ECLI:NL:GHSHE:2012:BW6765

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.102.761 T
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing naar Turkije en belangenafweging tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor de verhuizing van de kinderen naar Turkije. De vader, appellant, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Roermond die de moeder, verweerster, toestemming had verleend om met de kinderen naar Turkije te verhuizen. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 april 2012, waarbij de vader werd bijgestaan door zijn advocaat en een beëdigde tolk. De moeder verscheen niet ter zitting, ondanks een behoorlijke oproeping.

De ouders zijn op 24 juli 2001 in Turkije gehuwd en hebben twee kinderen. Na de echtscheiding op 20 oktober 2010 heeft de rechtbank de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepaald. De moeder verzocht de rechtbank om vervangende toestemming voor emigratie naar Turkije, wat werd toegewezen. De vader stelde dat de verhuizing nadelige gevolgen voor de kinderen zou hebben, omdat zij in Nederland zijn geboren en daar vrienden en scholen hebben. Hij beroept zich op artikel 8 EVRM en het Handvest van de Grondrechten van de EU.

Het hof oordeelde dat de belangen van de kinderen onvoldoende objectief in beeld zijn gebracht. De moeder was niet ter zitting verschenen, waardoor vragen onbeantwoord bleven. Het hof verzocht de Raad voor de Kinderbescherming om aanvullend onderzoek te verrichten naar de situatie van de kinderen in Turkije, de relatie met de nieuwe partner van de moeder, en de huisvesting en schoolresultaten van de kinderen. De verdere behandeling van de zaak werd aangehouden tot 1 oktober 2012, in afwachting van het rapport van de raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 29 mei 2012
Zaaknummer: HV 200.102.761/01
Zaaknummer eerste aanleg: 108723 / FA RK 11-738
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. Z.M. Alaca,
tegen
[Y.],
ten tijde van de procedure in eerste aanleg wonende te [woonplaats],
thans wonende te [woonplaats] (Turkije),
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.A.M.J.M. Joosten.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Roermond van 25 januari 2012.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 21 februari 2012, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de moeder tot het verkrijgen van vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar Turkije, af te wijzen.
2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 10 april 2012, heeft de moeder verzocht het hoger beroep van de vader af te wijzen met bekrachtiging van de bestreden beschikking.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 april 2012. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat. Tevens is de vader bijgestaan door een beëdigde tolk in de Turkse taal, genaamd de heer E. Avci;
- de advocaat van de moeder;
- de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad), vertegenwoordigd door de heer R. Heckers.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 7 juli 2011;
- de brief van de raad d.d. 2 maart 2012.
3. De beoordeling
3.1. Partijen zijn op 24 juli 2001 met elkaar gehuwd in Turkije. Uit dit huwelijk zijn geboren:
- [A.] (hierna: [zoon A.]), op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats];
- [B.] (hierna: [zoon B.]), op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats].
3.2. Bij beschikking van 20 oktober 2010 heeft de rechtbank Roermond tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is op 29 november 2010 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepaald met vaststelling van een zorgregeling tussen de vader en de kinderen.
3.3. De moeder heeft de rechtbank verzocht om haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te emigreren naar Turkije.
Bij de bestreden, uitvoerbaar bij voorraad verklaarde, beschikking heeft de rechtbank dit verzoek toegewezen. De rechtbank heeft daartoe, kort gezegd, overwogen dat de moeder en de kinderen een Turkse achtergrond hebben, de Turkse taal spreken en dat Turkse culturele gebruiken en rituelen in de opvoeding van de kinderen niet onbekend zijn. Verder heeft de rechtbank overwogen dat de vader jegens de kinderen al geruime tijd een passieve houding inneemt, niet mee gaat naar medische- of schoolafspraken en de afspraken omtrent de zorgregeling niet nakomt. Het komt de rechtbank voor dat de vader geen aanmerkelijke zorg-en opvoedtaken op zich neemt ten aanzien van de kinderen.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4. Uit de inhoud van de stukken is gebleken dat de moeder reeds met de kinderen is geëmigreerd naar Turkije.
3.5. In zijn beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting, heeft de vader – kort samengevat – aangevoerd dat de verhuizing van de kinderen naar Turkije nadelige gevolgen zal hebben voor de kinderen. De kinderen zijn in Nederland geboren, hebben Nederlandse vrienden en gingen naar Nederlandse openbare scholen.
Na de verhuizing van de kinderen naar Turkije, is er geen contact tussen de vader en de kinderen meer geweest.
De vader beroept zich op artikel 8 EVRM en artikel 24 lid 2 en 3 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank heeft de vader het recht op gezinsleven met de kinderen ontnomen alsmede het recht van de kinderen op regelmatig persoonlijk contact met de vader. De moeder heeft de vader in het verleden bewust geen informatie verschaft over eventuele medische- of schoolafspraken van de kinderen. De vader heeft altijd zijn uiterste best gedaan om de zorgregeling met de kinderen na te komen.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de vader hieraan toegevoegd dat de raad onvolledig is geweest in zijn onderzoek, omdat de (nieuwe) situatie van de moeder en de kinderen in Turkije niet is onderzocht alsmede dat de raad in zijn advies de belangen van de moeder heeft laten prevaleren boven de belangen van de kinderen.
3.6. De moeder heeft in haar verweerschrift aangevoerd dat de emigratie geen nadelige gevolgen heeft voor de kinderen. Hoewel de kinderen in Nederland zijn geboren en naar Nederlandse scholen gingen, hebben de moeder en de kinderen een Turkse achtergrond en spreken de kinderen vloeiend Turks. Er is volgens de moeder dan ook geen sprake van een ontwikkelingsachterstand.
Verder stelt de moeder dat de vader, ondanks diverse verzoeken van de moeder, geen contact meer heeft opgenomen met de kinderen sinds zij in Turkije wonen. De moeder heeft het telefoonnummer en het e-mailadres aan de vader verstrekt waarop hij de kinderen kan bereiken, maar de vader heeft hiervan tot op heden geen gebruik gemaakt.
Tot slot merkt de moeder op dat de kinderen nu enkele maanden in Turkije wonen en het goed gaat met hen. Met name [zoon A.] heeft nu betere aansluiting bij leeftijdsgenoten dan hij had in Nederland. De kinderen gaan graag naar school en doen het goed, aldus de moeder.
3.7. De raad heeft ter zitting in hoger beroep erkend beperkt te zijn in de onderzoeksmiddelen, aangezien de raad niet in Turkije is geweest en hiertoe ook niet de mogelijkheid heeft. De raad betwist dat de belangen van de moeder voorrang hebben gehad boven de belangen van de kinderen. De raad persisteert bij het eerder uitgebrachte advies dat aan de moeder toestemming moet worden verleend om met de kinderen te verhuizen naar Turkije.
3.8. Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.8.1. Uit de inhoud van de stukken en het verhandelde ter zitting leidt het hof af dat de voornaamste grief van de vader voortkomt uit zijn ongenoegen over de wijze waarop de raad zijn onderzoek heeft ingericht en tot zijn advies van 4 oktober 2010 is kunnen komen.
3.8.2. Het hof is van oordeel dat de bezwaren van de vader tegen de wijze van totstandkoming van het raadsonderzoek doel treffen.
Uit de stukken blijkt dat de echtscheiding tussen partijen op 20 oktober 2010 is uitgesproken en dat de moeder in juli 2011 is hertrouwd met een in Turkije woonachtige man. In haar inleidende verzoekschrift d.d. 11 mei 2011 stelt de moeder dat zij toen al een Islamitisch huwelijk had gesloten in Turkije met haar huidige partner.
Het hof stelt vast dat de moeder circa zes maanden nadat de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken, opnieuw is gehuwd en zich wenst te voegen bij haar nieuwe partner in Turkije. Dit huwelijk lijkt maatgevend te zijn geweest voor de keuze van de moeder voor de toekomstige woonplaats van de kinderen.
Het hof kan zich niet aan de indruk onttrekken dat het belang van de moeder bij verhuizing voorop heeft gestaan en de kinderen zich in de ontstane situatie hebben moeten schikken.
Het vorenstaande betekent geenszins dat het belang van de kinderen niet gediend kan zijn met een verhuizing naar Turkije, maar betekent wel dat de belangen van de kinderen bij verhuizing onvoldoende objectief in beeld zijn gebracht om de afweging, dat verhuizing ook in hun belang is, zorgvuldig te kunnen maken.
De moeder is niet ter zitting verschenen, zodat de bij het hof levende vragen onbeantwoord zijn gebleven.
Recente objectieve informatie over de kinderen ontbreekt.
Nu de moeder reeds hernieuwd gehuwd was ten tijde van het raadsonderzoek had het op de weg van de raad gelegen om zelfstandig onderzoek te verrichten dan wel te doen verrichten naar de band tussen de kinderen en de partner van de moeder en naar hun toekomstige woon- en leefomgeving, zoals huisvesting, school en medische zorg, alvorens tot een advies te komen.
Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de vader ter zitting van het hof heeft verklaard zich zorgen te maken over de kinderen en het hof niet in staat is te oordelen of deze zorg terecht is.
3.8.3. Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen. Het hof zal dan ook de raad verzoeken om een aanvullend onderzoek te verrichten dan wel te doen verrichten via de daartoe geëigende instanties en te rapporteren en adviseren omtrent de volgende vragen:
- was verhuizing van de moeder met de kinderen naar Turkije de enig denkbare optie?
- hoe is de verhouding tussen de huidige partner van de moeder en de kinderen?
- hoe is de huisvesting van het gezin van de moeder in Turkije?
- hoe doen de kinderen het op school met betrekking tot hun sociaal functioneren aldaar en hoe zijn de schoolresultaten?
- hoe zijn de medische behandelmogelijkheden van [zoon A.] met het oog op de toekomst?
3.8.4. Het hof zal de verdere behandeling van de zaak aanhouden tot 1 oktober 2012, teneinde de resultaten van het aanvullend onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.
3.8.5. Op grond van het vorenstaande zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden.
4. De beslissing
Het hof:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 3.8.3 is overwogen;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 1 oktober 2012.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.C.G. Brants, C.D.M. Lamers en M.C. van Dijkhuizen en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2012.