12.6.Het hof overweegt daartoe het volgende.
- In dit geding staat vast dat [ex partner van appellant], die toentertijd partner van [appellant] was en de moeder van drie van de vier kinderen van [appellant] is, samen met haar kinderen in de woning van [appellant] woonde. Ook de oudste [zoon van appellant] (destijds circa 25 jaar oud), [zoon van appellant] ([zoon van appellant]), woonde - zoals [geintimeerde] heeft gesteld (par. 29 conclusie van antwoord in conventie) en [appellant] niet heeft betwist - destijds in de woning van [appellant].
- Vaststaat dat, zoals onweersproken door [geintimeerde] is gesteld, [ex partner van appellant] als medeschuldenaar was verbonden voor de uit de hypothecaire geldlening voortvloeiende betalingsverplichtingen (par. 7 conclusie na enquête [geintimeerde]), en dat zowel [ex partner van appellant] als [appellant] in 2005 herhaalde malen (minimaal 5 keer, zie opsomming in rov. 12.1.) door Rabobank en de respectieve notariskantoren zijn gesommeerd respectievelijk geïnformeerd in verband met voorgenomen executoriale verkoop van de woning.
- Uit de door [geintimeerde] in hoger beroep afgelegde getuigenverklaring, die in zoverre door [appellant] niet is bestreden, blijkt dat [geintimeerde] ervan op de hoogte was dat [appellant] en [ex partner van appellant] ook reeds bij de brief van Rabobank van 4 januari 2005 (deze brief bevindt zich niet in het dossier, hof) zijn gesommeerd aan hun financiële verplichtingen uit hoofde van de hypothecaire geldlening te voldoen.
- Als niet weersproken staat vast de stelling van [geintimeerde] dat de executoriale verkoop is aangekondigd in dagblad De Limburger (par. 5 conclusie van antwoord in conventie), waarna zich diverse beleggers bij [ex partner van appellant] hebben gemeld en biedingen op de woning zijn uitgebracht.
- In dit geding staat vast dat [ex partner van appellant] na de aangekondigde executie van de woning de onderhandse verkoop van de woning heeft geïnitieerd en dat zij makelaar [Makelaar] daartoe op 30 maart 2005 een bemiddelingsopdracht heeft verstrekt. Dat [ex partner van appellant], zoals zij als getuige in eerste aanleg heeft verklaard, niet zou hebben begrepen dat het om een verkoop ging, acht het hof in het licht van de door [ex partner van appellant] op 30 maart 2005 - mede namens [appellant] - aan makelaar [Makelaar] verstrekte bemiddelingsopdracht en haar hierna te bespreken contacten met notariskantoor [notariskantoor sub 2.] ongeloofwaardig.
- Uit de door [geintimeerde] in hoger beroep afgelegde getuigenverklaring, die in zoverre niet door [appellant] is weersproken, blijkt dat [geintimeerde] - naar het hof begrijpt vóór de totstandkoming van de koopovereenkomst - de door [ex partner van appellant] aan makelaar [Makelaar] gegeven schriftelijke verkoopopdracht), die volgens de opdracht mede was gegeven namens [appellant], heeft gezien.
- Als niet weersproken staat vast de stelling van [geintimeerde] dat makelaar [Makelaar] aan [geintimeerde] heeft medegedeeld te handelen in opdracht van [appellant] en dat [ex partner van appellant] op basis van een - naar later is gebleken, valse - in juli 2005 gedateerde onderhandse volmacht, als gevolmachtigde van [appellant], met (onder meer) [geintimeerde] heeft onderhandeld en overeenstemming heeft bereikt over de te sluiten koopovereenkomst.
- Uit de door [geintimeerde] in eerste aanleg en in hoger beroep afgelegde getuigenverklaringen, die in zoverre niet door [appellant] zijn weersproken, blijkt dat [geintimeerde] de woning voorafgaande aan de koop tweemaal in aanwezigheid van [ex partner van appellant] en makelaar [Makelaar] heeft bezichtigd, dat bij de eerste bezichtiging verscheiden familieleden aanwezig waren en bij de tweede bezichtiging ook [Z.], en dat [ex partner van appellant] [geintimeerde] tijdens de bezichtiging heeft rondgeleid.
- Vaststaat dat in de koopakte van 1 december 2005 is vermeld dat [ex partner van appellant] door [appellant] schriftelijk is gevolmachtigd tot verkoop van de woning en dat [ex partner van appellant] vooruitlopend op de levering van de woning aan [geintimeerde] voorschotten heeft ontvangen op de koopsom van in totaal € 64.000,00.
- Vaststaat dat het notariskantoor, in casu kandidaat-notaris [kandidaat notaris], voorafgaande aan het passeren van de akte van levering op 29 december 2005 de op de akte van volmacht geplaatste handtekening heeft geverifieerd met de handtekening van [appellant] in diens paspoort althans een kopie van het paspoort (Notaris [oud notaris] verklaart als getuige dat de verificatie heeft plaatsgevonden aan de hand van het paspoort terwijl kandidaat-notaris [kandidaat notaris] verklaart over verificatie aan de hand van een kopie van het paspoort). [appellant] heeft als getuige in hoger beroep verklaard dat zijn paspoort in zijn woning lag en door iedereen in huis het paspoort kon worden gepakt, zodat, naar het hof begrijpt, [ex partner van appellant] ten behoeve van de verificatie over dit paspoort kon beschikken.
- Vaststaat dat [ex partner van appellant] (evenals [geintimeerde]) bij het passeren van de akte aanwezig was en als gevolmachtigde van [appellant] de akte van levering heeft ondertekend.
- Uit de door het notariskantoor opgemaakte afrekening van de levering van de woning op 29 december 2005 blijkt tot slot dat de aan [ex partner van appellant] betaalde voorschotten in mindering zijn gebracht op de koopsom, de hypothecaire geldlening bij de Rabobank is afgelost en dat het restantbedrag van € 91.456,14 aan [appellant] zou worden overgemaakt.