ECLI:NL:GHSHE:2012:BX9937

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.110.845
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de beschikking tot ontzetting van het ouderlijk gezag van de vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de ontzetting van de vader van het ouderlijk gezag over zijn zoon, [zoon]. De vader was in eerste aanleg door de rechtbank 's-Hertogenbosch op 23 mei 2012 ontzet van het gezag, wat hij niet accepteerde en hiertegen in hoger beroep ging. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 september 2012, waarbij de vader werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. C. de Wit, en de Raad voor de Kinderbescherming werd vertegenwoordigd door mevrouw V.J.M. Boermans. De stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant was ook betrokken in de procedure.

De vader had in zijn verweer aangevoerd dat hij ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de doding van de moeder van [zoon] op 31 december 2011, en dat zijn psychische toestand en verslaving aan drugs hem niet in staat stelden om zijn rol als ouder adequaat te vervullen. Het hof oordeelde echter dat, ondanks de psychische problemen van de vader, de ernstige tekortkomingen in zijn vaderrol niet konden worden genegeerd. Het hof stelde vast dat de vader al voor de geboorte van [zoon] verslaafd was aan drugs en dat zijn gedrag een negatieve invloed op het kind had.

Het hof concludeerde dat de belangen van [zoon] vereisten dat de ontzetting van de vader van het gezag werd bekrachtigd. De vader was niet in staat om zijn verantwoordelijkheden als ouder waar te nemen, en het was in het belang van [zoon] om in een stabiele omgeving bij zijn tante op te groeien. De beschikking van de rechtbank werd dan ook bekrachtigd, en het hof verzocht de griffier om een afschrift van de uitspraak naar de rechtbank te sturen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rechters Mertens-Steeghs, Raab en Rutten.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 11 oktober 2012
Zaaknummer: HV 200.110.845/01
Zaaknummer eerste aanleg: 245403 / FA RK 12-1681
in de zaak in hoger beroep van:
[X.,]
wonende te[woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A. Houtman-van Diesen,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Noord en Zuidoost-Brabant, locatie 's-Hertogenbosch,
verweerder,
hierna te noemen: de raad.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 23 mei 2012.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 2 augustus 2012, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende alsnog de verzoeken van de raad af te wijzen en de op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] geboren [Y.] (hierna: [zoon]) onder toezicht te stellen en een machtiging uithuisplaatsing bij tante te verlenen.
2.2. Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 21 augustus 2012, heeft Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant (hierna: de stichting) verzocht het hoger beroep van de vader af te wijzen en voormelde beschikking in stand te laten.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 september 2012. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. C. de Wit, kantoorgenoot van mr. Houtman-van Diesen;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw V.J.M. Boermans;
- de stichting, vertegenwoordigd door mevrouw H. Hey en mevrouw D. Beekman.
Mevrouw [tante moederszijde], tante moederszijde, (hierna: de tante) is aan het begin van de mondelinge behandeling, buiten aanwezigheid van de vader, maar met instemming en in aanwezigheid van diens advocaat en in aanwezigheid van de overige belanghebbenden, gehoord. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk aan de vader weergegeven, waarna de vader de gelegenheid heeft gekregen daarop te reageren.
2.3.1. Het hof heeft [zoon] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en hij is voorafgaand aan de mondelinge behandeling ter zitting buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
3. De beoordeling
3.1. Uit het huwelijk van de vader en [Z.] (hierna: de moeder) is, voor zover thans van belang, op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] [Y.] ([zoon]) geboren. De moeder is op 31 december 2011 overleden. De vader oefent van rechtswege het gezag uit over [zoon]. [zoon] woont sedert het overlijden van de moeder bij de tante.
3.2. Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de vader van het ouderlijk gezag over [zoon] ontzet en de stichting benoemd tot voogdes over [zoon].
3.3. De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4. Zijdens de vader is - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
Uit de dubbelrapportage, opgemaakt in het kader van de strafrechtelijke vervolging, is zowel door de psychiater als door de psycholoog tot ontoerekeningsvatbaarheid geconcludeerd en geadviseerd. Blijkens deze rapportage is er bij de vader sprake van een psychotisch toestandsbeeld en een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Het ten laste gelegde feit, de doding van de moeder van [zoon], alsook zijn gedrag voorafgaande en sedert 31 december 2011 kan hem derhalve niet worden aangerekend. Blijkens de jurisprudentie (LJN: BN2114) kan, indien de gedragingen die grondslag zouden kunnen vormen voor een ontzetting van de gezaghebbende ouder, deze niet kunnen worden aangerekend, ontzetting van het ouderlijk gezag niet worden uitgesproken. Daar komt bij dat het ziektebeeld van de vader goed behandelbaar is. Een ontzetting is daarom een stap te ver. Het door de rechtbank gestelde verwijtbaar slechte levensgedrag van de vader levert alleen dan een grond voor ontzetting op als daarvan een slechte invloed op het kind uitgaat. Hiervan is in de stukken niet gebleken. De ontzetting is niet in het belang van [zoon].
3.5. De raad heeft ter zitting - kort samengevat - het volgende aangevoerd. Door zijn jarenlange afhankelijkheid van de drugs heeft de vader zijn natuurlijk gezag verspeeld. De vader had eerder stappen kunnen zetten om er voor [zoon] te zijn. Thans heeft de vader langdurige behandeling en begeleiding nodig. Het ziet er niet naar uit dat hij vóór [zoon] meerderjarig wordt in staat zal zijn de opvoeding van [zoon] op zich te nemen. De tante, die al sedert de geboorte van [zoon] door het drugsgebruik van de vader en de taalproblemen aan de kant van de moeder een belangrijke rol in het gezin heeft gespeeld, kan een ontmoeting met de vader, net als [zoon], niet aan. De raad persisteert bij zijn verzoek.
3.6. De stichting heeft in het verweerschrift - kort samengevat – aangevoerd dat de bestreden beschikking op de juiste gronden is afgegeven. Ter zitting heeft de stichting daar aan toegevoegd dat de vader thans niet in staat is zijn gezag uit te oefenen terwijl er voor [zoon] belangrijke beslissingen genomen dienen te worden.
3.7. Het hof overweegt het volgende.
3.7.1. Ingevolge artikel 1:269 lid 1 sub a en sub b van het Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank indien zij dit in het belang van het kind noodzakelijk oordeelt, een ouder van het gezag over een of meer van zijn kinderen ontzetten, op grond van misbruik van het gezag of grove verwaarlozing van de verzorging of opvoeding van een of meer kinderen, alsmede op grond van slecht levensgedrag.
3.7.2. Onbetwist is dat door handelen van de vader de moeder van [zoon] op 31 december 2011 is overleden. Voor dit handelen achten de opstellers van het de vader betreffende rapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP, locatie Pieter Baan Centrum) van 3 juli 2012, de vader ontoerekeningsvatbaar. Blijkens het rapport lijdt de vader aan een reeds jaren bestaande ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens en polydrugsverlaving. Met betrekking tot dit ziektebeeld wordt het drugsgebruik van de vader nu eens een ‘verder ontwrichtende’ dan weer een ‘dempende’ rol toegedicht. Het hof is allereerst van oordeel dat het rapport is opgemaakt met het oog op de tegen de vader aanhangige strafzaak. Dat de vader in het kader van deze strafzaak volgens deskundigen ontoerekeningsvatbaar is, brengt naar het oordeel van het hof, anders dan zijdens de vader wordt aangevoerd, niet zonder meer mee dat de gedragingen van de vader op 31 december 2011 en de daaraan voorafgaande jaren geen grond kunnen vormen voor ontzetting van de vader van het gezag. Daarbij komt dat het hof de conclusies van het rapport niet op zijn merites kan beoordelen, nu slechts een zeer beperkt deel van het rapport (‘forensische analyse en beantwoording van de vraagstelling’, pagina’s 60 tot en met 63) is overgelegd. Hoe dan ook kunnen deze conclusies naar het oordeel van het hof niet de gevolgtrekking dragen dat de ernstige tekortkomingen van de vader in het vervullen van zijn vaderrol, feitelijk al vanaf de geboorte van [zoon], hem evenmin kunnen worden aangerekend. Onweersproken is dat de vader al ruim vóór de geboorte van [zoon], tot ongeveer twee maanden voor de fatale gebeurtenis op 31 december 2011 verslaafd is geweest aan cocaïne en heroïne en dat hij meerdere malen in het buitenland en in Nederland gedetineerd is geweest op grond van een veroordeling wegens de handel in drugs en diefstal. Afgezien van dit slechte levensgedrag, waarvan naar het oordeel van het hof ontegenzeglijk een slechte invloed op [zoon] moet zijn uitgegaan - hetgeen gezien de ontwikkeling van [zoon] in voldoende mate gecompenseerd lijkt te zijn door zijn moeder en andere volwassenen in zijn omgeving -, is er aan de kant van de vader jarenlang sprake geweest van grove verwaarlozing van de verzorging of opvoeding van [zoon]. Door het letterlijk (detentie) dan wel figuurlijk (drugsverslaving) niet aanwezig zijn, heeft de vader geen invulling gegeven aan zijn gezag. Blijkens het rapport van de raad was het de tante die dit tekortschieten van de vader compenseerde en veel zaken voor [zoon] regelde. [zoon] is door toedoen van de vader zijn moeder kwijtgeraakt. Dat hij daar heel veel moeite mee heeft, is zonder meer begrijpelijk en blijkt ook uit het feit dat hij de vader niet wenst te ontmoeten. [zoon] is er op dit moment ook nog niet aan toe om hulp te aanvaarden om de gebeurtenissen een plaats te kunnen geven. Uit het door de raad verrichte onderzoek en ook ter zitting is gebleken dat de vader zich niet kan inleven in de gevolgen voor [zoon] van het overlijden van zijn moeder door toedoen van de vader. Thans is het evident dat de belangen van [zoon] gediend zijn met een ongestoord verder kunnen opgroeien in het gezin van de tante. In het licht van het voorgaande is het hof van oordeel dat de gronden voor ontzetting van de vader van het gezag over [zoon] aanwezig zijn en het belang van [zoon] dit ook noodzakelijk maakt.
3.7.3. De raadsman van de vader heeft nog aangevoerd dat de vader niet ontzet mag worden van het gezag, zolang niet duidelijk is of hij begeleidbaar is. Het hof is van oordeel dat de eventuele begeleidbaarheid van de vader niet afdoet aan het feit dat aan de voorwaarden voor ontzetting is voldaan. Bovendien is [zoon] inmiddels 16 jaar en is het in zijn belang dat er nu voorzien wordt in het gezag.
3.8. Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
4. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 23 mei 2012;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank ’s-Hertogenbosch;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, W.Th.M. Raab en S.W.E. Rutten en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2012.