Parketnummer : 20-003982-11
Uitspraak : 5 juli 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht van 18 oktober 2011 in de strafzaak met parketnummer 03-703001-11 tegen:
[de verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1991],
thans verblijvende in Huis van Bewaring Roermond te Roermond.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis, waarbij hij ter zake van, kort gezegd:
1. medeplegen van diefstal met geweld en bedreiging met geweld, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf is verschaft door inklimming en het gestolen goed onder hun bereik is gebracht door middel van een onbevoegd gebruikte sleutel;
2. medeplegen van diefstal, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf is verschaft door inklimming en het gestolen goed onder hun bereik is gebracht door middel van een onbevoegd gebruikte sleutel;
3. primair: poging doodslag;
werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest.
Bij vonnis waarvan beroep werd verdachte tevens veroordeeld aan de benadeelde partij [A] te betalen een bedrag van € 1.160,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2011, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot dat bedrag.
Voorts werd verdachte bij dit vonnis veroordeeld aan de benadeelde partij [B] te betalen een bedrag van € 510,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot dat bedrag.
Tenslotte werd bij dit vonnis de teruggave aan verdachte gelast van een GSM.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [A] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.160,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade.
De benadeelde partij [B] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 510,-.
Beide vorderingen zijn bij vonnis waarvan beroep geheel toegewezen, waarbij de rente over het door benadeelde partij [A] gevorderde bedrag is toegewezen vanaf 19 januari 2011. Beide voegingen duren in hoger beroep derhalve van rechtswege voort.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
- verdachte voor het onder 1, onder 2 en onder 3 primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest;
- de vordering van voornoemde benadeelde partijen geheel zal toewijzen, te vermeerderen met wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De advocaat-generaal heeft zich niet uitgelaten over het in beslag genomen voorwerp.
De verdediging heeft bepleit dat het hof:
- verdachte ter zake het feit onder 1 zal vrijspreken van het ten laste gelegde geweld;
- verdachte ter zake het feit onder 1 en onder 2 zal vrijspreken van de ten laste gelegde braak en verbreking;
- verdachte ter zake het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde zal vrijspreken.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vorderingen van beide benadeelde partijen gerefereerd aan het oordeel van hof.
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over het in beslag genomen voorwerp.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 januari 2011 te Schimmert, gemeente Nuth, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Toyota RAV4, gekentekend [kenteken 1]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die voornoemde auto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of door middel van een valse sleutel, te weten een onbevoegd gebruikte sleutel en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- met de door hem en/of zijn mededader bestuurder auto, terwijl die [A] voornoemde auto heeft vastgepakt, met hoge snelheid en/of vol gas is gereden, waarbij die [A] werd meegesleurd en/of
- tegen die [A] heeft/hebben gezegd:" wat moet jij, wat moet jij" en/of
- met een busje pepperspray in de richting van die [A] heeft/hebben gespoten;
2.
hij op of omstreeks 19 januari 2011 te Schimmert, gemeente Nuth, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Toyota Landcruiser, gekentekend [kenteken 2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of door middel van een valse sleutel, te weten een onbevoegd gebruikte sleutel;
3.
hij op of omstreeks 19 januari 2011 te Nuth ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [B] van het leven te beroven, met dat opzet met de door hem bestuurde auto, terwijl die [B] voornoemde auto heeft vastgepakt, met hoge snelheid en/of vol gas is gereden, waarbij die [B] werd meegesleurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair,
hij op of omstreeks 19 januari 2011 in de gemeente Nuth tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [B], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met de door hem en/of zijn mededader bestuurde auto, terwijl die [B] voornoemde auto heeft vastgepakt, met hoge snelheid en/of vol gas heeft gereden, waarbij die [B] werd meegesleurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, het onder 2 en het onder 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 19 januari 2011 te Schimmert, gemeente Nuth, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Toyota RAV4, gekentekend [kenteken 1]) toebehorende aan [A], waarbij verdachte en zijn mededaders die voornoemde auto onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een onbevoegd gebruikte sleutel;
2.
hij op 19 januari 2011 te Schimmert, gemeente Nuth, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Toyota Landcruiser, gekentekend [kenteken 2]) toebehorende aan [A], waarbij verdachte en zijn mededaders het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een onbevoegd gebruikte sleutel;
3. subsidiair,
hij op 19 januari 2011 in de gemeente Nuth ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [B], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met de door hem bestuurde auto heeft gereden, waarbij die [B] werd meegesleurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
• De diefstallen van de Toyota RAV4 en de Toyota Landcruiser
A.1.
De rechtbank heeft wettig en overtuigend bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het met een ander plegen van de diefstal van de aan [A] toebehorende Toyota RAV4 (feit 1) en Toyota Landcruiser (feit 2) waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf is verschaft door inklimming en genoemde auto’s onder het bereik van verdachte en zijn mededader zijn gebracht door middel van onbevoegd gebruikte sleutels. Ter zake diefstal van de Toyota RAV4 heeft de rechtbank tevens bewezen geacht dat het bij deze diefstal toegepaste geweld en de geuite bedreiging met geweld door verdachte in vereniging is gepleegd.
A.2.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden veroordeeld voor het medeplegen met anderen van genoemde diefstallen gelijk de rechtbank heeft gedaan.
A.3.
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 en onder 2 ten laste gelegde braak en verbreking en het onder 1 ten laste gelegde geweld en de ten last gelegde bedreiging met geweld. Voor het overige heeft de verdediging zich wat betreft de bewezenverklaring van de feiten onder 1 en onder 2 gerefereerd aan het oordeel van het hof.
A.4.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte toegegeven dat hij op 19 januari 2011 tezamen met medeverdachte [C] en een andere mededader, van wie hij de naam niet wenste te noemen (hierna: mededader 2), de aan [A] toebehorende Toyota RAV4 en Toyota Landcruiser heeft gestolen.
Uit deze verklaring, in samenhang met de overige bewijsmiddelen, blijkt verder – voor zover hier van belang – het volgende. Verdachte en de mededaders hebben zich de toegang tot het erf van [A] verschaft, waarbij het vooropgezette plan van allen was om een auto weg te nemen. Daarna is men de woning via de achterdeur, die niet was afgesloten, binnengekomen en hebben zij de sleutels van de Toyota RAV4, van de Toyoto Landcruiser en van de schuur waarin de Landcruiser stond geparkeerd alsmede de elektronische afstandsbediening van de poort die toegang verschaft tot het erf, weggenomen. Na het openen van de toegangspoort tot het erf en de schuurdeur zijn verdachte en mededader 2 tezamen in de Landcruiser weggereden. Daarna is [A] naar buiten gekomen en heeft hij geprobeerd te voorkomen dat [C] in de RAV4 het erf zou verlaten door zich aan de auto vast te klampen. [C] heeft vervolgens geprobeerd [A] af te schudden door hard voor- en achteruit te rijden, waarbij de nodige schade aan de muren rond het erf en de RAV4 is aangebracht. Nadat [C] met pepperspray in de richting van [A] heeft gespoten, liet [A] de auto los en is [C] van het erf afgereden.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het met anderen plegen van diefstal van de aan [A] toebehorende Toyota RAV4 (feit 1) en Toyota Landcruiser (feit 2) waarbij verdachte en de mededaders genoemde auto’s onder hun bereik hebben gebracht door middel van onbevoegd gebruikte sleutels.
Vervolgens ziet het hof zich gesteld voor de vraag of ook het onder 1 ten laste gelegde en door [C] gepleegde (dreigen met) geweld aan verdachte als medepleger kan worden toegerekend.
Het hof stelt voorop dat wanneer sprake is van het medeplegen van diefstal, zoals in dit geval, daarmee nog niet het opzet van een verdachte op het daarmee gepaard gaande door een mededader gepleegde geweld dan wel bedreiging daarmee, is gegeven. Daarvoor dient vast te komen staan dat verdachte het opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op die geweldshandelingen en/of de bedreigingen daarmee heeft gehad.
Naar het oordeel van het hof valt uit de bewijsmiddelen niet af te leiden dat verdachte zich bewust is geweest van de aanmerkelijke kans dat [C] geweld zou gebruiken en/of daarmee zou dreigen. Niet gebleken is dat verdachte en de mededaders voorafgaande aan de diefstallen in enigerlei zin hebben gesproken over het (dreigen met) geweld. Voorts is niet gebleken dat verdachte wist dat [C] pepperspray op zak had. Uit het verhandelde ter terechtzitting leidt het hof verder af dat verdachte en de mededaders in de veronderstelling waren dat de bewoners niet thuis waren omdat zij tevoren hadden aangebeld. Ten slotte acht het hof het van belang dat verdachte en mededader 2 het erf reeds in de Landcruiser hadden verlaten op het moment dat [A] naar buiten is gekomen en de confrontatie tussen hem en [C] plaatsvond.
Verdachte wordt op grond van het vorenstaande vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde (bedreigen met) geweld.
• De confrontatie met verbalisant [B]
B.1.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 primair ten laste gelegde.
B.2.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de eerste rechter in dit oordeel dient te worden gevolgd.
B.3.
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde omdat verdachte niet de bestuurder van de Toyota Landcruiser is geweest. Indien het hof te dien aanzien tot een ander oordeel komt, zal verdachte in ieder geval moeten worden vrijgesproken van het onder 3 primair ten laste gelegde.
B.4.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In de eerste plaats dient het hof de vraag te beantwoorden of verdachte dient te worden aangemerkt als bestuurder van de Toyota Landcruiser ten tijde van de confrontatie met verbalisant [B] op 19 maart 2011.
Verdachte heeft bij de politie en in eerste aanleg elke betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten ontkend. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij echter verklaard dat hij achterin de Toyota Landcruiser lag op het moment dat verbalisant [B] het portier van de auto aan de bestuurderszijde opende en de bestuurder heeft vastgepakt. Volgens verdachte zat [C] toen op de bijrijdersstoel, hetgeen wordt ondersteund door de vondst van DNA-materiaal van [C] op het bijrijdersportier. De lezing van verdachte houdt in dat mededader 2 op dat ogenblik op de bestuurdersstoel heeft gezeten.
Verbalisant [B] heeft de bestuurder van de Landcruiser omschreven als een mannelijk persoon met een blanke, opvallend lichte huidskleur, een zogenaamde donsbaard en een opvallend vierkante kaaklijn.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de naam van mededader 2 niet wil noemen maar dat deze naam terug te vinden is in het politiedossier. In het politiedossier wordt, naast de verdachte en [C], [D] als verdachte genoemd. In het dossier bevindt zich geen enkele aanwijzing voor betrokkenheid van andere personen dan verdachte, [C] en [D] als medepleger van de ten laste gelegde feiten. Bij zijn verhoor als getuige ter terechtzitting in hoger beroep heeft [D] echter elke betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten ontkend. Daarnaast heeft het hof op die zitting vastgesteld dat [D] niet over een (opvallend) lichte huidskleur beschikt en dat zijn huidskleur aanzienlijk donkerder is dan die van de verdachte. [D] heeft te dien aanzien verklaard dat hij regelmatig onder de zonnebank gaat en dat hij dat ook deed ten tijde van het ten laste gelegde.
Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep geconstateerd dat verdachte wel een opvallend lichte huidskleur heeft. De verdediging heeft daarbij duidelijk gemaakt zich te kunnen vinden in deze vaststelling van het hof. Aan de overige door [B] gegeven kenmerken van de bestuurder van de Landcruiser kent het hof beperkte waarde toe gelet op het mogelijk tijdelijke karakter van gezichtsbeharing en het gegeven dat niet duidelijk is wat verbalisant [B] precies heeft bedoeld met de omschrijving van de vierkante kaaklijn. Wat betreft dit laatste kenmerk wordt om die reden volstaan met de constatering dat het hof niet heeft vastgesteld dat verdachte hieraan niet zou (kunnen) voldoen.
Gelet op het vorenstaande komt het hof in de eerste plaats tot de conclusie dat de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij achterin heeft gelegen op het moment dat de gebeurtenissen zoals ten laste gelegd onder 3 hebben plaatsgevonden, ongeloofwaardig is. Het hof stelt die dan ook terzijde. Voorts komt het hof gelet daarop tot de slotsom dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de bestuurder van de Toyota Landcruiser is geweest ten tijde van de confrontatie met verbalisant [B] op 19 januari 2011.
Vervolgens ziet het hof zich gesteld voor de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag op verbalisant [B] en derhalve de vraag of hij de (voorwaardelijke) opzet op de dood van die [B] heeft gehad.
Naar het oordeel van het hof dient verdachte hiervan echter te worden vrijgesproken nu uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid of sprake is geweest van de aanmerkelijke kans dat [B] ten gevolge van het handelen van verdachte zou komen te overlijden.
Hierbij neemt het hof in aanmerking dat:
- onduidelijk is met welke mate van versnelling verdachte is weggereden en bij welke snelheid verbalisant [B] is losgekomen van de Landcruiser;
- onduidelijk is welk weggedrag de Landcruiser bij het wegrijden vertoonde;
- verbalisant [B] zich ten tijde van het wegrijden en loskomen aan de zijkant, en dus niet de voorkant, van de Landcruiser bevond.
Wel acht het hof op grond van redengevende feiten en omstandigheden bewezen dat verdachte, door te rijden zoals hij heeft gedaan en door de positie van [B] ten opzichte van de wegrijdende auto daarbij, de aanmerkelijke kans heeft bestaan dat aan [B] zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. Verdachte, die ten tijde van het wegrijden moet hebben gevoeld dat hij door [B] werd vastgegrepen, moet zich daarvan bewust zijn geweest en door desondanks weg te rijden met de auto heeft hij deze kans ook aanvaard. Daarmee heeft hij zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 subsidiair ten laste gelegde.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert telkens op:
medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Met de rechter in eerste aanleg en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Hierbij heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich in de eerste plaats schuldig gemaakt aan diefstallen van twee waardevolle auto’s. Deze diefstallen kenmerken zich door de brutale werkwijze. De verdachte en zijn medeverdachten hebben de sleutels van de betreffende auto’s, de sleutel van de schuur waarin één van de auto’s stond en de afstandsbediening van de toegangspoort tot het erf uit de woning gehaald om de auto’s te kunnen ontvreemden, terwijl de eigenaar op dat moment samen met zijn partner thuis was. Verdachte en zijn mededaders hadden tevoren afspraken gemaakt en zijn bij het plegen van de diefstallen zeer beredeneerd en planmatig te werk gegaan. Verdachte heeft zich hierbij kennelijk niets aangetrokken van de belangen van anderen en slechts gehandeld met het oog op eigen financieel gewin.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een verbalisant in functie. Nadat verbalisant [B] de verdachte en zijn mededaders in één van de gestolen auto’s aantrof, is de verdachte op niets ontziende wijze weggereden en heeft daarbij willens en wetens het aanzienlijke risico genomen dat de verbalisant daardoor zwaar gewond zou raken. De verbalisant was direct na dit incident zo ontdaan dat hij de achtervolging op de verdachte en de mededaders moest staken. Het is algemeen bekend dat slachtoffers als gevolg van feiten als het bewezen verklaarde nog langdurig last kunnen hebben van nadelige psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid. Gewelddadige feiten als het onderhavige brengen in de maatschappij bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid te weeg.
Weliswaar heeft verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, in tegenstelling tot bij de politie en op de terechtzitting in eerste aanleg, toegegeven zich schuldig te hebben gemaakt aan de bewezen verklaarde diefstallen, maar hij heeft geen openheid van zaken gegeven over zijn betrokkenheid bij de bewezen verklaarde poging tot zware mishandeling. Dit leidt het hof tot de conclusie dat verdachte nog immer calculerend te werk gaat en geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden.
Bij de straftoemeting heeft het hof voorts in het nadeel van verdachte rekening gehouden met het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte d.d. 6 maart 2012, waaruit volgt dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan vermogensdelicten. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden wederom strafbare feiten te plegen.
Het hof houdt in strafmatigende zin rekening met verdachtes relatief jonge leeftijd ten tijde van het begaan van het bewezen verklaarde.
Ten slotte wordt bij de strafoplegging rekening gehouden met de omstandigheid dat het hof minder bewezen heeft verklaard dan de eerste rechter en dan door de advocaat-generaal gevorderd.
Alles overziende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven GSM, kleur:zwart, Nokia (nr 12) zal de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Vordering van de benadeelde partijen
[A]
Nu aan verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, namelijk het plegen van geweld en/of het dreigen daarmee, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [A] in haar vordering niet worden ontvangen.
[B]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [B] als gevolg van verdachtes onder 3 subsidiair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot € 510,00 Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 63, 302 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, het onder 2 en het onder 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, het onder 2 en het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten 1 GSM, kleur:zwart, Nokia (nr 12).
Vordering van de benadeelde partij [A]
Verklaart de benadeelde partij, [A], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [B]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [B] ter zake van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 510,00 (vijfhonderdtien euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [B], een bedrag te betalen van € 510,00 (vijfhonderdtien euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. E.A.A.M. Pfeil, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. J.F.M. Pols, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Nieuwendijk, griffier,
en op 5 juli 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.F.M. Pols is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.