GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.110.104/01
arrest van 6 november 2012
1. Stichting Woonpartners,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. Stichting Wocom,
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. Woningbouwvereniging Compaen,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellanten in het principaal appel,
geïntimeerden in het incidenteel appel,
verder: Woonpartners c.s.,
advocaat: mr. M.P.H. van Wezel,
[X.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellant in het incidenteel appel,
verder: [geintimeerde],
advocaat: mr. J.L.M. van Gastel,
op het bij exploot van dagvaarding van 11 juli 2012 ingeleide hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch gewezen vonnis in kort geding van 25 juni 2012 tussen Woonpartners c.s. als gedaagden en [geintimeerde] als eiser.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknummer/rolnummer 244506/KG ZA 12-182)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Woonpartners c.s. is tijdig van dit vonnis in hoger beroep gekomen. Bij appeldagvaarding heeft Woonpartners c.s. vier grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot alsnog afwijzing van de vorderingen van [geintimeerde].
2.2 Bij memorie van antwoord, tevens incidentele memorie van grieven heeft [geintimeerde] onder overlegging van twee producties de grieven van Woonpartners c.s. bestreden, in het incidenteel appel een grief aangevoerd, zijn primaire vordering gewijzigd en geconcludeerd zoals aan het slot van deze memorie staat omschreven.
2.3 Bij memorie van antwoord in het incidenteel appel heeft Woonpartners c.s. de grief van [geintimeerde] bestreden.
2.4 Partijen hebben op 17 oktober 2012 hun standpunten aan de hand van pleitnota’s doen bepleiten, Woonpartners c.s. door mr. M.J. Jeths en [geintimeerde] door mr. J.L.M. van Gastel. Partijen hebben daarna uitspraak gevraagd. [geintimeerde] heeft de gedingstukken overgelegd; Woonpartners c.s. heeft verwezen naar het vooraf door haar toegezonden procesdossier.
3. De gronden van het hoger beroep
In het principaal appel en in het incidenteel appel
Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memories van grieven.
In het principaal appel en in het incidenteel appel
4.1 De vaststelling van de feiten in het vonnis waarvan beroep onder 2.1 tot en met 2.13 is niet bestreden, zodat ook het hof hiervan uitgaat.
4.2 Het gaat in dit hoger beroep, samengevat, om het volgende.
a) [geintimeerde] heeft in de periode van 2004 tot medio 2007 een woning gehuurd van Stichting Wocom.
De huurovereenkomst is vanwege het gedrag van [geintimeerde] ten opzichte van medewerkers van Stichting Wocom bij vonnis van 21 mei 2007 ontbonden en [geintimeerde] is veroordeeld tot ontruiming van de woning. Bij arrest van dit hof van 27 mei 2008 is het vonnis bekrachtigd. Medewerkers van Stichting Wocom hebben in 2007 aangifte gedaan tegen [geintimeerde] wegens bedreiging; [geintimeerde] is hiervoor begin 2009 door de strafrechter veroordeeld.
b) Op 24 mei 2007 heeft Woonpartners c.s. via het samenwerkingsverband Huren in Helmond (thans: Wooniezie) de inschrijving van [geintimeerde] als woningzoekende geblokkeerd op grond van zijn woonverleden. Zolang de blokkering voortduurt kan [geintimeerde] geen woning aangeboden krijgen. Bij brief van 5 juni 2008 heeft de toenmalige advocaat van [geintimeerde] Huren in Helmond verzocht de blokkade op te heffen. Dit verzoek is niet ingewilligd.
c) Omdat Woonpartners c.s. zich op het standpunt stelde dat [geintimeerde] niet in staat was zelfstandig te wonen, heeft hij zich op 19 juni 2008 gewend tot SMO (Stichting Maatschappelijke Opvang) voor woonbegeleiding. SMO heeft [geintimeerde] laten weten dat zij niets voor hem kon betekenen.
d) Bij brief van 12 november 2009 heeft de advocaat van [geintimeerde] Wooniezie verzocht de blokkering op te heffen. Wooniezie was hiertoe niet bereid.
e) Partijen hebben nadien in augustus 2010 overleg gehad over de kwestie van de blokkering, maar dit heeft niets opgeleverd. In die periode vond weer een incident plaats toen [geintimeerde] zijn inschrijving wilde verlengen, waarbij de medewerkers van Woningbouwvereniging Compaen zich zeer geïntimideerd en bedreigd hebben gevoeld door het gedrag van [geintimeerde]. [geintimeerde] ontkent dat hij medewerkers heeft bedreigd dan wel heeft uitgescholden.
f) [geintimeerde] heeft tot op heden jaarlijks aan Woonpartners c.s. het inschrijfgeld als woningzoekende betaald.
g) Bij een persoonlijkheidsonderzoek is naar voren gekomen dat [geintimeerde] autistisch is en meer in het bijzonder is de diagnose Asperger gesteld. Hij ontvangt begeleiding van Stichting Autismetotaal die hulp verleent aan mensen met een autismespectrumstoornis.
4.3 Volgens [geintimeerde] handhaaft Woonpartners c.s. ten onrechte de blokkering en verbindt zij aan de opheffing ervan de voorwaarde dat hij via SMO of een dergelijke instelling aantoont zonder problemen zelfstandig te kunnen wonen. [geintimeerde] is zich ervan bewust dat zijn gedrag als problematisch wordt ervaren, maar dat kan hem niet verweten worden en is te wijten aan zijn beperking. Vanwege die beperking is het voor [geintimeerde] zeer wenselijk dat hij kan blijven wonen in de wijk [wijknaam], waar hij is geboren en getogen. Hij is aangewezen op sociale huur en daardoor op medewerking van Woonpartners c.s. aangezien die een belangrijk deel van de sociale huurwoningen in deze wijk verhuurt. [geintimeerde] woont thans bij zijn ouders in de wijk [wijknaam], welke situatie tot spanningen leidt. Door in deze omstandigheden een woning te blijven weigeren, dan wel opheffing van de blokkering te weigeren, handelt Woonpartners c.s. volgens [geintimeerde] onrechtmatig, althans in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
4.4 Op grond hiervan vorderde [geintimeerde] in dit kort geding in eerste aanleg, samengevat, primair veroordeling van Woonpartners c.s. om aan hem toe te wijzen en te verhuren een passende woning uit het bestand van haar huurwoningen in de wijk [wijknaam] en subsidiair om de blokkering van de inschrijving van [geintimeerde] als woningzoekende op te heffen, een en ander op verbeurte van een dwangsom.
4.5 Woonpartners c.s. betwist het spoedeisend belang. De uitsluiting van [geintimeerde] als woningzoekende door de blokkering is volgens haar niet onredelijk. Herhuisvesting is uitsluitend via de bemiddelingslijst van SMO mogelijk. Voorts is [geintimeerde] vanwege zijn beperking niet in staat zelfstandig te wonen en is aannemelijk dat veranderingen in zijn woonomgeving tot overlast zullen leiden. [geintimeerde] weigert bemiddeling via SMO, terwijl dit wel mogelijk is. Dit betekent dat de blokkering niet kan worden opgeheven en dat [geintimeerde] niet in aanmerking kan komen voor een woning.
4.6 In het vonnis waarvan beroep heeft de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van [geintimeerde] bij de gevraagde voorzieningen aanwezig geoordeeld. De primaire vordering achtte de voorzieningenrechter niet toewijsbaar, de subsidiaire vordering heeft de voorzieningenrechter aldus toegewezen dat Woonpartners c.s. hoofdelijk is geboden binnen vijf dagen na betekening van het vonnis de blokkering van de inschrijving van [geintimeerde] als woningzoekende op te heffen, op verbeurte van een dwangsom. Naar aanleiding van dit vonnis is de blokkering op 29 juni 2012 opgeheven. Sindsdien heeft [geintimeerde] weer toegang tot het aanbod van Woonpartners c.s. Tot dusver heeft hij daar niet op gereageerd. Op 28 juni 2012 heeft Woningbouwvereniging Compaen aan [geintimeerde] een contact- en kantoorverbod opgelegd.
4.7 Grief 1 in het principaal appel betreft het spoedeisend belang. Volgens Woonpartners c.s. ontbreekt dit nu [geintimeerde] reeds jaren bij zijn ouders woont, terwijl niet is aangetoond dat dit tot onaanvaardbare spanningen leidt. Verder heeft [geintimeerde] al eerder om opheffing van de blokkade verzocht en is hem in 2010 door de burgemeester van Helmond een woning aangeboden, die hij evenwel heeft geweigerd. Deze grief wordt verworpen. [geintimeerde] heeft in de periode van 2004 tot medio 2007 reeds zelfstandig gewoond; dat hij sindsdien bij zijn ouders woont, is kennelijk noodgedwongen vanwege het ontbreken van een alternatief om in de door hem gewenste omgeving te wonen. De omstandigheden dat deze situatie reeds geruime tijd duurt en dat [geintimeerde] in de tussentijd reeds zonder succes heeft getracht de blokkade te doen opheffen, brengen niet mee dat thans het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening zou ontbreken. Naar het oordeel van het hof heeft [geintimeerde] voldoende aannemelijk gemaakt dat het nog langer voortduren van de huidige situatie onwenselijk is en dat hij op korte termijn uitzicht dient te krijgen op het verwerven van zelfstandige woonruimte in een vertrouwde omgeving. Dat is de stand van zaken op dit moment en die is bepalend voor de beoordeling van de aanwezigheid van een spoedeisend belang. Hetgeen Woonpartners c.s. in dit verband verder naar voren heeft gebracht, zoals het weigeren van een aanbod van de burgemeester voor een woning in een ander wijk dan [wijknaam], doet daar niet aan af.
4.8 Grief 2 in het principaal appel betreft het oordeel van de voorzieningenrechter dat onvoldoende is onderbouwd dat [geintimeerde] niet zelfstandig kan wonen, dat Woonpartners c.s. heeft nagelaten SMO dan wel de GGZ in te schakelen en dat het handhaven van de blokkering in strijd is met redelijkheid en billijkheid. Woonpartners c.s. voert hierbij aan dat het gedrag van [geintimeerde] tegenover haar medewerkers onaanvaardbaar is geweest, niet alleen in de periode die heeft geleid tot de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning, maar ook in de periode die daarop is gevolgd. [geintimeerde] gedraagt zich buitengewoon intimiderend en bedreigend, weigert woonbegeleiding door deskundigen en veroorzaakt extra beveiligingskosten. Het gaat hierbij niet alleen om contacten voorafgaande aan het tot stand komen van een eventuele nieuwe huurovereenkomst (waarbij de advocaat van [geintimeerde] wil bemiddelen), maar ook om contacten tijdens de huurovereenkomst, bijvoorbeeld in verband met onderhoud.
4.9 Niet in geschil is dat [geintimeerde] zich in het verleden onbehoorlijk, bedreigend en intimiderend heeft gedragen tegenover medewerkers van Woonpartners c.s. en dat juist vanwege de stoornis waar [geintimeerde] aan lijdt de kans bestaat dat hij dit gedrag ook in de toekomst zal vertonen. Daarmee staat evenwel niet vast dat [geintimeerde] niet in staat zou zijn om (zonder begeleiding van bijvoorbeeld SMO) zelfstandig te wonen. Ook naar het voorlopig oordeel van het hof heeft Woonpartners c.s. dat onvoldoende aannemelijk gemaakt. Van [geintimeerde] verlangen dat hij bemoeienis van SMO aanvaardt heeft in dit verband weinig zin, nu van de kant van [geintimeerde] zelf geen hulpvraag bestaat, zoals SMO na het intakegesprek in 2008 heeft geconstateerd. Het handhaven van een dergelijke voorwaarde leidt alleen tot een verlenging van een impasse die inmiddels al jarenlang voortduurt. Nu het stellen van de voorwaarde onvoldoende gerechtvaardigd is en de daadwerkelijke uitvoering ervan op zijn minst onzeker is, kan Woonpartners c.s. naar het voorlopig oordeel van het hof het voortduren van de blokkering in redelijkheid niet op het niet nakomen van die voorwaarde baseren. Hetgeen Woonpartners c.s. in dit verband verder heeft aangevoerd rechtvaardigt naar het oordeel van het hof evenmin het handhaven van de blokkering. Dit betekent dat grief 2 wordt verworpen. Hetzelfde geldt voor grief 3 die naast beide andere grieven geen zelfstandige betekenis heeft. Dit betekent dat (in ieder geval) de subsidiaire vordering tot opheffing van de blokkering toewijsbaar is.
4.10 In het incidenteel appel heeft [geintimeerde] een grief aangevoerd tegen de afwijzing van zijn primaire vordering en deze daarbij gewijzigd zodat deze thans inhoudt veroordeling van Woonpartners c.s. om aan [geintimeerde] toe te wijzen een bij zijn zoekprofiel passende huurwoning uit het bestand van huurwoningen in de wijk [wijknaam], die eigendom zijn van Woonpartners c.s., aanstonds nadat een dergelijke woning ter beschikking komt, met een verbod een dergelijke woning die past in het door [geintimeerde] opgegeven zoekprofiel aan een ander te verhuren die korter dan [geintimeerde] staat ingeschreven, derhalve later dan 3 augustus 2006, zulks op verbeurte van een dwangsom. Deze grief wordt verworpen en de aldus gewijzigde eis wordt afgewezen. Bij het pleidooi in hoger beroep heeft Woonpartners c.s. te kennen gegeven dat [geintimeerde] sinds de opheffing van de blokkering in alle opzichten op dezelfde wijze wordt behandeld als andere woningzoekenden en dat de duur van zijn inschrijving niet is beïnvloed door de periode van blokkering. Het hof leidt daaruit af dat het opheffen van de blokkering meebrengt dat aan [geintimeerde] op de gebruikelijke wijze huurwoningen zullen worden aangeboden waarvoor hij volgens de voor alle woningzoekenden geldende regels in aanmerking komt en dat, wanneer hij een aanbod aanvaardt, Woonpartners c.s. ook daadwerkelijk een huurovereenkomst op de gebruikelijke voorwaarden zal aanbieden. Bij deze stand van zaken heeft [geintimeerde] onvoldoende belang bij zijn primaire vordering en bij het opleggen van een dwangsom. Door [geintimeerde] in niet aannemelijk gemaakt dat Woonpartners c.s. jegens hem niet overeenkomstig het voorgaande zal handelen.
4.11 Een en ander brengt het hof tot hetzelfde resultaat als de voorzieningenrechter, namelijk afwijzing van de primaire vordering en toewijzing van de subsidiaire vordering. Dit resultaat rechtvaardigt in eerste aanleg de door de voorzieningenrechter toegepaste compensatie van de proceskosten zodat grief 4 in het principaal appel, die daarop ziet, wordt verworpen. Het vonnis waarvan beroep wordt bekrachtigd. In het principaal appel is Woonpartners c.s. de in het ongelijk gestelde partij en in het incidenteel appel is dat [geintimeerde], zodat partijen dienovereenkomstig in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.
in het principaal appel en in het incidenteel appel
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Woonpartners c.s. in de kosten van het principaal appel, tot op deze uitspraak aan de zijde van [geintimeerde] begroot op € 291,= aan vast recht en op € 2.682,= aan salaris advocaat;
veroordeelt [geintimeerde] in de kosten van het incidenteel appel, tot op deze uitspraak aan de zijde van Woonpartners c.s. begroot op € 1.341,= aan salaris advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, I.B.N. Keizer en F.M. Visser en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 november 2012.