Parketnummer : 20-003811-11
Uitspraak : 25 mei 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 3 oktober 2011 in de strafzaak met parketnummer 01-886008-11 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1988],
thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen,
waarbij:
- verdachte werd vrijgesproken van het hem onder 3. ten laste gelegde;
- verdachte ter zake van:
o “- medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een valse betaalpas, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerd weg, als ware deze echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
- medeplegen van opzettelijk een valse betaalpas, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat de pas bestemd is voor zodanig gebruik, meermalen gepleegd”
o “diefstal door twee of meer verenigde personen, terwijl de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd”
o “deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven”
werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
- de benadeelde partij Equens SE niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vordering;
- een aantal in het vonnis nader genoemde in beslag genomen voorwerpen verbeurd werd verklaard;
- een aantal in het vonnis nader genoemde in beslag genomen voorwerpen verbeurd werd onttrokken aan het verkeer.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof:
- het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte voor het onder 3. ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 maanden;
- de benadeelde partij Equens SE niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering.
De verdediging heeft bepleit:
- primair dat verdachte zal worden vrijgesproken van het hem onder 3. ten laste gelegde;
- subsidiair dat aan verdachte geen hogere gevangenisstraf zal worden opgelegd dan de rechtbank heeft gedaan;
- dat de vordering van de benadeelde partij zal worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat het openbaar ministerie, dat hoger beroep heeft ingesteld, geen bezwaren heeft tegen de in het vonnis van de eerste rechter genomen beslissingen ten aanzien van het onder 1., 2. en 4. ten laste gelegde.
Ambtshalve vindt het hof in het vonnis waarvan beroep geen gronden om de zaak ten aanzien van het onder 1., 2. en 4. ten laste gelegde in hoger beroep in behandeling te nemen.
Gezien het vorenstaande zal het hof de officier van justitie zonder onderzoek van de zaak zelf niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep ten aanzien van het onder 1., 2. en 4. ten laste gelegde.
Het beroepen vonnis – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd omdat het hof anders dan de eerste rechter wel tot een bewezenverklaring van het onder 3. ten laste gelegde komt.
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover thans nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2010 tot en met
3 februari 2011 te Veghel en/of Oosterhout en/of Waalwijk en/of elders in Nederland en/of in Roemenië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en), heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 februari 2011 te Veghel een voorwerp, te weten een geldbedrag, heeft overgedragen, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk -afkomstig was uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
B.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat hij moet worden vrijgesproken van het hem onder 3. ten laste gelegde, omdat geen sprake is van witwassen. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat in het geval van het voorhanden hebben van opbrengsten uit eigen misdrijf er sprake moet zijn van een handeling die kan bijdragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de opbrengsten, terwijl van een zodanige handeling geen sprake was.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het verweer faalt reeds omdat hetgeen aan het verweer ten grondslag is gelegd niet met zich brengt dat het onder 3. ten laste gelegde niet bewezen zou kunnen worden, doch tot het gevolg zou leiden dat het handelen van verdachte niet als witwassen kan worden gekwalificeerd en geen strafbaar feit zou opleveren.
Bijgevolg verwerpt het hof het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
C.1
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat geen sprake is van witwassen. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat in het geval van het voorhanden hebben van opbrengsten uit eigen misdrijf er sprake moet zijn van een handeling die kan bijdragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de opbrengsten, terwijl van een zodanige handeling geen sprake was.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Wanneer vaststaat dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, kan die gedraging niet als witwassen worden gekwalificeerd. Het hof heeft evenwel bewezen verklaard dat verdachte een geldbedrag heeft overgedragen, zodat het verweer reeds om die reden faalt.
C.2
Het onder 3. bewezen verklaarde levert op:
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf en/of maatregel
Gelet op de door de rechtbank opgelegde straf voor de niet aan het oordeel van het hof onderworpen feiten zal het hof bepalen dat, in verband met de omstandigheden waaronder het feit is begaan – zoals daarvan is gebleken ter terechtzitting in hoger beroep –, geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Vordering van de benadeelde partij
Equens SE heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van EUR 5.482,35. De benadeelde partij is door de eerste rechter in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij haar in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is betwist. Het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting niet gebleken dat aan de benadeelde partij rechtstreekse schade is toegebracht door verdachtes bewezen verklaarde handelen. Blijkens het voegingsformulier is de vordering ingediend door
Equens SE, die hierbij kennelijk optreedt voor haarzelf en niet als gemachtigde namens de bank(en). Slechts de gedupeerde rekeninghouders dan wel de bank(en) zijn evenwel aan te merken als rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten benadeelden.
Gelet hierop zal het hof bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in haar vordering.
Het hof zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9a, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen het onder 1., 2. en 4. ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 3. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Verklaart de benadeelde partij, Equens SE, in haar vordering tot schadevergoeding
niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. S.C. van Duijn, voorzitter,
mr. H. Harmsen en mr. K. van der Meijde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 25 mei 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.