GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.069.773
arrest van de zevende kamer van 22 mei 2012
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. M.P.M. Meuwese,
Casade Woonstichting,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigings- en kantoorplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: Casade,
advocaat: mr. J.M.G.A. Sengers,
als vervolg op het door het hof gewezen incidenteel arrest van 16 november 2010 en het tussenarrest van 13 december 2011 in het hoger beroep van het door de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Tilburg onder nummer 601264 CV EXPL 10-4360 gewezen vonnis van 2 juni 2010.
10. Het tussenarrest van 13 december 2011
Bij genoemd arrest zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten met het onder r.o. 8.6 vermelde doel en is iedere verdere beslissing aangehouden.
11. Het verdere verloop van de procedure
11.1. Partijen hebben ieder een akte houdende uitlating genomen.
11.2. Casade heeft vervolgens nog een antwoordakte genomen.
11.3. Vervolgens hebben partijen de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
12. De verdere beoordeling
12.1. In het tussenarrest zijn partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de consequenties van de toepassing van de schuldsaneringsregeling voor de onderhavige zaak. Het hof heeft hierbij tevens bijzondere aandacht gevraagd voor hetgeen het hof in r.o. 8.6 ten aanzien van artikel 305 lid 2 Fw heeft overwogen.
12.2. [appellant] stelt dat waar in deze procedure het uitsluitend gaat om een huurachterstand ontstaan vóór de datum van toelating tot schuldsaneringsregeling (WSNP), geldt dat deze achterstand in de lopende procedure op zich dus geen grond voor (de eerder uitgesproken) ontbinding (meer) oplevert. Als het ontbindende vonnis zou worden bekrachtigd, geldt dat de werking/tenuitvoerlegging van dat vonnis dan in ieder geval wordt opgeschort voor de duur van de schuldsaneringsregeling. Volgens [appellant] is echter op grond van de wet en de daaruit blijkende bedoeling van de wetgever bekrachtiging van de eerder op grond van louter de toen bestaande huurachterstand uitgesproken ontbinding in de lopende procedure in strijd met de wet en dus niet mogelijk.
12.3. Casade erkent in de akte houdende uitlating dat [appellant] sinds de toepasselijkheid van de schuldsaneringsregeling de lopende huurtermijnen tijdig voldoet.
Daarnaast stelt Casade in de antwoordakte dat bekrachtiging van het ontbindingsvonnis wel degelijk mogelijk is.
12.4. Het hof deelt niet het standpunt van [appellant] dat de toepasselijkheid van de schuldsaneringsregeling meebrengt dat het beroepen vonnis voor zover het de ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling tot ontruiming betreft niet bekrachtigd kan worden. Het hof heeft in het tussenarrest reeds geoordeeld dat de kantonrechter de vorderingen van Casade tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde terecht heeft toegewezen. Dat nadien op [appellant] de schuldsaneringsregeling van toepassing is geworden doet aan de juistheid van het oordeel van de kantonrechter niet af. Het hof zal het beroepen vonnis ten aanzien hiervan bekrachtigen. Het hof merkt hierbij op dat bij de beoordeling van de vorderingen ex nunc het gegeven dat inmiddels de schuldsanering is uitgesproken niet aan bekrachtiging in de weg staat. Het verbod van artikel 305 lid 2 eerste zin Fw is niet aan de orde en voor een uitbreiding van dat verbod voor het onderhavige geval is in de Parlementaire Geschiedenis geen steun te vinden. Bovendien is het gevolg van de schuldsaneringsregeling voor de huurovereenkomst wel al in de wet geregeld door het verbod op tenuitvoerlegging. Daardoor, en door het in de Parlementaire Geschiedenis wel voorziene gevolg van een goed uitgevoerde schuldsanering is bekrachtiging, ondanks de schuldsaneringsregeling, geen bezwaar.
12.5. De toepasselijkheid van de schuldsaneringsregeling brengt wel mee dat de tenuitvoerlegging van het bekrachtigde vonnis wordt opgeschort voor de duur van de schuldsaneringsregeling, mits de lopende huurtermijnen vanaf het moment van uitspreken van de toepasselijkheid van de schuldsaneringsregeling tijdig worden voldaan. Die opschorting vervalt dus indien tijdens de duur van de schuldsaneringsregeling opnieuw een huurachterstand ontstaat. Als dat het geval is, zal Casade het ontruimingsvonnis alsnog ten uitvoer kunnen leggen.
De toepasselijkheid van artikel 305 lid 2 Fw brengt in het onderhavige geval anderzijds mee dat ingeval [appellant] aan het einde van de schuldsaneringsregeling een “schone lei” verkrijgt, de grond van het ontruimingsvonnis en de beëindiging van de huurovereenkomst komt te vervallen. Gevolg daarvan is, zoals het hof in r.o. 8.6 heeft overwogen, de huurovereenkomst in dat geval ook na het einde van de schuldsaneringsregeling blijft doorlopen.
12.6. In grief 3 stelt [appellant] zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte het vonnis uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard.
12.7. Op deze grief hoeft niet te worden beslist nu de tenuitvoerlegging van het vonnis op de voet van artikel 305 lid 2 Fw is geschorst. Overigens faalt het beroep op artikel 7:272 lid 2 BW omdat die bepaling alleen van toepassing is na opzegging van de huurovereenkomst en niet in het zich hier voordoende geval van ontbinding daarvan. Het belang van Casade bij uitvoerbaar bij voorraad verklaring weegt overigens zwaarder dan het belang van [appellant] om het hoger beroep af te wachten. Casade behoeft immers de wanprestaties van [appellant] niet te dulden.
12.8. Op grond van het vorenstaande zal het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigen voor zover het betreft de ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling van [appellant] tot ontruiming van het gehuurde en de uitvoerbaar bij voorraad verklaring.
Grief 4, waarin [appellant] op komt tegen de proceskostenveroordeling in eerste aanleg, behoeft nu geen behandeling aangezien het geding in zoverre is geschorst (zie r.o. 7.2 en 8.3 van het tussenarrest).
12.9. Ook de behandeling van de proceskosten in hoger beroep is op grond van het vorenstaande geschorst en behoeft nu geen behandeling.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover het betreft de ontbinding van de huurovereenkomst, de veroordeling van [appellant] tot ontruiming van het gehuurde en het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van dit vonnis;
verstaat dat het geding is geschorst ten aanzien van de financiële vorderingen van Casade op [appellant], zijnde een vordering ten aanzien van de huurachterstand met een totaalbedrag van € 1.707,88 en de vordering van € 443,59 per maand voor elke maand dat [appellant] de woning na 31 mei 2010 niet ter beschikking van Casade heeft gesteld, alsmede de proceskostenveroordeling in eerste aanleg;
verstaat dat de tenuitvoerlegging van het vonnis is opgeschort op de voet van artikel 305 lid 2 Fw.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, W.H.B. den Hartog Jager en I.B.N. Keizer en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 mei 2012.