Parketnummer : 20-002637-11
Uitspraak : 27 augustus 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 25 maart 2011 in de strafzaak met parketnummer
01-240657-10 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1963],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, verdachte zal vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
De verdachte heeft eveneens bepleit dat hij dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat de politierechter kon volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 mei 2010 te Helmond met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid levensmiddelen en/of verzorgingsproducten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 mei 2010 te Helmond, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen levensmiddelen en/of verzorgingsproducten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, immers heeft hij meerdere producten ongescand in zijn winkelwagen gelegd en is gaan afrekenen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 mei 2010 te Helmond met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid levensmiddelen en verzorgingsproducten, toebehorende aan Albert Heijn B.V.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
A.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte - kort en zakelijk weergegeven – vrijspraak bepleit, aangezien hij niet het oogmerk had op de diefstal van de niet gescande producten. Verdachte heeft in dit verband verklaard dat hij de intentie had om alle goederen in zijn winkelwagen te scannen en af te rekenen, maar dat abusievelijk een aantal goederen niet zijn gescand.
Ad A.
Op grond van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof de navolgende feitelijke gang van zaken vast.
Uit de in het dossier gevoegde folder van AH Zelfscannen Zo gebliept (dossierpagina 22) blijkt dat het zelfscansysteem inhoudt dat de klant de boodschappen in de winkel zelf scant met een aan de klant gebonden handscanner en vervolgens de boodschappen ook reeds kan inpakken. Op de display is steeds te zien de gescande producten, het aantal, de prijs en de totaalprijs. Er dient vervolgens te worden afgerekend bij de zogenaamde betaalpaal. Daartoe dient de handscanner bij de betaalpaal in een lezer gezet te worden, waarna het totaalbedrag van de gescande goederen in de betaalautomaat verschijnt. De klant dient vervolgens het gescande bedrag met pin of chip te betalen, waarna de klant een kassabon ontvangt en hij de winkel kan verlaten. De computer bepaalt of iemand wordt gecontroleerd. Er bestaat ook steeds de mogelijkheid om (alsnog) bij een kassa de goederen te laten aanslaan en vervolgens te betalen.
Verdachte heeft op 8 mei 2010 boodschappen gedaan bij Albert Heijn te Helmond. Aldaar heeft hij gebruik gemaakt van het zelfscansysteem van Albert Heijn. Nadat verdachte diverse goederen heeft gescand, is hij met zijn winkelwagen met goederen naar de zelfscankassa (de betaalpaal) gelopen, teneinde daar de gescande goederen af te rekenen. Verdachte werd vervolgens op grond van een steekproef gecontroleerd. Bij deze controle is door een medewerkster van de Albert Heijn geconstateerd dat verdachte diverse goederen niet heeft gescand.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep alsmede bij de politie (proces-verbaal verhoor verdachte, dossierpagina 18-19) verklaard dat hij voor zijn aanhouding al circa een half jaar gebruik maakte van het zelfscansysteem. Tevens is het hof uit het verhandelde ter terechtzitting gebleken dat verdachte wist hoe het zelfscansysteem werkte en dat de verdachte er eveneens van op de hoogte was hoe hij van één bepaald product, meerdere aantallen moest scannen.
In het (stam)proces-verbaal van 22 mei 2010 (dossierpagina 4) wordt gerelateerd dat ten tijde van het ten laste gelegde feit de apparatuur van het zelfscansysteem naar behoren werkte en dat geen storingen in het systeem bekend waren. Het hof heeft derhalve geen reden om te veronderstellen dat het feit dat diverse producten niet zijn gescand, is te verklaren doordat het systeem niet naar behoren functioneerde.
Uit de hoeveelheid goederen die verdachte niet heeft gescand (21), en dat het steeds betrof meerdere stuks van een product waarvan een aantal, althans één, wel steeds waren/was gescand (proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 20), alsmede de verhouding tussen de waarde van de niet gescande goederen (€ 27,33) (winkelbon, dossierpagina 24) ten opzichte van de totale waarde van alle in de winkelwagen bevindende goederen (€ 69,33) (winkelbon, dossierpagina 23), blijkt naar het oordeel van hof dat geen sprake is geweest van een enkel misverstand of een enkele fout bij verdachte.
Het hof is dan ook van oordeel dat het verweer van verdachte dat hij slechts abusievelijk een aantal goederen niet heeft gescand niet kan slagen.
B.
Vervolgens ziet het hof zich gesteld voor de vraag of sprake is van een poging tot diefstal dan wel van een voltooid delict.
Ad B.
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte met een winkelwagen vol met gescande en niet gescande goederen naar de zelfscankassa (betaalpaal) is gelopen. Daar heeft hij zijn scanner in de houder gezet en zijn bonuskaart gescand met de intentie om alleen de gescande goederen te betalen, immers het te betalen bedrag van alleen de gescande goederen verschijnt in de display van de betalingsautomaat. De verdachte heeft eveneens verklaard dat hij ook zijn betaalpas ter betaling heeft ingevoerd.
Op zichzelf acht het hof het niet redengevend of verdachte, zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, bij de zelfscankassa de gescande goederen nog niet had betaald, omdat hij al gecontroleerd zou zijn voordat hij zijn pincode invoerde. Het oogmerk op de wederrechtelijke toe-eigening van de niet gescande goederen leidt het hof af uit het feit dat verdachte heeft besloten de goederen in tegenstelling tot andere goederen niet te scannen, deze goederen in zijn winkelwagen te vermengen met de gescande goederen en naar de zelfscankassa te lopen om aldaar alleen de gescande goederen te betalen. Verdachte is hierdoor als heer en meester over de niet gescande goederen gaan beschikken, zodat sprake is van een voltooide diefstal.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte is ter zake het subsidiair ten laste gelegde - kort gezegd - een poging tot winkeldiefstal door de politierechter in eerste aanleg veroordeeld tot een geldboete van
€ 180,- subsidiair 3 dagen vervangende hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. De verdachte heeft zich achter deze vordering geschaard.
Het hof komt tot een bewezenverklaring van een voltooide diefstal van diverse levensmiddelen en verzorgingsproducten.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft het hof ten nadele van verdachte rekening gehouden dat winkeldiefstal als bewezen verklaard een veelvuldig voorkomende vorm van criminaliteit is die aan de eigenaars van de weggenomen goederen en/of hun verzekeraars jaarlijks grote schade berokkent.
Daarbij overweegt het hof dat het zelfscansysteem het gemak van de klant dient en tevens uitgaat van een bepaald vertrouwen in klant, namelijk dat de klanten de producten die zij afrekenen ook allemaal hebben gescand.
Ten voordele van verdachte heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte, blijkens een hem betreffend uitreksel uit het Justitieel Documentatieregister van
28 juni 2012, niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en ook sinds het plegen van het feit zich niet meer aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
Alles overziend is het hof van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde geldboete, zowel wat strafsoort als strafmaat betreft, passend en geboden is. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 180,00 (honderdtachtig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 (drie) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. N.J.M. Ruyters, voorzitter,
mr. E.A.A.M. Pfeil en mr. P.J. Hödl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.P. van der Pijl, griffier,
en op 27 augustus 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E.A.A.M. Pfeil is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.