ECLI:NL:GHSHE:2012:BW6765
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- P.C.G. Brants
- C.D.M. Lamers
- M.C. van Dijkhuizen
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor verhuizing naar Turkije en belangenafweging tussen ouders
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor de verhuizing van de kinderen naar Turkije. De vader, appellant, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Roermond die de moeder, verweerster, toestemming had verleend om met de kinderen naar Turkije te verhuizen. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 april 2012, waarbij de vader werd bijgestaan door zijn advocaat en een beëdigde tolk. De moeder verscheen niet ter zitting, ondanks een behoorlijke oproeping.
De ouders zijn op 24 juli 2001 in Turkije gehuwd en hebben twee kinderen. Na de echtscheiding op 20 oktober 2010 heeft de rechtbank de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepaald. De moeder verzocht de rechtbank om vervangende toestemming voor emigratie naar Turkije, wat werd toegewezen. De vader stelde dat de verhuizing nadelige gevolgen voor de kinderen zou hebben, omdat zij in Nederland zijn geboren en daar vrienden en scholen hebben. Hij beroept zich op artikel 8 EVRM en het Handvest van de Grondrechten van de EU.
Het hof oordeelde dat de belangen van de kinderen onvoldoende objectief in beeld zijn gebracht. De moeder was niet ter zitting verschenen, waardoor vragen onbeantwoord bleven. Het hof verzocht de Raad voor de Kinderbescherming om aanvullend onderzoek te verrichten naar de situatie van de kinderen in Turkije, de relatie met de nieuwe partner van de moeder, en de huisvesting en schoolresultaten van de kinderen. De verdere behandeling van de zaak werd aangehouden tot 1 oktober 2012, in afwachting van het rapport van de raad.