GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 23 augustus 2012
Zaaknummer: HV 200.108.510/01
Zaaknummer eerste aanleg: 169847 / OT RK 12-409
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L. Saritas,
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te Roermond,
verweerster,
hierna te noemen: de stichting.
Belanghebbende in deze zaak is:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.M. Holmes.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Maastricht van 3 mei 2012.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 18 juni 2012, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te wijzigen in die zin dat, zo leest het hof het beroepschrift, de beschikking wordt aangepast door uit de motivering van die beschikking het feit dat haar huidige partner tegenover [dochter] seksueel overschrijdend gedrag zou hebben getoond te verwijderen.
2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 3 juli 2012, heeft de vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, althans haar het hoger beroep te ontzeggen als zijnde ongemotiveerd en/of onbewezen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 11 juli 2012, heeft de stichting verzocht, zo begrijpt het hof, de bestreden beschikking van de rechtbank Maastricht te bekrachtigen.
2.4. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 juli 2012. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. R.W.J.L. Loonen, als waarnemer voor mr. Saritas;
- de vader, bijgestaan door mr. Holmes;
- de stichting, vertegenwoordigd door mevrouw M. Niesten en mevrouw M. Ubachs.
2.4.1. De Raad voor de kinderbescherming is hoewel behoorlijk opgeroepen niet ter zitting verschenen.
2.4.2. Tijdens de mondelinge behandeling is alleen de ontvankelijkheid van het onderhavige hoger beroep tegen de bestreden beschikkingen aan de orde geweest.
2.5. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 3 mei 2012;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 27 juni 2012.
3.1. Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader, is geboren:
- [Y.] (hierna: [dochter]), op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats].
3.2. [dochter] staat sinds 13 mei 2011 onder toezicht van de stichting.
3.2.1. Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking, heeft de rechtbank, de ondertoezichtstelling van [dochter] verlengd met ingang van 13 mei 2012 voor de duur van een jaar.
3.3. De moeder kan zich met inhoud van deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4. De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting – kort samengevat – aan dat zij weliswaar geen bezwaar heeft tegen de uitspraak van de rechtbank tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [dochter], maar dat zij het niet eens met de passage in de beschikking, welke een ter zitting door mr. Holmes namens de vader gedane mededeling betreft, inhoudende: “[dochter] heeft tegenover een vriendin verteld van seksueel overschrijdend gedrag ten opzichte van haar door de vader en door de partner van de moeder”. De moeder meent dat dit onjuist is voor wat betreft “de partner van de moeder” en zij wenst dat deze zinsnede uit de beschikking wordt verwijderd. Volgens de moeder gaat het in dezen alleen om seksueel overschrijdend gedrag door de vader van [dochter].
Daarnaast is de moeder van mening dat het recht op hoor en wederhoor is geschonden nu de zitting in eerste aanleg toch heeft plaatsgevonden, ondanks dat de vader de rechtbank had bericht dat partijen het onderling eens zijn geworden over de verlenging van de ondertoezichtstelling van hun dochter [dochter] en de mondelinge behandeling geen doorgang hoefde te vinden. De moeder stelt dat zij door de rechtbank geïnformeerd had moeten worden over het feit dat de zitting wel zou doorgaan, waarmee zij in de gelegenheid zou zijn gesteld om zich over de zaak uit te laten. Nu de rechtbank dit heeft nagelaten, wil de moeder in hoger beroep alsnog van deze gelegenheid gebruik maken.
3.5. De vader voert in zijn verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting – kort samengevat – aan dat de moeder nadrukkelijk heeft opgemerkt geen bezwaren te hebben tegen de uitspraak van de rechtbank, doch slechts tegen een overweging daarin, en voorts dat er geen sprake is van een schending van het recht op hoor en wederhoor. Het klopt dat de ouders het onderling eens zijn geworden over de verlenging van de ondertoezichtstelling en dat de zitting geen doorgang hoefde te hebben. De moeder had gebruik kunnen maken van haar recht van hoor en wederhoor. Het is echter (de advocaat van) de moeder die heeft nagelaten omtrent het daadwerkelijk niet doorgaan van de zitting bij de rechtbank te informeren.
3.6. De stichting voert in haar verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting – kort samengevat – aan dat zij zich kan vinden in de verlenging van de ondertoezichtstelling door de rechtbank. Ten aanzien van het vermeende seksueel overschrijdend gedrag voert de stichting aan dat zij niet aan waarheidsvinding doet. Wel is er in dit kader reeds specifieke hulpverlening aangevraagd welke hulp zich op alle betrokkenen richt.
3.7. Het hof overweegt het volgende.
3.7.1. Het hof dient allereerst ambtshalve te beoordelen of de moeder in het door haar ingesteld hoger beroep kan worden ontvangen. Deze ambtshalve toets dient het fundamentele algemene belang dat niet zonder enige redelijke grond acties worden ingesteld en voortgezet, die het hof en de wederpartij aanzetten tot zinloos, tijdrovend en kostbaar werk.
3.7.2. Op grond van artikel 359 juncto artikel 278 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient het verzoekschrift in hoger beroep een duidelijke omschrijving van het verzoek te bevatten, alsmede de gronden waarop het berust. De omschrijving van het verzoek dient daaruit te bestaan dat vernietiging van de bestreden beschikking wordt verzocht en voorts wordt aangegeven welke andere beslissing van de rechter in hoger beroep wordt verwacht.
3.7.3. Het hof is van oordeel dat het appelschrift van de moeder niet voldoet aan de vereisten van voormelde artikelen. Immers, de moeder heeft niet om de vernietiging van de bestreden beschikking verzocht.
Het hof overweegt dat op grond van de stukken en hetgeen tijdens de zitting naar voren is gebracht, als onbetwist vaststaat dat alle partijen, ook de moeder, het eens zijn met de verlenging van de ondertoezichtstelling. De advocaat heeft zulks ter zitting namens de moeder expliciet bevestigd. In zoverre wenst de moeder geen andere beslissing dan die de rechtbank in eerste aanleg heeft gegeven.
Het enige waartegen de moeder bezwaar maakt, is een passage in de bestreden beschikking. Deze betreft de weergave van een mededeling ter zitting van de advocaat van de vader over iets wat de vader van horen zeggen heeft vernomen, die in de beschikking is opgenomen onder het kopje ‘Verzoek, grondslag en verweer’. Deze passage maakt geen onderdeel uit van de motivering van de rechtbank onder het kopje ‘Beoordeling’ en is evenmin opgenomen in het dictum van de bestreden beschikking. Het hof gaat op grond van het voorgaande voorbij aan de bezwaren van de moeder in hoger beroep, nu zij dat beroep – zo begrijpt het hof – vanuit een louter principieel oogpunt heeft ingesteld.
3.8. Het voorgaande leidt het hof tot het oordeel dat de moeder geen rechtens te respecteren belang heeft bij het door haar ingestelde hoger beroep en dat de moeder daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Maastricht van 3 mei 2012, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.F.G.M. Gelderman, M.C. van Dijkhuizen en W.Th.M. Raab en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2012.