8.1. De feiten en het geschil
a. [geintimeerde], geboren op [geboortedatum] 1957, is op 14 augustus 2006 voor zes maanden in dienst getreden bij Alptax als allround taxichauffeur. Deze arbeidsovereenkomst is op 14 februari 2007 verlengd tot 14 februari 2008 en daarna tot 14 augustus 2009. Op 23 september 2009 is door partijen een arbeidsovereenkomst getekend, waarbij [geintimeerde] met ingang van 14 augustus 2009 voor onbepaalde tijd in dienst van Alptax is getreden voor 86 uur per maand als allround taxichauffeur (prod. 2 mvg). Haar salaris bedroeg laatstelijk € 10,54 bruto per uur. [geintimeerde] heeft een aanvullende Wwb-uitkering van de gemeente.
b. [geintimeerde] heeft in de nacht van 14 op 15 december 2008 naar zij dacht een TIA gehad. Zij heeft de dag erna met de huisarts gebeld en is op de donderdag erna bij de huisarts geweest. Deze heeft [geintimeerde] voor de zekerheid naar de neuroloog doorverwezen. De neuroloog heeft [geintimeerde] op 22 januari 2009 gezien. Neuroloog [neuroloog] schreef op 7 april 2009 onder meer aan de huisarts (prod. 11 mvg):
“Anamnese: patiënte heeft op 18-12 [door de neuroloog gecorrigeerd in: de nacht van 14 op 15 december 2008, zie prod. 3 mva, hof] een periode doorgemaakt van verminderde kracht in haar rechter arm en een doof gevoel. Dit duurde ongeveer twee minuten. Geen misselijkheid, hoofdpijn of braken. Zij was sindsdien wel erg moe. Patiënte heeft geen klachten meer gehad. Wel heeft zij af en toe moeite met op de juiste woorden komen.
(…)
Neurologisch onderzoek: bloeddruk 110/70 mm Hg. Bij verder neurologisch onderzoek geen andere afwijkingen.
Aanvullend onderzoek: MRI hersenen: normaal.
Laboratoriumonderzoek: LDL-cholesterol 3,0 mmol/l. Verder laboratoriumonderzoek ongestoord.
ECG: lichte intra-ventrikulaire geleidingsstoornissen, geen andere afwijkingen.
Duplex cartotiden: normaal.
Conclusie: TIA vanuit linker hemisfeer.
Beleid: er wordt gestart met Ascal 1dd 100 mg en Simvastatine 1dd 40 mg.
(…).
Bij brief van 8 november 2010 aan de advocaat van [geintimeerde] heeft neuroloog [neuroloog] onder meer over het voorgaande geschreven (prod. 10 mvg):
“Naar aanleiding van deze klachten is op basis van het verhaal van patiënte de werkdiagnose TIA gesteld, dit is de reden voor aanvullend onderzoek in de zin van MRI, duplex van de halsslagaders, hartfilmpje en bloedonderzoek. De MRI scan is met name ter uitsluiting van andere afwijkingen die soms ook tijdelijk krachtsverlies kunnen geven, zoals bijvoorbeeld een tumor. Dit werd gelukkig niet gevonden. Er zijn specifieke MRI opnames gemaakt om ook voorbijgaande afwijkingen in beeld te kunnen brengen, echter 2 maanden na het optreden van de klachten zijn deze afwijkingen op MRI scan niet goed meer aan te tonen. Een TIA blijft dus een diagnose gesteld op basis van het verhaal van patiënte en eventueel omstanders. Op geen enkele andere manier heb ik deze TIA aan kunnen tonen. Behalve licht verhoogd cholesterol waren er geen andere risicofactoren bij patiënte te vinden. Omdat de verdenking TIA hoog is, wordt er gestart met bloedverdunnende medicatie en cholesterol verlagende medicatie. Medisch gezien is een TIA op een andere manier niet goed aan te tonen. Bij controle op de polikliniek had patiënte geen neurologische uitval meer, medisch gezien zou zij dus goed kunnen autorijden (…)”.
[geintimeerde] heeft de (vermeende) TIA niet aan Alptax gemeld en zich naar aanleiding daarvan niet ziek gemeld. Wel heeft [geintimeerde] zich een week later ziek gemeld wegens griep. Zij is toen één of twee weken ziek geweest.
c. Op 31 januari 2010 heeft [geintimeerde] zich ziek gemeld wegens rugklachten. Later kreeg zij ook spanningsklachten. [geintimeerde] heeft aan de bedrijfsarts meegedeeld dat zij in december 2008 een TIA heeft gehad. In de terugkoppeling van het huisbezoek van 11 februari 2010 van de bedrijfsarts is onder meer vermeld (prod. 5 mvg):
“Klachten: last van onderrug (…)
Historie: medewerker werkt halve dagen en heeft voor de rest een bijstandsuitkering. Verleden jaar heeft zij een T.I.A. gehad. In verband met de T.I.A. gebruikt zij bloedverdunners.
(….)”
Alptax vernam door deze rapportage voor het eerst van de TIA.
Op 8 maart 2010 is door de bedrijfsarts een probleemanalyse opgesteld, waarin hij onder meer het volgende heeft geschreven (prod. 6 mvg):
“Ten aanzien van de TIA die betrokkene kennelijk in december 2008 heeft gehad, kan ik melden dat betrokkene geen restverschijnselen heeft en/of beperkingen hiervan. Tevens heeft zij advies ingewonnen bij de behandelend specialist (neuroloog) welke haar heeft verzekerd dat zij geen verhoogd risico was als elke gemiddelde Nederlander en dus gerust haar werk kon continuëren. Op basis hiervan heeft betrokkene haar werk dan ook voortgezet. Hetgeen mij het meeste verbaasd is dat de neuroloog in questie anno 2008 geen weet had van de “eisen rijgeschiktheid 2000” van het CBR. Hierin staat namelijk vermeld dat taxichauffeurs met hun rijbewijs B gelijk gesteld moeten worden aan groep 2 rijbewijshouders en dus ook aan die eisen moeten voldoen!!! In casus zou dat betekenen dat betrokkene tot december 2013 niet geschikt zou zijn voor het beoefenen van haar functie.
Om hier nadere duidelijkheid over te krijgen wil ik adviseren dat betrokkene gekeurd wordt door het CBR (procedure uitgelegd aan betrokkene), waarbij m.i. een aantal partijen belang hebben om hier uitslag van te verkrijgen (….).
d. Ter uitvoering van artikel 111 lid 4 Wegenverkeerswet 1994 betreffende, kort gezegd, de afgifte van een rijbewijs aan degene die blijkens een eerder aan hem afgegeven rijbewijs voldoet aan de vastgestelde eisen en die beschikt over een voldoende mate van rijvaardigheid en geschiktheid, is de ministeriële regeling “Regeling eisen geschiktheid 2000” (Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 18 mei 2000/Nr. CDJZ/WBI/2000-612) (hierna: de ministeriële regeling) vastgesteld. In de bijlage bij deze regeling staat onder meer het volgende te lezen:
“7.6. Doorbloedingsstoornissen van de hersenen
Doorbloedingsstoornissen van de hersenen omvatten beroerten (hersenbloeding of herseninfarct, ook wel CVA), TIA's (transient ischemic attacks), verwijdingen van slagaders (aneurysmata) en andere vaatmisvormingen van de hersenvaten.
7.6.1. Rijbewijzen van groep 1
Strenge eisen moeten worden gesteld aan aanvragers van een rijbewijs van groep 1, die dit rijbewijs beroepsmatig gebruiken (bijvoorbeeld taxichauffeurs, chauffeurs van busjes voor personenvervoer, maar ook voor het onder toezicht doen besturen van een motorrijtuig door een derde). Zij zitten vele uren achter het stuur en dragen grote verantwoordelijkheden. Aan hen moeten daarom dezelfde eisen worden gesteld als aan personen met een groep 2-rijbewijs. Aanvragers van een groep 1-rijbewijs die niet tevens voldoen aan de eisen voor groep 2, kunnen daarom in beginsel alleen geschikt worden verklaard als het gebruik wordt beperkt tot privé-gebruik.
In individuele gevallen kan een uitzondering worden gemaakt op de beperking tot privé-gebruik voor een termijn van maximaal vijf jaren en kan het rijbewijs ook worden gebruikt voor bepaalde vormen van beroepsmatig gebruik. Voorwaarde is keuring door een specialist en een verklaring van de werkgever waaruit blijkt dat niet meer dan vier uren per dag beroepsmatig gebruik wordt gemaakt van het rijbewijs. Deze uitzondering is niet mogelijk indien het beroepsmatig gebruik betrekking heeft op het vervoeren van personen of het onder toezicht doen besturen van derden.
(…)
7.6.2. Rijbewijzen van groep 2
(…)
7.6.2.2. TIA en beroerte
Na een TIA of beroerte zijn personen ongeschikt voor rijbewijzen van groep 2 voor een periode van vijf jaar.
Zij kunnen na deze periode weer geschikt worden verklaard als uit het neurologisch rapport blijkt dat zij vrij zijn van geestelijke of lichamelijke functiestoornissen. De maximale geschiktheidstermijn is drie jaar.
Voor personen met epilepsie geldt tevens paragraaf 7.2”.
[geintimeerde] verzorgt als taxichauffeur beroepsmatig personenvervoer en moet daarom worden beoordeeld naar de normen van een persoon die behoort tot vorenbedoelde groep 2. Voormelde regeling gold ten tijde van het sluiten van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen partijen in augustus 2009.
e. Bij brief van 27 april 2010 heeft (de raadsman van) [geintimeerde] de arbeidsovereenkomst, die per 14 augustus 2009 is aangegaan, buitengerechtelijk vernietigd met een beroep op dwaling. In die brief is als reden vermeld: “Het zal u duidelijk zijn dat cliënte geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met u was aangegaan indien zij op de hoogte was geweest van het feit dat u geen taxi meer mocht besturen.”
f. [geintimeerde] is sedert 31 januari 2010 arbeidsongeschikt gebleven.
g. Bij kort gedingvonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Helmond, van 21 juni 2010 heeft de kantonrechter de vordering van [geintimeerde] tot doorbetaling van haar loon c.a. vanaf 1 februari 2010 toegewezen. De kantonrechter overwoog daartoe onder meer dat een arbeidsovereenkomst vernietigbaar is indien deze is aangegaan onder invloed van dwaling en verder dat op grond van de hiervoor aangehaalde ministeriële regeling aangenomen moet worden dat [geintimeerde] van december 2008 tot december 2013 niet geschikt moet worden geacht tot het beroepsmatig vervoeren van personen, maar dat een beroep op dwaling tijdens ziekte - [geintimeerde] was ziek op het moment van de buitengerechtelijke vernietiging, zodat een opzegverbod gold - in strijd moet worden geacht met de bescherming die het gesloten stelsel van het ontslagrecht aan werknemers biedt.
h. Bij mondeling tussenvonnis van 2 november 2010 is aan [geintimeerde] een bewijsopdracht verstrekt (zie hierna onder 8.3.)
i. Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Helmond de vorderingen van Alptax zoals hiervoor weergegeven onder 6.2. a t/m c afgewezen.