ECLI:NL:GHSHE:2012:BX2913

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.085.568 E
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit hoofde van een persoonlijke lening en privérekening, met betrekking tot de Wet op het consumentenkrediet

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep van SNS Bank N.V. tegen een vonnis van de rechtbank Maastricht. De zaak betreft een vordering tot betaling van een bedrag van € 9.573,06, vermeerderd met contractuele rente, uit hoofde van een persoonlijke lening. De appellante, SNS Bank N.V., had eerder een kredietovereenkomst afgesloten met de geïntimeerde, [geïntimeerde 1], die onder bewind stond. De vordering was ook gericht tegen Jacqueline Emilie Catharine Goessens, die als bewindvoerder optrad.

Het hof had eerder een tussenarrest gewezen waarin SNS Bank N.V. was verzocht om nadere informatie te verstrekken over de opbouw van het gevorderde bedrag. In de vervolgprocedure heeft SNS deze informatie aangeleverd, waartegen de geïntimeerden hebben gereageerd. Het hof heeft vervolgens de vordering van SNS beoordeeld en vastgesteld dat het gevorderde bedrag van € 9.589,06 toewijsbaar was, met een correctie van € 16,-- vanwege een rekenfout.

Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de vordering uit hoofde van de overeenkomst privérekening ook toewijsbaar was, omdat [geïntimeerde 1] in verzuim was voor een eerder openstaand bedrag. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de proceskosten in eerste aanleg gecompenseerd, terwijl [geïntimeerde 1] werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Het arrest is openbaar uitgesproken op 24 juli 2012.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.085.568
arrest van de tweede kamer van 24 juli 2012
in de zaak van
de naamloze vennootschap SNS Bank N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat: mr. M.E.G. Murris,
tegen:
1. [geïntimeerde 1],
wonende te Maastricht, en
2. Jacqueline Emilie Catharine Goessens,
h.o.d.n. Goessens Bewindvoering en Budgetbeheer,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder in het over het
vermogen van [geïntimeerde 1] ingestelde bewind,
wonende en kantoorhoudende te Maastricht,
geïntimeerden,
advocaat: mr. L.W.M. Hendriks,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 28 februari 2012 in het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Maastricht onder zaaknummer 390065 CV EXPL 10-3940 gewezen vonnis van 22 december 2010.
6. Het tussenarrest van 28 februari 2012
Bij genoemd arrest is SNS in de gelegenheid gesteld nadere informatie te verschaffen over de opbouw van het door haar uit hoofde van de kredietovereenkomst persoonlijke lening in hoofdsom gevorderde bedrag van € 8.628,42. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
7. Het verdere verloop van de procedure
7.1. SNS heeft een antwoordakte na tussenarrest met aanvullende producties genomen, waarop [geïntimeerde 1] en Goessens q.q. bij antwoordakte na tussenarrest hebben gereageerd.
7.2. Partijen hebben de gedingstukken opnieuw overgelegd voor uitspraak.
8. De verdere beoordeling
8.1. In haar antwoordakte heeft SNS toegelicht dat in het saldo van de kredietovereenkomst persoonlijke lening per 20 november 2008 van € 8.628,42 geen niet verdiende kredietvergoeding is begrepen. Gezien deze – met producties gestaafde – toelichting en de erkenning van [geïntimeerde 1] en Goessens q.q. dat de restanthoofdsom te betitelen is als het verschuldigde in de zin van artikel 33 aanhef en onder c Wck, kan het door SNS uit hoofde van de kredietovereenkomst persoonlijke lening gevorderde bedrag van € 9.589,06 (het saldo per 6 mei 2011) alsnog worden toegewezen, met dien verstande dat het hof de door [geïntimeerde 1] en Goessens q.q. gesignaleerde rekenfout zal corrigeren door op dit bedrag € 16,-- (€ 12,94 met de rente tot en met 6 mei 2011) in mindering te brengen.
8.2. Wat betreft de vordering uit hoofde van de overeenkomst privérekening heeft het hof in het tussenarrest van 28 februari 2012 geoordeeld dat [geïntimeerde 1] in verzuim is voor zover hij het bedrag van € 2.008,88, waarvoor hij bij brief van 1 augustus 2008 in gebreke is gesteld, onbetaald heeft gelaten. Dat betekent dat het door SNS gevorderde bedrag van € 402,26 alsnog kan worden toegewezen.
8.3. Het hof zal de vordering op naam van [geïntimeerde 1] toewijzen nu hij als materiële procespartij naast Goessens q.q. mede in het geding is geroepen en voor de gevorderde hoofdelijke veroordeling geen grondslag is gesteld.
8.4. Het voorgaande betekent dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. In de omstandigheid dat de afwijzing in eerste aanleg mede aan SNS zelf is te wijten door onvoldoende onderbouwing van de vordering, ziet het hof aanleiding om de proceskosten in eerste aanleg te compenseren. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [geïntimeerde 1] worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Het hof gaat ervan uit dat het mede in het geding betrekken van de bewindvoerder geen extra kosten heeft veroorzaakt.
9. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde 1] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan SNS te betalen:
- een bedrag van € 9.573,06, vermeerderd met de contractuele rente van 9,71% per jaar vanaf 7 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- een bedrag van € 402,26, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
compenseert de proceskosten van de eerste aanleg aldus dat elke partij de eigen kosten draagt;
veroordeelt [geïntimeerde 1] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van SNS worden begroot op € 739,81 aan verschotten en op € 894,-- aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.A.M. van Schaik-Veltman, S.M.A.M. Venhuizen en J.C.J. van Craaikamp en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 24 juli 2012.