4.9.1.Het hof is van oordeel dat de door RWL(nieuw) aan het adres van [geintimeerde] als bestuurder van ICC Ventures gemaakte verwijten niet de conclusie rechtvaardigen dat [geintimeerde] heeft bewerkstelligd of toegelaten dat ICC haar verplichtingen jegens RWL(oud) niet meer nakwam, noch dat [geintimeerde] wist c.q. behoorde te weten dat ICC daarvoor geen verhaal meer zou bieden. Niet is gebleken van ernstig verwijtbaar handelen door [geintimeerde]. Het hof betrekt hierbij de (reeds in eerste aanleg gevoerde) gemotiveerde verweren door [geintimeerde] op de hierboven onder (i) tot en met (v) genoemde verwijten, waarop door RWL(nieuw) zowel in eerste aanleg als in hoger beroep niet of nauwelijks is gerespondeerd. Meer in het bijzonder komt het hof op grond van het navolgende tot zijn oordeel.
4.9.2.Vast staat dat [geintimeerde] op het moment van ontbinding van ICC Ventures en ICC door de kamer van koophandel geen bestuurder van ICC Ventures meer was. Reeds om deze reden treft verwijt (ii) aan [geintimeerde] - dat hij ICC Ventures en ICC niet heeft vereffend - geen doel. Datzelfde geldt voor het verwijt dat [geintimeerde] het faillissement van ICC niet heeft aangevraagd, omdat een curator dan de vennootschappen had kunnen vereffenen.
Ten aanzien van de verwijten (iv) en (v) heeft te gelden dat, zo [geintimeerde] daar al een persoonlijk verwijt van te maken is, gesteld noch gebleken is dat RWL(oud) door deze omissies schade heeft geleden, zodat deze verwijten reeds daarom geen doel treffen.
4.9.3.[geintimeerde] heeft het verwijt dat hij, als bestuurder van ICC Ventures, de ten opzichte van de douane opgestelde bezwaarschriften niet juist zou hebben afgewikkeld en de kwestie van de antidumpingheffing (verwijt iii) gemotiveerd weerlegd. Zo heeft hij erop gewezen dat hij niet zelf de aangiftes heeft gedaan; dat onduidelijk is wat de gestelde schade van RWL(oud) precies is zowel ten aanzien van de inklaringen als de antidumpingheffing; dat ICC altijd zekerheidsstelling bij de douane had uitstaan en dat ICC RWL(oud) begin 2004 zelf heeft gemachtigd om de bezwaarschriften af te handelen.
Hierop is door RWL(nieuw) niet of onvoldoende gerespondeerd. Daarnaast heeft [geintimeerde] terecht aangevoerd dat - zelfs als de gestelde verwijten terecht zouden zijn gemaakt (aan ICC of aan [geintimeerde] als werknemer van ICC) -, daarmee nog niet is gegeven dat hij als (voormalig) bestuurder van ICC Ventures zodanig onzorgvuldig heeft gehandeld dat hij in persoon daarvoor aansprakelijk kan worden gehouden.
RWL(nieuw) heeft in dit verband ook nog aan [geintimeerde] verweten dat ICC invoerrechten zou hebben gefactureerd die ICC niet behoefde af te dragen aan de Belastingdienst. RWL(nieuw) is echter niet meer ingegaan op de hiertegen reeds in eerste aanleg aangevoerde betwistingen door [geintimeerde], zodat dit verwijt bij gebrek aan nadere concrete onderbouwing dient te stranden.
4.9.4.Het belangrijkste verwijt dat RWL(nieuw) aan [geintimeerde] als oud-bestuurder maakt, is dat hij ICC in economische zin kansloos heeft achtergelaten, terwijl hij wist dat er nog onbetaalde schuldeisers waren (zoals RWL(oud)), maar wel voor zichzelf heeft gezorgd door bij [Besloten Vennootschap] in dienst te treden (verwijt i).
[geintimeerde] wordt aangesproken in zijn hoedanigheid van voormalig bestuurder van ICC Ventures. Dit betekent dat de hem gemaakte verwijten slechts kunnen zien op alles wat is gebeurd in de periode dat hij bestuurder was; tot en met eind januari 2004. Het hof overweegt dat RWL(nieuw) niet heeft gesteld, en evenmin is gebleken, dat [geintimeerde] in de tijd dat hij bestuurder was op wat voor wijze dan ook heeft geblokkeerd dat er betaald zou worden door ICC. Evenmin is gesteld noch gebleken dat [geintimeerde] heeft bewerkstelligd dat ICC of ICC Ventures niet betaalde of geen verhaal meer bood nadat [geintimeerde] was vertrokken als bestuurder. Het enkele feit dat er niet onmiddellijk een opvolgend bestuurder was toen [geintimeerde] vertrok, is onvoldoende voor de conclusie dat hem daarvan een verwijt te maken is, nog afgezien van het feit dat door RWL(Nieuw) niet is gesteld welke schade zij zou hebben geleden doordat er gedurende korte tijd geen bestuurder van ICC Ventures is geweest.
Het is bovendien aan de aandeelhouder(s) van een vennootschap om het bestuur te benoemen. Omtrent deze aandeelhouder(s) is niets gesteld, noch gebleken. Wel staat vast dat op enig moment [voormalig bestuurder van ICC Ventures] als bestuurder is benoemd. Onbekend is door wie dat is gebeurd en waarom [voormalig bestuurder van ICC Ventures] later weer is vertrokken als bestuurder (zonder dat er een opvolger werd benoemd), laat staan dat [geintimeerde] daarvan een persoonlijk verwijt te maken is.
4.9.5.Het hof begrijpt dat RWL(nieuw) van mening is dat [Besloten Vennootschap], die wel de klanten van ICC overnam maar niet de schulden, voor die klanten een vergoeding zou hebben moeten betalen. RWL(nieuw) verwijt [geintimeerde] dat hij een dergelijke vergoeding kennelijk niet heeft bedongen.
De stelling dat [Besloten Vennootschap] een vergoeding had moeten betalen is door [geintimeerde] gemotiveerd betwist en RWL(nieuw) heeft dit ook op geen enkele manier nader concreet onderbouwd (welke klanten zijn overgenomen en hoe hoog die vergoeding had moeten zijn, zijn enkele vragen die in dit verband bijvoorbeeld meteen rijzen).
Door RWL(nieuw) is ook niet gesteld welk ander actief mogelijk nog in ICC aanwezig was, maar door de handelwijze van [geintimeerde] buiten de verhaalsmogelijkheid van RWL(oud) (en eventuele andere schuldeisers, waarover overigens ook niets is gesteld) zou zijn gebleven. Ten slotte, dat [geintimeerde] onvindbaar was voor RWL(oud) is door [geintimeerde] gemotiveerd betwist (dat de werknemers van ICC in dienst zijn getreden bij [Besloten Vennootschap] is onbetwist aan RWL(oud) meegedeeld door ICC. Onbetwist is ook de stelling dat RWL(oud) zelf ook klant werd bij [Besloten Vennootschap]).
4.9.6.Het hof heeft uit dat wat door RWL(nieuw) is aangevoerd niet kunnen concluderen dat [geintimeerde] als bestuurder heeft bewerkstelligd dat ICC vorderingen van RWL(oud) niet meer zou betalen. Weliswaar is [geintimeerde] als bestuurder van ICC Ventures gestopt zonder de zaken goed af te wikkelen en heeft hij later, toen hij al als bestuurder was uitgeschreven, niet adequaat gereageerd op herhaalde verzoeken van RWL(oud) om informatie, maar ook dit is onvoldoende om tot persoonlijke aansprakelijkheid van [geintimeerde] op grond van onrechtmatige daad te kunnen concluderen.
De slotsom is dat RWL(nieuw) aan [geintimeerde] als bestuurder onvoldoende, althans onvoldoende concreet onderbouwde verwijten heeft gemaakt die zodanig ernstig zijn dat zij [geintimeerde] in persoon als onrechtmatig handelen kunnen worden verweten.
4.9.7.De vorderingen van RWL(nieuw), zoals deze in de memorie van grieven nader zijn omschreven, zullen daarom ook in hoger beroep worden afgewezen. Het gedane bewijsaanbod wordt als niet relevant gepasseerd. Het vonnis van de rechtbank zal onder aanvulling van gronden worden bekrachtigd. RWL(nieuw) zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Op verzoek van [geintimeerde] zal deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard worden.