7.1. In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a)De ouders van partijen zijn in 1997 overleden. De ouders hebben bij testament hun kinderen tot erfgenaam benoemd.
b)De nalatenschappen van de ouders zijn tussen de elf nog in leven zijnde kinderen verdeeld bij akte van verdeling van 20 juli 1998. Bij deze akte is aan [geintimeerde] en [appellante], tezamen en voor gelijke delen, het halfvrijstaande woonhuis aan de [perceel sub 1.] te [plaatsnaam] toegedeeld. Het aangrenzende halfvrijstaande woonhuis met huisnummer [perceel sub 2.] is aan een broer van partijen toegedeeld. Een aangrenzende schuur, inmiddels omgebouwd tot woning met huisnummer [perceel sub 3.], is aan een andere broer van partijen toegedeeld.
c)Op de aan [geintimeerde] en [appellante] toegedeelde woning rust volgens het geldende bestemmingsplan één woonfunctie. De woning is kadastraal en planologisch niet gesplitst. [geintimeerde] en [appellante] hebben de woning echter (zonder vergunning) feitelijk gesplitst in een voorhuis, bewoond door [geintimeerde], en een achterhuis, bewoond door [appellante]. Ook het achtererf is tussen hen feitelijk verdeeld. De nutsvoorzieningen zijn gemeenschappelijk.
d)In 2007 zijn [geintimeerde] en [appellante] gaan overleggen over de mogelijkheid om tot een kadastrale en planologische splitsing van de woning te komen.
e)Bij brief van 9 juni 2009 heeft [geintimeerde] via zijn advocaat aan zijn broers en zussen laten weten dat hij zijn aandeel in de woning wil verkopen en zijn broers en zussen verzocht om kenbaar te maken of zij van het bij de akte van verdeling aan hen toegekende voorkeursrecht tot aankoop gebruik willen maken. Op verzoek van de broers en zussen die mogelijk belangstelling hadden voor aankoop, is een taxatierapport van 27 april 2010 opgesteld over de woning. Alle broers en zussen hebben daarna laten weten dat zij geen gebruik willen maken van hun voorkeursrecht tot aankoop.
f)Na aanvang van de onderhavige procedure heeft de heer [medewerker] van de gemeente Sint Michielsgestel bij e-mail van 20 januari 2011 het volgende meegedeeld aan de advocaat van [geintimeerde]:
“Reeds op 2 augustus heb ik aangegeven dat splitsing van het pand niet mogelijk is. Het doet er niet toe welke mogelijkheden de Wro danwel de Wabo biedt om via een afwijkingsprocedure een en ander alsnog mogelijk te maken. Feit is dat ons eigen beleid verdere splitsing uitsluit. Gebruikmaking van een afwijkingsmogelijkheid is immers een bevoegdheid van het college. Aan het al dan niet gebruikmaken daarvan ligt een bestuurlijke afweging ten grondslag. In dit geval zijn wij niet bereid om medewerking te verlenen aan het verzoek tot splitsing.”
g)Tijdens de in eerste aanleg gehouden comparitie van partijen hebben de partijen afgesproken om in overleg te treden met de verantwoordelijk wethouder van de gemeente. Dat overleg heeft plaatsgevonden op 18 februari 2011. Aansluitend op dat overleg heeft mr. M. van Gerwen bij brief van 25 februari 2011 namens beide partijen aan het College van B&W van de gemeente gevraagd of het college kan instemmen met een planologische splitsing van de woning in twee zelfstandige wooneenheden.
h)Bij brief van 16 maart 2011 heeft het college van B&W aan mr. Van Gerwen onder meer meegedeeld dat op basis van de voorschriften uit het vigerende en uit het toekomstige bestemmingsplan geen medewerking kan worden verleend aan de splitsing.
i)Als reactie op namens [appellante] verzonden nadere brieven van mr. Van Gerwen van 25 maart 2011 en 6 april 2011 heeft het college van B&W bij brief van 11 mei 2011 onder meer het volgende meegedeeld:
“De door u gewenste ontwikkeling past niet of niet rechtstreeks binnen het geldende bestemmingsplan en de onlangs door de gemeenteraad vastgestelde integrale herziening van het bestemmingsplan buitengebied. (…)
Wel is het zo dat op 26 mei 2011 de gemeenteraad een voorstel van het college behandelt om te gaan werken met een zogenaamd ‘veegplan’. Hierin worden alle nieuwe plannen en verzoeken bij elkaar ‘geveegd’ in één nieuw bestemmingsplan (…) Voor medewerking aan uw verzoek is een wijzigingsprocedure nodig. Ook dergelijke procedures zullen wij meenemen in het veegplan. (…)
Wij komen op basis van een eerste ambtelijke quick-scan tot de conclusie dat wellicht aan uw principeverzoek medewerking kan worden verleend. Daarvoor is een principebesluit van het college nodig”
j)Bij brief van 19 mei 2011 heeft mr. Van Gerwen het college van B&W verzocht om, kort gezegd, het bedoelde principebesluit te nemen.
k)Bij brief van 5 juli 2011 heeft het college van B&W aan mr. Van Gerwen onder meer het volgende meegedeeld:
“Nu het pand feitelijk al sinds de jaren zestig van de vorige eeuw is gesplitst, is het legitiem om deze situatie juridisch planologisch vast te leggen. Wij zijn dan ook bereid in principe medewerking te verlenen aan het verzoek om splitsing en het verdere proces dat hiertoe leidt in gang te zetten.”