ECLI:NL:GHSHE:2012:BX3027

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.094.544 T
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschuldigdheid van eindafrekeningen stookkosten door appartementseigenaar aan Vereniging van Eigenaren

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appartementseigenaar, hierna [appellant], tegen een vonnis van de kantonrechter. De Vereniging van Eigenaren (VvE) heeft in eerste aanleg betaling gevorderd van openstaande servicekosten en stookkostenafrekeningen. De [appellant] heeft betwist dat hij deze bedragen verschuldigd is, en heeft in reconventie vorderingen ingesteld voor onverschuldigd betaalde stookkosten over eerdere stookseizoenen. De kantonrechter heeft de vordering van de VvE in conventie toegewezen en de vordering van [appellant] in reconventie afgewezen. In hoger beroep heeft [appellant] grieven aangevoerd tegen deze beslissing, waarbij hij stelt dat de afrekeningen onjuist zijn en dat hij onverschuldigd heeft betaald. Het hof heeft geoordeeld dat de VvE de stelplicht en bewijslast heeft voor de juistheid van de afrekeningen over de stookseizoenen 2005/2006 en 2006/2007, en dat [appellant] onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn stelling dat hij onverschuldigd heeft betaald. Het hof heeft de VvE toegelaten tot bewijslevering en de zaak verwezen naar de rol voor verdere procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.094.544
arrest van de zevende kamer van 24 juli 2012
in de zaak van
[X.],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant],
advocaat: mr. A.P. van Knippenbergh,
tegen:
VERENIGING VAN EIGENAREN [straatnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als de VvE
advocaat: mr. J. Hellendoorn,
op het bij exploot van dagvaarding van 8 september 2011 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Eindhoven, van 9 juni 2011, gewezen tussen de VvE als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie, en [appellant] als gedaagde in conventie, tevens eiser in reconventie.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 698875, rolnr. 10-6740)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft [appellant] drie grieven aangevoerd tegen het beroepen vonnis (genummerd 1, 2 en nogmaals 2), en geconcludeerd tot vernietiging van dat vonnis en, kort gezegd, tot het alsnog afwijzen van de vorderingen in conventie van de VvE en het alsnog toewijzen van de vorderingen van [appellant] in reconventie.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft de VvE de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het beroepen vonnis.
2.3. [appellant] heeft hierna onder overlegging van één productie een akte genomen.
2.4. De VvE heeft onder overlegging van twee producties een antwoordakte genomen.
2.5. Tot slot hebben de partijen hun procesdossiers overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a) [appellant] is eigenaar van een appartementsrecht in een appartementencomplex aan de [straatnaam] in [plaats]. In verband daarmee is [appellant] lid van de VvE.
b) [appellant] is maandelijkse bedragen verschuldigd aan de VvE ter zake servicekosten. [appellant] heeft deze maandelijkse bedragen – voor zover thans van belang – sinds 1 mei 2007 correct voldaan.
c) In deze maandelijks te betalen servicekosten is een bedrag opgenomen als voorschot op de stookkosten.
d) Aan het eind van elk stookseizoen volgt een afrekening ter zake de in dat stookseizoen door elke appartementseigenaar gemaakte stookkosten. Indien een appartementseigenaar meer heeft verbruikt dan overeenstemt met zijn voorschotten, moet hij een bedrag bijbetalen aan de VvE. Indien een appartementseigenaar minder heeft verbruikt dan overeenstemt met zijn verbruik, ontvangt hij een bedrag terug van de VvE. De VvE zorgt voor betaling aan de energieleverancier.
e) Het appartementencomplex is voorzien van collectieve verwarming. In de appartementen bevinden zich op de radiatoren zogeheten verdampingsmeters. Indien de meterstand wordt opgenomen door een meteropnemer (afgelezen van de schaalverdeling), wordt het buisje met vloeistof door de meteropnemer vervangen.
4.2.1. In de onderhavige procedure vorderde de VvE in eerste aanleg veroordeling van [appellant] tot betaling van, kort gezegd:
- een hoofdsom van € 1.912,43 aan openstaande servicekosten (althans openstaande stookkostenafrekeningen, punt 10 conclusie van repliek) over de periode tot en met mei 2010;
- € 169,95 per maand aan servicekosten met ingang van 1 juni 2010;
een en ander vermeerderd met wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
4.2.2. [appellant] heeft als verweer onder meer het volgende aangevoerd:
- begin mei 2007 heeft [appellant] al hetgeen over de periode tot 1 mei 2007 open stond betaald;
- [appellant] heeft sinds 1 mei 2007 alle maandelijkse voorschotten ter zake servicekosten voldaan;
- In het door de VvE gevorderde bedrag is opgenomen een bedrag van € 886,14 ter zake afrekening stookkosten over het stookseizoen 2005/2006 en een bedrag van € 611,87 ter zake het stookseizoen 2006/2007. [appellant] betwist beide afrekeningen.
Op grond van deze verweren concludeert [appellant] dat hij in conventie niets meer verschuldigd is aan de VvE.
4.2.3. Voortbouwend op zijn verweer in conventie heeft [appellant] in reconventie gesteld dat hij de afrekeningen stookkosten over de stookseizoenen 2002/2003 (€ 495,37), 2003/2004 (€ 114,28) en 2004/2005 (€ 345,15) onverschuldigd heeft betaald.
Op grond van deze stellingen vorderde [appellant] in eerste aanleg in reconventie, na zijn eis bij conclusie van repliek te hebben verminderd, veroordeling van de VvE om aan [appellant] € 954,80 te voldoen (het totaal van de drie zojuist genoemde bedragen), vermeerderd met wettelijke rente.
4.3.1. In het beroepen eindvonnis van 9 juni 2011 heeft de kantonrechter:
- [appellant] in conventie veroordeeld om aan de VvE € 1.515,85 te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 juni 2010;
- de vordering van [appellant] in reconventie afgewezen;
- [appellant] in een deel van de proceskosten aan de zijde van VvE veroordeeld (de dagvaardingskosten en het vast recht) en de proceskosten voor het overige gecompenseerd);
- het in conventie meer of anders gevorderde afgewezen.
4.3.2. De door de kantonrechter toegewezen hoofdsom van € 1.515,85 bestaat uit de drie navolgende deelbedragen:
a. € 17,84 aan openstaand saldo per 1 mei 2007;
b. € 886,14 welk bedrag door de VvE aan [appellant] in rekening is gebracht ter zake afrekening stookkosten over het stookjaar 2005/2006;
c. € 611,87 welk bedrag door de VvE aan [appellant] in rekening is gebracht ter zake afrekening stookkosten over het stookjaar 2006/2007.
4.4. De VvE heeft geen (incidenteel) hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter. De onderdelen van de vordering in conventie die door de kantonrechter zijn afgewezen staan daarom niet ter beoordeling in dit hoger beroep.
4.5. [appellant] heeft geen voldoende duidelijke grief gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat hij aan de VvE het in r.o. 4.3.2 onder a genoemde bedrag van € 17,84 verschuldigd is. Dat staat daarom tussen partijen vast.
4.6. Door middel van zijn tweede grief voert [appellant] aan, zakelijk weergegeven:
A. dat hij de afrekening stookkosten over het stookseizoenen 2002/2003 ten bedrage van € 495,37 onverschuldigd heeft betaald;
B. dat hij de afrekening stookkosten over het stookseizoen 2003/2004 ten bedrage van € 114,28 onverschuldigd heeft betaald;
C. dat hij de afrekening stookkosten over het stookseizoen 2004/2005 ten bedrage van € 345,15 onverschuldigd heeft betaald;
D. dat hij het ter zake de afrekening met betrekking tot het stookseizoen 2005/2006 gevorderde bedrag van € 886,14 niet verschuldigd is;
E. dat hij het ter zake de afrekening met betrekking tot het stookseizoen 2006/2007 gevorderde bedrag van € 611,87 niet verschuldigd is.
Volgens [appellant] zijn de onder D en E genoemde bedragen ten onrechte toegewezen in conventie en had zijn vordering tot terugbetaling van de onder A, B en C genoemde bedragen in reconventie moeten worden toegewezen.
Het hof zal deze posten in het onderstaande behandelen.
Ten aanzien van de posten A, B en C: de vordering in reconventie
4.7.1. [appellant] beroept zich ten aanzien van deze posten op onverschuldigde betaling (artikel 6:203 BW). Uit de hoofdregel van artikel 150 Rv volgt dat [appellant] de stelplicht en bewijslast heeft van zijn stelling dat hij deze drie bedragen onverschuldigd heeft betaald.
4.7.2. Bij de beoordeling of [appellant] aan zijn stelplicht heeft voldaan, komt het er in dit hoger beroep op aan of [appellant] in zijn memorie van grieven zijn stelling over de onverschuldigde betaling voldoende heeft onderbouwd. Indien een dergelijke onderbouwing in de stukken in eerste aanleg te vinden zou zijn geweest en de kantonrechter die onderbouwing zou hebben miskend, had het op de weg van [appellant] gelegen om dat op voldoende duidelijke wijze in zijn memorie van grieven aan de orde te stellen.
Het hof is van oordeel dat een voldoende duidelijke onderbouwing over de gestelde onverschuldigde betaling in de memorie van grieven ontbreekt. In de toelichting op de tweede grief gaat [appellant] met name in op de stookseizoenen 2005/2006 en 2006/2007. Omdat de VvE uitdrukkelijk heeft betwist dat de eindafrekeningen over de stookseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2004/2005 onjuist zijn en [appellant] in dit hoger beroep geen feiten of omstandigheden heeft gesteld waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de afrekeningen wel onjuist zouden zijn, acht het hof op dit punt geen termen aanwezig voor bewijslevering. De slotsom is dat niet is komen vast te staan dat de afrekeningen over deze drie stookseizoenen onjuist zijn. Grief 2 faalt in zoverre.
Ten aanzien van de posten D en E: de vordering in conventie
4.8.1. Op grond van de stellingen van partijen dient tot uitgangspunt dat [appellant] de afrekeningen stookkosten over 2005/2006 en 2006/2007 onbetaald heeft gelaten. Dit brengt mee dat ten aanzien van de juistheid van deze afrekeningen op de VvE de stelplicht en de bewijslast rust. De VvE baseert haar vordering tot betaling van deze afrekeningen immers op de stelling dat die afrekeningen juist zijn.
4.8.2. Volgens de VvE zijn de meterstanden over de stookseizoenen 2005/2006 en 2006/2007 correct opgenomen door de meteropnemer en heeft iemand die in de woning van [appellant] aanwezig was de formulieren met de gegevens namens [appellant] voor akkoord ondertekend.
4.8.3. In de toelichting op zijn tweede grief heeft [appellant] aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat de afrekeningen over de stookseizoenen 2005/2006 en 2006/2007 niet correct zijn. Indien deze toelichting welwillend en in samenhang met de stellingen in eerste aanleg wordt gelezen, valt daaruit op te maken dat de aan het eind van deze stookseizoenen beweerdelijk opgenomen meterstanden, zoals weergegeven op prod. 6 bij de conclusie van antwoord, volgens [appellant] valselijk zijn opgemaakt. Ter onderbouwing van die stelling heeft [appellant] erop gewezen dat op de betreffende formulieren niet zijn handtekening maar de handtekening van iemand anders zichtbaar is. Volgens [appellant] is er niemand in zijn woning geweest die de meteropnemer heeft binnengelaten en die namens [appellant] de formulieren bevoegd voor akkoord heeft ondertekend. Voorts heeft [appellant] gewezen op een brief van de beheerder van de VvE aan de leden van de VvE van 18 december 2007 (prod. 7 bij de conclusie van antwoord in conventie), waarin onder meer te lezen is dat er op de laatste jaarvergadering van de VvE nogal wat klachten werden geuit over de opnemer van de meterstanden. Ook heeft [appellant] onder meer aangevoerd dat volgens het strookje over het stookseizoen 2005/2006 het verbruik voor de kleine radiator in de keuken tweemaal zo hoog zou zijn geweest als het verbruik van beide grote radiatoren in de woonkamer tezamen, hetgeen volgens [appellant] onwaarschijnlijk is.
4.8.4. Naar het oordeel van het hof kan gelet op deze gemotiveerde betwisting van de zijde van [appellant] vooralsnog niet worden aangenomen dat de stookkostenafrekeningen over 2005/2006 en 2006/2007, waarvan de VvE in conventie betaling vordert, juist zijn. De VvE heeft uitdrukkelijk de levering van nader bewijs door het laten horen van getuigen aangeboden. Het hof zal de VvE op de na te melden wijze tot deze bewijslevering toelaten.
4.8.5. Het hof wijst er volledigheidshalve nog op dat de stookkostenafrekening over het jaar 2005/2006 zich niet bij de gedingstukken bevindt. Uitsluitend de afrekening over het jaar 2006/2007 is overgelegd (prod. 8 bij de conclusie van antwoord).
4.8.6. Bij conclusie van dupliek in conventie heeft [appellant] nog aangevoerd dat de afrekening over 2005/2006 niet € 886,14 beloopt maar € 718,26. De kantonrechter heeft dit verweer van [appellant] niet gehonoreerd. [appellant] is daar in zijn memorie van grieven niet (althans niet op voldoende duidelijk wijze) tegen opgekomen. Deze kwestie vormt dus geen onderdeel van de rechtsstrijd in hoger beroep. Indien na bewijslevering geoordeeld moet worden dat de meterstanden over de stookseizoenen 2005/2006 en 2006/2007 juist zijn opgenomen, zijn de dienaangaande gevorderde bedragen van € 886,14 en € 611,87 dus toewijsbaar.
4.8.7. Uit het bovenstaande volgt dat de na te melden getuigenverhoren dienen ter beslissing van een geschilpunt met een financieel belang van slechts € 1.500,--. Het hof geeft partijen in overweging om een regeling te treffen waarmee zij zich de relatief hoge kosten van voortzetting van de procedure kunnen besparen.
5. De uitspraak
Het hof:
laat de VvE toe te bewijzen dat de meterstanden bij [appellant] over de stookseizoenen 2005/2006 en 2006/2007 daadwerkelijk in de woning van [appellant] zijn opgenomen zoals weergegeven op de op die jaren betrekking hebbende bescheiden die als productie 6 bij de conclusie van antwoord in conventie zijn overgelegd;
bepaalt, voor het geval de VvE bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. I.B.N. Keizer als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 21 augustus 2012 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de advocaat van de VvE bij zijn opgave op genoemde roldatum een fotokopie van het procesdossier zal overleggen;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van de VvE tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. N.J.M. van Etten, B.A. Meulenbroek en I.B.N. Keizer en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 24 juli 2012.