ECLI:NL:GHSHE:2012:BY1281

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.107.332
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van materieel alimentatierecht bij bijstandsverhaal op basis van artikel 62A Wwb

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen de gemeente Eindhoven, die een verhaalsbijdrage op hem heeft opgelegd op basis van artikel 62 Wwb. De man was gehuwd met de vrouw en na hun echtscheiding heeft de gemeente de man verzocht om bijstandsbijdragen te betalen. De rechtbank had eerder bepaald dat de man maandelijks een bedrag moest betalen aan de gemeente ter hoogte van de aan de vrouw verstrekte bijstand. De man is in hoger beroep gegaan, omdat hij van mening was dat de beschikking van het hof van 14 oktober 2010, waarin het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud was afgewezen, van invloed was op de huidige zaak.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 september 2012 is de man vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. F.J. Koningsveld, en de gemeente door mr. I.K. Kolev. De gemeente stelde dat de man niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep omdat hij geen procesadvocaat had gesteld, maar het hof heeft dit verweer gepasseerd. Het hof oordeelde dat de man niet-ontvankelijk verklaard kon worden, omdat er sprake was van een vergissing die door zijn advocaat was hersteld.

Het hof heeft vervolgens de argumenten van de man beoordeeld en geconcludeerd dat de gemeente niet voldoende bewijs had geleverd dat de vrouw behoefte had aan een bijdrage in haar levensonderhoud. De gemeente had niet tijdig de benodigde stukken overgelegd ter onderbouwing van de behoefte van de vrouw. Hierdoor was het hof van oordeel dat de beschikking van de rechtbank vernietigd moest worden en het verzoek van de gemeente afgewezen moest worden. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen. De uitspraak werd gedaan op 24 oktober 2012.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 24 oktober 2012
Zaaknummer: HV 200.107.332/01
Zaaknummer eerste aanleg: 241641/FA RK 12-106
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. F.J. Koningsveld,
tegen
de gemeente Eindhoven,
zetelende te Eindhoven aan de Smalle Haven 109,
verweerster,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. I.K. Kolev.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 27 februari 2012.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 mei 2012, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de gemeente niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek c.q. dat verzoek af te wijzen, met veroordeling van de gemeente in de kosten van het geding.
2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 9 juli 2012, heeft de gemeente verzocht:
primair voor zover zal blijken dat de man niet tijdig deugdelijk advocaat heeft gesteld het beroepschrift niet-ontvankelijk te verklaren, waarbij de gemeente zich refereert aan het oordeel van het hof en subsidiair het beroep ongegrond te verklaren.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 september 2012. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- namens de man, mr. Koningsveld;
- namens de gemeente, mr. Kolev.
2.3.1. De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
3. De beoordeling
3.1. De man is op 27 januari 2009 met mevrouw [mevrouw] (hierna: de vrouw) gehuwd.
Bij beschikking van 20 november 2009 van de rechtbank ’s-Hertogenbosch is tussen de man en de vrouw de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 27 januari 2011 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2. De gemeente verstrekt sinds 16 april 2009 ten behoeve van de vrouw een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb) ter voorziening in de noodzakelijke kosten van het bestaan.
3.2.1. De gemeente heeft de man bij brief van 26 mei 2011 aangeschreven en hem gewezen op zijn wettelijke onderhoudsplicht. Daarbij is aan de man verzocht inlichtingen met betrekking tot zijn financiële omstandigheden te verstrekken. De man heeft volgens de brief van 15 juni 2011 van de gemeente aan de man niet aan dit verzoek voldaan.
3.2.2. Bij beschikking van 7 september 2011 heeft de gemeente de man met ingang van 1 juni 2011 op grond van artikel 62 Wwb een verhaalsbijdrage opgelegd ter hoogte van de bruto bijstand die de gemeente verstrekt aan de vrouw.
De man heeft geen gevolg gegeven aan deze beschikking.
3.3. Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank ’s-Hertogenbosch op 6 januari 2012, heeft de gemeente de rechtbank verzocht te bepalen dat de man met ingang van 1 augustus 2011 maandelijks aan de gemeente een bedrag ter hoogte van de aan de vrouw verstrekte en te verstrekken bruto kosten van bijstand moet betalen.
3.4. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de man met ingang van 1 augustus 2011 maandelijks een bedrag dient te betalen aan de gemeente ter hoogte van de door de gemeente aan de vrouw verstrekte en te verstrekken bruto kosten van bijstand.
3.5. De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Ontvankelijkheid
3.6. De gemeente heeft in het verweerschrift primair gesteld dat de man niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep nu de man heeft verzuimd een procesadvocaat te stellen zoals in artikel 123 Burgerlijke rechtsvordering voorgeschreven.
Het hof zal dit primaire verweer van de gemeente passeren. Immers duidelijk geworden is dat er op dit punt sprake geweest is van een vergissing die door de advocaat van de man hersteld is, zodat een en ander niet kan leiden tot een niet-ontvankelijk verklaring van de man in zijn hoger beroep.
Verhaalsbijdrage
3.7. De man heeft in zijn beroepschrift - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
Bij beschikking van 14 oktober 2010 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch in hoger beroep het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud afgewezen. De man stelt zich op het standpunt dat het gelet op deze beschikking niet meer aan de orde is dat alsnog, zonder nadere overweging, de kosten van bijstand aan de vrouw op hem worden verhaald.
3.8. Ingevolge artikel 62 Wwb is de gemeente bevoegd om de verstrekte bijstand tot de grens van de onderhoudsplicht te verhalen op de onderhoudsplichtige.
Het hof overweegt dat het tussen de man en de vrouw gesloten huwelijk in beginsel een levensgemeenschap schept die rechtsgrond vormt voor een onderhoudsverplichting tussen de echtgenoten.
3.9. De stelling van de man dat de beschikking van dit hof van 14 oktober 2010 met zich brengt dat bijstandsverhaal niet aan de orde kan zijn, houdt naar het oordeel van het hof als zodanig geen stand. In verzoekschriftprocedures, zoals de procedure tot vaststelling van alimentatie, is het belang van het gezag van gewijsde gering. Zo kan een eerder afgewezen verzoek tot vaststelling van alimentatie op een later tijdstip wel worden toegewezen en kunnen eerdere alimentatiebeslissingen, op grond van artikel 1: 401 BW worden gewijzigd.
3.10. Bij de beschikking van dit hof van 14 oktober 2010 is het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud afgewezen omdat zij, gelet op de gemotiveerde betwisting door de man, onvoldoende had aangetoond dat zij niet in staat was om in haar eigen levensonderhoud te voorzien.
3.11. Ingevolge artikel 62a Wwb wordt bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht en de omvang van het te verhalen bedrag rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval dat de rechter dient te beslissen over de vraag of en zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud zou moeten worden toegekend. Dit betekent dat het materiële alimentatierecht van toepassing is en dat de wettelijke maatstaven als genoemd in artikel 1:397 Burgerlijk Wetboek (BW) te weten de behoefte van de onderhoudsgerechtigde en de draagkracht van de onderhoudsplichtige dienen te worden beoordeeld.
3.12. Gelet op het voorgaande had het op de weg van de gemeente gelegen om aan te tonen dat de vrouw met ingang van de gestelde datum wel behoefte heeft aan een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud en in die zin een wijziging van omstandigheden te stellen.
De gemeente heeft ter zitting bij het hof verklaard dat de vrouw door een aantal lichamelijke en geestelijke klachten niet in staat is om zelf in haar levensonderhoud te voorzien en derhalve een uitkering op grond van de Wwb ontvangt. De gemeente heeft ter zitting aangeboden het door Argonaut opgestelde keuringsrapport alsnog over te leggen. Namens de man is het vorenstaande weersproken en is tevens bezwaar gemaakt tegen het alsnog in het geding brengen van dit stuk.
Het hof is van oordeel dat, mede gelet op de inhoud van het beroepschrift van de man, van de gemeente verwacht had mogen worden dat de stukken ter onderbouwing van de behoefte van de vrouw reeds geruime tijd voorafgaand aan de mondelinge behandeling bij het hof overgelegd waren. Nu dat niet is gebeurd, hetgeen voor rekening en risico van de gemeente dient te komen, is het hof van oordeel dat de behoefte van de vrouw aan een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud niet is komen vast te staan.
Het hof is derhalve met de man van oordeel dat bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht en de omvang van het te verhalen bedrag onvoldoende rekening is gehouden met de hiervoor genoemde wettelijke maatstaven.
3.13. Het voorgaande betekent dat de beschikking waarvan beroep dient te worden vernietigd en het inleidend verzoek van de gemeente alsnog dient te worden afgewezen.
Proceskosten
3.14. Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure ziet het hof geen aanleiding om af te wijken van de gebruikelijke regel die inhoudt dat de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd.
4. De beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 27 februari 2012;
en opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog het inleidend verzoek van de gemeente Eindhoven af;
compenseert de op dit hoger beroep gevallen proceskosten tussen partijen aldus, dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, E.F.G.M. Gelderman en E.L. Schaafsma-Beversluis en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2012.