Parketnummer : 20-002791-10
Uitspraak : 22 mei 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de economische kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 22 juli 2010 in de strafzaak met parketnummer
01-995069-09 tegen:
[verdachte rechtspersoon],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats], [adres],
waarbij verdachte ter zake van:
- “Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon”
- “Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.1 derde lid van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon”
- “Opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, terwijl uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, begaan door een rechtspersoon”
werd veroordeeld tot een geldboete van EUR 10.000,00 waarvan EUR 2.000,00 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof, anders dan de eerste rechter, niet tot bewezenverklaring komt van het ten laste gelegde.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de maanden juli en/of augustus 2008, in de gemeente Eindhoven, op of nabij de Gerretsonlaan aldaar, al dan niet opzettelijk, terwijl de concentratie van asbeststof was ingedeeld in risicoklasse 2 en/of 3 als bedoeld in artikel 4.48 onderscheidenlijk artikel 4.53a van het Arbeidsomstandighedenbesluit, de volgende handelingen heeft verricht
- het geheel of gedeeltelijk afbreken en/of uit elkaar nemen van bouwwerken en/of objecten terwijl daarin asbest of asbesthoudende producten waren verwerkt en/of
- het verwijderen van asbest en/of asbesthoudende producten uit bouwwerken en/of objecten
terwijl zij niet een bedrijf was dat in het bezit was van een certificaat als bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid van voornoemd besluit;
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot en met 9 oktober 2008 in de gemeente Eindhoven, al dan niet opzettelijk, bedrijfsmatig of in een omvang en/of op een wijze alsof deze bedrijfsmatig was, handelingen met betrekking tot afvalstoffen heeft verricht, bestaande uit het geheel of gedeeltelijk afbreken en/of uit elkaar nemen van een aantal panden aan of nabij de Gerretsonlaan aldaar, waarbij asbest is verwijderd, vrijgekomen, verspreid en/of op de bodem geraakt en/of blijven liggen, terwijl daardoor naar zij wist, althans redelijkerwijs had kunnen weten, nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden en/of konden ontstaan;
3. primair
zij in of omstreeks de periode van juli 2008 tot en met november 2009 te Eindhoven opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e) website ([website]), – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat die site voor een ieder via het internet vrij benaderbaar was en kennelijk gebruikt werd voor acquisitie en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat daarop valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat voor het deskundig verwijderen van asbest haar bedrijf beschikte over het volgens het Asbestsaneringsbesluit verplichte certificaat;
subsidiair
zij in of omstreeks de periode van juli 2008 tot en met november 2009, in de gemeente Eindhoven, om het handels- en/of bedrijfsdebiet van zichzelf of een ander te vestigen, te behouden en/of uit te breiden, een bedrieglijke handeling heeft gepleegd tot misleiding van het publiek of een bepaald persoon, bestaande die bedrieglijke handeling uit het in strijd met de waarheid (laten) inrichten en in werking hebben van een website ([website]) waarop stond vermeld dat haar bedrijf voor het deskundig verwijderen van asbest beschikte over het volgens het Asbestsaneringsbesluit verplichte certificaat, terwijl daaruit enig nadeel voor concurrenten van haar en/of van die ander kon ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Op grond van het voorhanden bewijs acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat (personeel van) verdachte in juli 2008 in de gemeente Eindhoven bouwwerken en/of objecten gedeeltelijk heeft afgebroken en/of uit elkaar genomen terwijl daarin asbest of asbesthoudende producten waren verwerkt.
Met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde schiet het bewijs er evenwel voor tekort om te kunnen vaststellen dat ten tijde van deze handelingen (van personeel) van verdachte de concentratie van asbeststof was ingedeeld in risicoklasse 2 en/of 3 als bedoeld in artikel 4.48 onderscheidenlijk artikel 4.53a van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
Daartoe overweegt het hof dat het in 2006 opgemaakt rapport asbestinventarisatie van [bedrijf 1] geen indeling in risicoklassen bevat, terwijl het in 2008 opgemaakt rapport asbestinventarisatie van [bedrijf 2] – dat wel een indeling in risicoklassen bevat – pas is opgesteld circa drie maanden nadat de handelingen waren verricht door verdachte en er geen bewijs voor handen is dat de aangetroffen situatie een gevolg was van het handelen van (personeel van) verdachte.
Het hof is van oordeel dat die inventarisatie daarom niet voor het bewijs kan worden gebruikt.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde overweegt het hof dat het uit het voorhanden bewijs niet de overtuiging heeft bekomen dat (personeel van) verdachte handelingen heeft verricht waarbij asbest is verwijderd, vrijgekomen, verspreid en/of op de bodem geraakt en/of blijven liggen. Daartoe overweegt het hof dat tussen de handelingen van verdachte en het aantreffen van het asbest circa drie maanden zijn verstreken zodat niet valt uit te sluiten dat asbest is verspreid door toedoen van handelingen van derden.
Met betrekking tot het onder 3. primair ten laste gelegde acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse website (te weten: [website]). Het voorhanden bewijs schiet er evenwel voor tekort om te kunnen vaststellen dat verdachte, gevestigd in [vestigingsplaats], opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse website in Eindhoven.
Ten slotte acht het hof ten aanzien van het onder 3. subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen dat verdachte om haar handels- en/of bedrijfsdebiet te vestigen, te behouden en/of uit te breiden, een bedrieglijke handeling heeft gepleegd tot misleiding van het publiek, te weten het in strijd met de waarheid in werking hebben van een website, namelijk [website], terwijl daaruit enig nadeel voor concurrenten van haar kon ontstaan. Het voorhanden bewijs schiet er evenwel voor tekort om te kunnen vaststellen dat verdachte, gevestigd in [vestigingsplaats], deze bedrieglijke handeling heeft gepleegd in Eindhoven.
Gelet op het vorenstaande zal het hof de verdachte van de haar onder 1., 2. en 3. primair en subsidiair ten laste gelegde feiten vrijspreken.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1., 2. en 3. primair dan wel subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. K. van der Meijde en mr. T.A. de Roos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 22 mei 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.