ECLI:NL:GHSHE:2012:BX9223
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Th.A. Pouw
- L.Th.L.G. Pellis
- O.G.H. Milar
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de status van een broer als schuldeiser in het kader van de schuldsaneringsregeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de broer van de saniet, [broer van saniet], als schuldeiser kan worden aangemerkt in de zin van artikel 350 lid 1 van de Faillissementswet (Fw). De appellant, [appellant], had in eerste aanleg een schuldsaneringsregeling aangevraagd, maar deze was tussentijds beëindigd op verzoek van [broer van saniet]. De rechtbank oordeelde dat er feiten en omstandigheden waren die op het moment van de indiening van het verzoekschrift tot toelating tot de schuldsaneringsregeling bekend hadden moeten zijn en die reden zouden zijn geweest om het verzoek af te wijzen.
De appellant had in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij de schenking van € 30.000,- van zijn moeder had ontvangen om een nieuwe start te maken en niet om zijn schulden af te lossen. Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat [broer van saniet] een vordering heeft op [appellant]. Er was onduidelijkheid over de nalatenschap en of [broer van saniet] recht had op enig bedrag. Het hof concludeert dat [broer van saniet] niet kan worden aangemerkt als schuldeiser, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij een vordering heeft. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en verklaart [broer van saniet] niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in zaken rondom schuldsanering en de rol van schuldeisers in het proces. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd dat de schuldsaneringsregeling van [appellant] van kracht blijft, omdat er geen grond is voor de beëindiging ervan op verzoek van [broer van saniet].