde caravan als de op de foto van 31 augustus 2007 zichtbare caravan. Deze tourcaravan was ook in 2009 nog eigendom van [appellante]. De tourcaravan is ook zichtbaar op de foto van de standplaats van [appellante] die Woonpunt bij het pleidooi heeft overgelegd. Dat betreft een foto (Google Street View) die op enig moment in oktober 2009 is gemaakt.
f) Bij brief van 11 november 2009 heeft (de beheerder van) Woonpunt aan [appellante] het volgende geschreven:
“Op maandag 9 november jongstleden hebben wij wederom geconstateerd dat u een tourcaravan op uw standplaats heeft staan. Wij hebben u in het verleden al diverse malen aangesproken over het feit dat dit niet toegestaan is. (…)
Wij sommeren u middels deze brief om de tourcaravan binnen één week, dus voor 18 november 2009, van uw standplaats te verwijderen.”
g) Bij brief van 25 november 2009 heeft de advocaat van Woonpunt [appellante] gesommeerd om de betreffende caravan binnen 48 uur van de door haar gehuurde standplaats te verwijderen.
4.2.1. In de onderhavige procedure vordert Woonpunt, voor zover thans van belang, [appellante] te verbieden om in de toekomst nog een tourcaravan of ander onderkomen (roerend of onroerend) op de door haar gehuurde standplaats te doen plaatsen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Woonpunt, op straffe van een dwangsom.
4.2.2.Aan deze vordering heeft Woonpunt het volgende ten grondslag gelegd.
Het is [appellante] op grond van artikel 5.4 van de algemene voorwaarden verboden om op de door haar gehuurde standplaats een tourcaravan te plaatsen. [appellante] heeft in de afgelopen jaren meermalen gedurende langere tijd in strijd gehandeld met dat verbod. Kennelijk vormt de in de algemene voorwaarden neergelegde contractuele boete van € 113,50 per dag een onvoldoende prikkel voor [appellante] om het verbod na te komen. Daarom is vaststelling van een (hogere) dwangsom op zijn plaats.
4.2.3.[appellante] heeft verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
4.3. In het beroepen vonnis van 9 juni 2010 heeft de kantonrechter geoordeeld dat het enkele plaatsen van een tourcaravan op de woonwagenstandplaats zonder vooraf toestemming te vragen een overtreding van artikel 5.4 van de algemene voorwaarden oplevert.
De kantonrechter heeft voorts overwogen dat op 31 augustus 2007, 15 april 2008 en gedurende een aantal dagen vanaf 9 november 2009 zonder voorafgaande toestemming een tourcaravan op de woonwagenstandplaats van [appellante] heeft gestaan zodat [appellante] meermalen in strijd met artikel 5.4 van de algemene voorwaarden heeft gehandeld.
De kantonrechter heeft vervolgens:
- [appellante] verboden in de toekomst nog een tourcaravan of ander onderkomen (roerend of onroerend) op de door haar gehuurde standplaats te doen plaatsen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Woonpunt, op straffe van een dwangsom van € 2.500,-- voor elke overtreding van dit verbod met een maximum van € 20.000,--;
- [appellante] in de proceskosten veroordeeld;
- het door Woonpunt meer of anders gevorderde (onder meer ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde) afgewezen.
4.4.1. Het hof zal eerst grief I behandelen. Die grief betreft rechtsoverweging 3.3 van het beroepen vonnis. In die rechtsoverweging bespreekt de kantonrechter de stelling van Woonpunt dat [appellante] op 15 april 2008 een tourcaravan op haar standplaats had staan en daardoor in strijd met het verbod heeft gehandeld. De kantonrechter overweegt daarover onder meer het volgende:
“De blote ontkenning van [appellante] bij antwoord van hetgeen Woonpunt heeft gesteld omtrent de overtreding van 15 april 2008 moet als onvoldoende onderbouwd terzijde worden geschoven. (…) Eerst bij dupliek heeft [appellante] haar verweer op dit punt van een nadere onderbouwing voorzien. Die onderbouwing is echter wegens strijd met een goede procesorde te laat naar voren gebracht.”
[appellante] voert door middel van grief I aan dat de kantonrechter de nadere onderbouwing van het verweer die [appellante] bij conclusie van dupliek heeft gegeven ten onrechte wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing heeft gelaten.
4.4.2.Naar het oordeel van het hof kan in het midden blijven of de kantonrechter de nadere onderbouwing van het verweer buiten toepassing had mogen laten. Vast staat in elk geval dat [appellante] op grond van artikel 348 Rv in hoger beroep nader verweer mag voeren. [appellante] heeft het betreffende nadere verweer door middel van grief I onder de aandacht van het hof gebracht. Het hof zal het nadere verweer in de beoordeling betrekken bij de bespreking van grief II. Grief I hoeft verder niet besproken te worden.
4.5.1.Grief II is gericht tegen het bij het beroepen vonnis aan [appellante] opgelegde verbod, op straffe van een dwangsom, om in de toekomst nog een tourcaravan of ander onderkomen (roerend of onroerend) op de door haar gehuurde standplaats te doen plaatsen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Woonpunt. De vraag of die veroordeling terecht is uitgesproken wordt door de grief in volle omvang aan het oordeel van het hof voorgelegd.
4.5.2.[appellante] heeft aangevoerd dat zij slechts af en toe voor korte tijd de tourcaravan op haar woonwagenstandplaats heeft neergezet om reparatiewerkzaamheden aan de caravan te verrrichten of om de caravan schoon te maken voor of na vakanties. Volgens [appellante] heeft zij hiermee artikel 5.4 van de algemene voorwaarden niet overtreden. Dat artikel is volgens haar bedoeld om onderverhuur van een deel van de woonwagenstandplaats tegen te gaan.
Volgens [appellante] staat artikel 5.4 er ook niet aan in de weg dat zij af en toe familieleden van elders korte tijd in een caravan op haar standplaats laat logeren zonder voorafgaande toestemming aan Woonpunt te vragen. Een dergelijke vorm van gastvrijheid wordt volgens de cultuur van de woonwagenbewoners van haar verlangd, aldus [appellante].
4.5.3.Woonpunt heeft aangevoerd dat [appellante] in de afgelopen jaren het in artikel 5.4 van de algemene voorwaarden neergelegde verbod structureel en langdurig heeft overtreden. Volgens Woonpunt heeft [appellante] daarover in het verleden gezegd dat zij het te kostbaar vond om haar tourcaravan op een andere plek (in een stalling) te plaatsen. Woonpunt heeft verder aangevoerd dat het voor haar ondoenlijk is om wanneer op een woonwagenstandplaats een caravan is bijgeplaatst, telkens na te gaan of die plaatsing van korte duur is voor schoonmaakwerkzaamheden of dat er in de caravan toch voor langere tijd onderdak wordt geboden aan derden. Woonpunt wil om die reden vasthouden aan het contractuele verbod dat elke plaatsing van een tourcaravan verbiedt, tenzij vooraf toestemming is gevraagd. Woonpunt heeft gesteld dat zij voorafgaande redelijke verzoeken om toestemming voor een kortdurende plaatsing, bijvoorbeeld voor schoonmaakwerkzaamheden of kleine reparaties, doorgaans zal honoreren.
4.5.4.Naar het oordeel van het hof heeft Woonpunt er een gerechtvaardigd belang bij om langdurige bijplaatsing van tourcaravans bij woningen op woonwagenstandplaatsen tegen te gaan. [appellante] heeft niet betwist dat het regelmatig voorkomt dat caravans in die situaties worden gebruikt als min of meer permanente woningen. Een woonwagenstandplaats is er niet voor bedoeld om daarop – naast de aanwezige woonwagen – langdurig een caravan of ander onderkomen bij te plaatsen.
4.5.5.Naar het oordeel van het hof heeft [appellante] onvoldoende betwist dat zij in het verleden op haar standplaats wel eens voor langere tijd haar caravan heeft geplaatst. Ten aanzien van het najaar van 2009 is in elk geval komen vast te staan dat de tourcaravan van [appellante] op enig moment in oktober 2009 (toen de foto van Google Street View werd gemaakt) al op haar standplaats stond en pas omstreeks 23 november 2009, na een sommatie om de caravan te verwijderen, door [appellante] is weggehaald. Dit betreft dus een plaatsing die minstens ongeveer een maand heeft geduurd. [appellante] kan in redelijkheid niet volhouden dat dit enkel een plaatsing voor korte schoonmaakwerkzaamheden of een reparatie betrof.
4.5.6.Het hof is verder van oordeel dat de door Woonpunt in artikel 5.4 van de algemene voorwaarden neergelegde regeling niet onredelijk is. Die regeling maakt het [appellante] mogelijk om haar caravan voor korte tijd op haar standplaats te zetten, bijvoorbeeld voor schoonmaakwerkzaamheden na een vakantie. Het enige was [appellante] daarvoor hoeft te doen is vooraf toestemming te vragen aan (de beheerder van) Woonpunt. [appellante] heeft niet de stelling van Woonpunt betwist dat deze toestemming eenvoudig door een telefoontje kan worden verkregen. De stelling van [appellante] dat Woonpunt redelijke verzoeken daarover niet welwillend in overweging zal nemen acht het hof onvoldoende onderbouwd. Woonpunt heeft verder voldoende onderbouwd dat een andere benadering, waarbij [appellante] de caravan zonder voorafgaande toestemming zou mogen plaatsen en Woonpunt vervolgens bij constatering van de aanwezigheid van de caravan maar moet gaan uitzoeken wat de reden van de plaatsing is en hoe lang de plaatsing zal duren, niet goed werkbaar is.
4.5.7.Ten aanzien van de stelling van [appellante] dat zij af en toe familieleden van elders wil toestaan om in een door die familieleden meegebrachte caravan op haar standplaats te logeren overweegt het hof het volgende. In de afgelopen jaren is een aantal malen geconstateerd dat een tourcaravan op de standplaats van [appellante] stond. Dat betrof telkens de caravan van [appellante] zelf en niet een caravan van familieleden. Van de zijde van Woonpunt is bij gelegenheid van het pleidooi ook verklaard dat een voorafgaand verzoek van [appellante] om kortdurend een caravan van een bezoeker op haar perceel te mogen laten plaatsen, welwillend tegemoet getreden zal worden. Naar het oordeel van het hof is ook in deze situaties van [appellante] te vergen dat zij vooraf toestemming vraagt aan Woonpunt. Verder is van haar familieleden te vergen dat zij hun komst tijdig vooraf aankondigen zodat [appellante] daadwerkelijk in de gelegenheid is vooraf toestemming te vragen aan Woonpunt. Zoals het hof in rechtsoverweging 4.5.6 in verband met 4.5.3 heeft overwogen, heeft Woonpunt daar een gerechtvaardigd belang bij.
4.5.8.[appellante] heeft bij gelegenheid van het pleidooi verder nog aangevoerd dat Woonpunt op een bepaalde woonwagenstandplaats is Margraten wel permanente bewoning van een bijgeplaatste tourcaravan toestaat. Namens Woonpunt is daarop gereageerd met de stelling dat de herinrichting van die woonwagenlocatie kort geleden is gestart en dat Woonpunt ook op die locatie het verbod tot het bijplaatsen van tourcaravans daadwerkelijk zal gaan handhaven. Naar het oordeel van het hof vormen deze feiten en omstandigheden geen gegrond beletsel voor Woonpunt om in dit geval het verbod te handhaven.
4.5.9.Het hof komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat grief II faalt. Het hof zal het beroepen vonnis bekrachtigen ten aanzien van het aan [appellante] opgelegde verbod. Tegen de (hoogte van de) dwangsom zijn geen afzonderlijke grieven gericht. Het hof acht die dwangsom passend en zal ook dat onderdeel van het vonnis bekrachtigen.
4.6.1.Grief III is gericht tegen de veroordeling van [appellante] in de kosten van het geding in eerste aanleg. Volgens [appellante] hadden de kosten van het geding in eerste aanleg moeten worden gecompenseerd of had Woonpunt in de kosten van het geding in eerste aanleg moeten worden veroordeeld. [appellante] heeft er in dit kader op gewezen dat Woonpunt in eerste aanleg meerdere vorderingen heeft ingesteld, waaronder:
- ontbinding van de huurovereenkomst;
- veroordeling van [appellante] tot ontruiming van het gehuurde;
- veroordeling van [appellante] tot betaling van de contractuele boete over de periode van 28 tot 30 november 2009.
Omdat deze vorderingen zijn afgewezen had de kantonrechter niet [appellante] maar Woonpunt moeten aanmerken als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, aldus [appellante].
4.6.2.Het hof acht deze grief ten dele gegrond. Omdat de kantonrechter de vorderingen van Woonpunt slechts deels heeft toegewezen en die beslissing in hoger beroep in stand blijft, zijn beide partijen in eerste aanleg deels in het gelijk en deels in het ongelijk gesteld. Het hof acht daarom een compensatie van de kosten van het geding in eerste aanleg tussen partijen op zijn plaats, aldus dat elke partij de eigen kosten dient te dragen. Het hof zal de kostenveroordeling uit het beroepen vonnis daarom vernietigen en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de kosten van het geding in eerste aanleg tussen partijen compenseren.
4.7.Het hoger beroep van [appellante] heeft slechts op een ondergeschikt punt doel getroffen. Op het belangrijkste geschilpunt wordt het vonnis bekrachtigd. Het hof zal [appellante] daarom veroordelen in de kosten van het hoger beroep. Deze kostenveroordeling wordt, zoals door Woonpunt gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
5. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het beroepen vonnis uitsluitend voor zover [appellante] bij dat vonnis in de kosten van het geding in eerste aanleg is veroordeeld en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
compenseert de kosten van het geding in eerste aanleg tussen partijen, aldus dat elke partij de eigen kosten moet dragen;
bekrachtigt het beroepen vonnis voor zover voor het overige aangevochten (ten aanzien van het bij dat vonnis aan [appellante] op straffe van een dwangsom opgelegde verbod);
veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Woonpunt tot op heden begroot op € 263,-- aan vast recht en op € 2.682,-- aan salaris advocaat;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, I.B.N. Keizer en Th.J.A. Kleijngeld en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 20 november 2012.