8.2.Het gaat in deze zaak om het volgende:
a) Op 9 november 2006 is tussen Kellpla BV als opdrachtgever en [bouwgroep] Bouwgroep als aannemer een aannemingsovereenkomst gesloten ter zake de nieuwbouw van een bedrijfspand op een perceel aan de [straat] te [plaatsnaam]. Dit perceel behoort in eigendom toe aan Kellpla Onroerend Goed BV. De schriftelijke overeenkomst is overgelegd als prod. 1 bij conclusie van antwoord.
b) [geintimeerde] is eigenaresse van het belendende pand staande en gelegen aan de [straat] te [plaatsnaam].
c) In november 2006 is gestart met de bouwwerkzaamheden. Op 27 november 2006 heeft een vooropname van het pand van [geintimeerde] plaatsgevonden. Hierbij werd de staat van de woning van [geintimeerde] op schrift vastgelegd, ondersteund met fotomateriaal (prod. 3 conclusie van antwoord).
d) Op 29 november 2006 heeft [geintimeerde] een brief, met aanhef “Betreft: Schade claim Kellpla” verzonden (prod. 1 bij inleidende dagvaarding), Daarin deelt zij mee:
“dat ik U aansprakelijk zal stellen, indien er in mijn woning (…) schade ontstaat door toedoen van Uw werkzaamheden die daar plaatsvinden. Ook indien de schade groter wordt bij de reeds vastgelegde oneffenheden.”
e) Bij brief van 30 november 2006 (prod. 4 bij conclusie van antwoord), ondertekend door F. [bouwgroep] namens [bouwgroep] Bouwgroep en [architect], de architect van het bedrijfspand, is aan [geintimeerde] als volgt bericht:
“Hierbij bevestigen wij de opgenomen stand van de oneffenheden van uw woonhuis aan de [straat] te [plaatsnaam].
De aanwezige oneffenheden zijn maandag 27 november 2006 opgenomen en vastgelegd op bijgaande foto’s (totaal 23 stuks).
Deze foto’s zijn donderdag 30 november 2006 door ondergetekende partijen gecontroleerd en voorzien van een paraaf op de achterzijde van de foto’s.
(…)
Na het aanbrengen stalen de stalen buispalen, week 49 2006, en de het aanbrengen van de damwanden, week 2 2007, zullen de foto’s vergeleken worden met de eerder geconstateerde oneffenheden.
Mocht er dan blijken dat er meer schade is ontstaan aan het pand, dan zal [bouwgroep] Bouwgroep B.V. deze op zijn kosten herstellen.”
De brief is door [geintimeerde] voor gezien en akkoord getekend.
f) Tijdens de uitvoering van heiwerkzaamheden is schade ontstaan, onder andere aan het pand van [geintimeerde]. [bouwgroep] Bouwgroep heeft de schade aan de woning van [geintimeerde] geïnventariseerd. In opdracht van [bouwgroep] Bouwgroep is door Uretek Nederland B.V. (hierna: Uretek) een fundatie-ondergrond verbeteringsvoorstel opgesteld (prod. 3 bij inleidende dagvaarding). Onder het kopje “Probleemomschrijving” wordt in dit voorstel is het volgende vermeld:
“De gevels van de woning aan de [straat] te [plaatsnaam] vertonen zettingsscheuren in zowel het binnen- als het buitenspouwblad alsmede in de binnenmuren. Naast het pand wordt nieuwbouw gerealiseerd waarbij damwanden zijn aangebracht en bronbemaling wordt toegepast. Mogelijk zijn deze activiteiten de oorzaak van de zettingen van de fundering van het genoemde pand.”
De aanneemsom voor de door Uretek omschreven werkzaamheden bedraagt € 27.819,-- excl. btw.
g) Op 30 mei 2007 is in opdracht van de aansprakelijkheidsverzekeraar van [bouwgroep] Bouwgroep door EMN Expertise B.V. (hierna: EMN) een rapport uitgebracht waarin verslag wordt gedaan van het verrichte onderzoek naar mogelijke schade ten gevolge van de bouwwerkzaamheden (prod. 4 bij inleidende dagvaarding). In dit rapport wordt geconcludeerd dat het heien van stalen buispalen, het slaan van een damwand en (in mindere mate) het verlagen van de grondwaterstand de oorzaak zijn van de schade die is ontstaan in de naastgelegen panden. Het herstel van de schade aan het pand van [geintimeerde] wordt in dit rapport geraamd op € 42.500,-- excl. btw.
h) Bij aangetekende brief van 20 augustus 2007 van haar advocaat (prod. 5 bij inleidende dagvaarding) is [bouwgroep] Bouwgroep (nogmaals) aansprakelijk gesteld voor de aan [geintimeerde] opgekomen schade.
i) Bij beschikking van 5 maart 2008 heeft de rechtbank Roermond naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van [geintimeerde] een voorlopig deskundigenbericht bevolen, waarbij (wijlen) ir. F.A. van de Kant is benoemd tot deskundige. De deskundige heeft op 21 juli 2008 zijn rapport uitgebracht (prod. 6 bij inleidende dagvaarding). Met betrekking tot de kosten welke met het herstel zijn gemoeid gaat de deskundige uit van de door [bouwgroep] Bouwgroep opgestelde begroting van de schade welke neerkomt op een bedrag van in totaal € 42.200,-- excl. btw (€ 11.600,-- voor de herstelwerkzaamheden door [bouwgroep] Bouwgroep en € 30.600,-- voor de opdracht aan Uretek). Voorts wordt deze raming door de deskundige verhoogd met 3% omdat hij in de raming iets aan de lage kant acht alsmede met een prijsstijging van 3% vanwege het feit dat de begroting van [bouwgroep] Bouwgroep inmiddels een jaar oud is. Daarmee komt de deskundige uit op een bedrag van € 44.700,--. Op dit bedrag brengt de deskundige voorts nog in mindering een bedrag verband houdend met reeds verrichte werkzaamheden aan de inrit en een ontvangen schadevergoeding, zodat de uiteindelijke schade door hem wordt begroot op € 40.566,-- excl. btw.
Voorts acht de deskundige het van belang dat er toezicht komt op de te verrichten herstelwerkzaamheden. De kosten hiervan begroot hij op 4%, derhalve € 1.800,-- excl. btw.
Tot slot is de deskundige van mening dat ondanks het plaatselijk en goed herstel van het voegwerk, dit toch altijd zichtbaar zal zijn, hetgeen een waardeverminderend effect heeft op de woning welke hij ex aequo et bono begroot op 5% van de economische i.c. verkoopwaarde bij leegstand, zijnde 5% van de WOZ-waarde, zijnde € 8.500,--.
j) Naar aanleiding van het deskundigenrapport heeft de advocaat van [geintimeerde] bij faxbericht van 14 augustus 2008 bericht dat [geintimeerde] het herstel van de woning niet door [bouwgroep] Bouwgroep zal laten uitvoeren, maar dat zij vergoeding van de door haar geleden schade vordert.