ECLI:NL:GHSHE:2012:BW4177

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.084.090
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over niet-ontvankelijkheid en concurrentiebeding in arbeidsovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de rechtspersoon naar buitenlands recht, Pilotfarm Ltd, tegen een uitspraak van de kantonrechter. De zaak betreft een arbeidsovereenkomst tussen Pilotfarm en de geïntimeerde, die als begeleider uitzonderlijke transporten werkzaam was. De geïntimeerde vorderde betaling van achterstallig loon, niet-betaalde overuren en vakantiedagen, terwijl Pilotfarm in reconventie een boete eiste wegens overtreding van een concurrentiebeding. De kantonrechter had in een eerder vonnis de vordering van Pilotfarm tot veroordeling van de geïntimeerde in de boete afgewezen, wat Pilotfarm in hoger beroep aanvecht.

Het hof oordeelt dat Pilotfarm niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep tegen het gedeeltelijk eindvonnis van de kantonrechter, omdat de appeltermijn was verstreken. Het hof bevestigt dat het gedeeltelijk eindvonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Pilotfarm had zich in haar memorie van grieven neergelegd bij de door de kantonrechter vastgestelde hoofdsom van € 6.847,03, maar betwistte de wettelijke verhoging. Het hof oordeelt dat Pilotfarm geen bewijs heeft geleverd voor haar verweer en dat de niet-tijdige betaling van het loon aan Pilotfarm kan worden toegerekend. Het hof bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep en veroordeelt Pilotfarm in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.084.090
arrest van de achtste kamer van 24 april 2012
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht PILOTFARM LTD,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat: mr. H.J.M. Goossens,
tegen:
[X.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.J.E. Keulen,
op het bij exploot van dagvaarding van 24 februari 2011 ingeleide hoger beroep van de door de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Helmond gewezen vonnissen van 25 augustus 2010 en 24 november 2010 tussen appellante - Pilotfarm - als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie en geïntimeerde - [geintimeerde] - als eiser in conventie, verweerder in reconventie.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 663736 rolnr. 09-5407)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft Pilotfarm, onder overlegging van producties, grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep, a) voor zover het betreft de beslissing van de kantonrechter waarbij het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst tussen partijen volledig is vernietigd en b) voor zover in die vonnissen in conventie is beslist dat Pilotfarm meer dan een bedrag van € 6.847,03 aan [geintimeerde] dient te voldoen (door de beslissing van de kantonrechter, dat Pilotfarm de wettelijke verhoging en wettelijke rente over voormeld bedrag verschuldigd is, te vernietigen) en voorts geconcludeerd dat het hof opnieuw rechtdoende zal bepalen dat [geintimeerde] wegens overtreding van het concurrentiebeding aan Pilotfarm verschuldigd is een bedrag van € 165.345,--, te vermeerderen met de wettelijke rente, een en ander met veroordeling van [geintimeerde] in de proceskosten in conventie en in reconventie en in beide instanties.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft [geintimeerde] de grieven bestreden.
2.3. Bij akte van 27 december 2011 heeft Pilotfarm haar eis gewijzigd.
2.4. Geïntimeerde heeft daarna de gedingstukken overgelegd. De uitspraak is bepaald op heden.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. In het vonnis van 25 augustus 2010 heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Deze feiten, die niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het gaat in deze zaak om het volgende.
4.1.1. [geintimeerde] (geboren [geboortedatum] 1959) is ingaande 16 maart 2009 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, te weten voor de duur van zes maanden fulltime (40 uren per week) bij Pilotfarm in dienst getreden in de functie van begeleider uitzonderlijke transporten tegen een bruto uurloon van € 10,77, betaalbaar op de eerste werkdag na iedere vierwekenperiode van 160 uren. Overeengekomen is dat het werk op basis van oproep zal worden verricht.
In de arbeidsovereenkomst zijn voorts een concurrentiebeding en een bepaling inzake de verschuldigdheid van een boete bij overtreding van het concurrentiebeding opgenomen (respectievelijk artikel 6 en 7 van de arbeidsovereenkomst).
4.1.2. Gedurende het dienstverband heeft Pilotfarm aan [geintimeerde] diens loon op basis van 40 uren per week betaald. Een aanzienlijk aantal door [geintimeerde] gewerkte overuren zijn evenwel niet door Pilotfarm uitbetaald, evenmin als de nachttoeslagen, het vakantiegeld en de tegenwaarde van vijf niet-opgenomen vakantiedagen.
4.1.3. Op 15 september 2009 heeft [geintimeerde] schriftelijk ontslag genomen wegens dringende redenen. Op dezelfde datum heeft Pilotfarm per brief aan [geintimeerde] laten weten dat zijn halfjaarcontract (waarvan de duur met ingang van 16 september 2009 zou verstrijken) niet verlengd wordt en dat het dienstverband 'per direct' eindigt. In de brief wordt voorts verwezen naar de 'eindafrekening' van overuren en kosten na ontvangst van alle volledig ingevulde én ondertekende weekstaten per post.
4.1.4. Bij inleidende dagvaarding van 1 december 2009 heeft [geintimeerde] de onderhavige procedure aanhangig gemaakt. Na (eerste) vermindering en aanvulling van eis en (tweede) vermindering van eis vordert [geintimeerde] de veroordeling van Pilotfarm tot betaling van € 6.416,28 bruto wegens niet-betaalde overuren en € 430,80 bruto wegens niet-betaalde vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging, de wettelijke rente en de incassokosten. Daarnaast vordert hij - per saldo, na verrekening van het bedrag aan ontvangen voorschotten - € 240,-- netto ter zake van nachttoeslag.
Pilotfarm heeft de vordering weersproken en in reconventie de veroordeling van [geintimeerde] tot betaling aan haar van een boete wegens overtreding van het concurrentiebeding gevorderd.
4.1.5. Bij vonnis van 25 augustus 2010 heeft de kantonrechter in reconventie de vordering van Pilotfarm afgewezen en de uitspraak omtrent de proceskosten aangehouden tot het eindvonnis in conventie. In conventie heeft de kantonrechter onder meer verstaan dat bepaalde gegevens en/of bescheiden door Pilotfarm in het geding zullen worden gebracht en de zaak naar de rol verwezen. Bij vonnis van 24 november 2010 heeft de kantonrechter in conventie Pilotfarm veroordeeld tot betaling aan [geintimeerde] van € 10.270,55 bruto ter zake van achterstallige overuren, vakantiedagen en wettelijke verhoging en € 240,-- netto ter zake van nachttoeslag, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede tot betaling van € 952,-- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft Pilotfarm voorts veroordeeld in de proceskosten van de conventie en reconventie.
4.2. Na wijziging van eis vordert Pilotfarm;
a. de vonnissen in reconventie te vernietigen voor zover het betreft de beslissing van de kantonrechter waarbij het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst tussen Pilotfarm en [geintimeerde] is vernietigd en, opnieuw rechtdoende, te bepalen, dat [geintimeerde] wegens overtreding van dit concurrentiebeding aan Pilotfarm verschuldigd is een bedrag van € 165.345,--, te vermeerderen met de wettelijke rente; en
b. de vonnissen in conventie, waarvan beroep, te vernietigen,
c. met veroordeling van [geintimeerde] in de proceskosten van beide instanties.
4.3. Pilotfarm heeft een grief gericht tegen het oordeel van de kantonrechter in het vonnis van 25 augustus 2010 dat het concurrentiebeding in haar geheel dient te worden vernietigd.
4.3.1. Bij memorie van antwoord heeft [geintimeerde] zich beroepen op de (gedeeltelijke) niet-ontvankelijkheid van Pilotfarm in haar appel tegen het vonnis van 25 augustus 2010. [geintimeerde] wijst er op dat sprake is van een eindvonnis voor zover daarin de reconventionele vordering van Pilotfarm in het dictum van dat vonnis is afgewezen. Pilotfarm heeft daartegen op 24 februari 2011, derhalve te laat, geappelleerd.
4.3.2. Het hof oordeelt als volgt.
In het dictum van het vonnis van 25 augustus 2010 heeft de kantonrechter de reconventionele vordering tot veroordeling van [geintimeerde] tot betaling van contractuele boetes wegens overtreding van het concurrentiebeding afgewezen. In zoverre is sprake van een eindvonnis. Nu de kantonrechter in genoemd vonnis van 25 augustus 2010 omtrent een deel van het in reconventie gevorderde (namelijk omtrent de meerbedoelde vordering van Pilotfarm) door een uitdrukkelijk dictum een einde heeft gemaakt, is het vonnis van de kantonrechter in zoverre een eindvonnis en voor het overige (de proceskostenveroordeling in reconventie en de gehele conventie) een tussenvonnis. Het gedeeltelijke eindvonnis is in kracht van gewijsde gegaan na verloop van de appeltermijn, die de dag na de datum van dat gedeeltelijke eindvonnis, derhalve op 26 augustus 2010, is gaan lopen en op 26 november 2010 is verstreken. Op 24 februari 2011, de datum van de appeldagvaarding, was de appeltermijn van dat gedeeltelijk eindvonnis verstreken. Het hoger beroep van Pilotfarm tegen het gedeeltelijke eindvonnis van 25 augustus 2010 is derhalve wegens het overschrijden van de appeltermijn, niet-ontvankelijk.
Hetgeen Pilotfarm in haar akte van 27 december 2011 met betrekking tot de devolutieve werking van het appel heeft aangevoerd kan aan dit oordeel niet afdoen.
4.4. De niet-ontvankelijk verklaring van Pilotfarm in haar hoger beroep tegen het gedeeltelijk eindvonnis van 25 augustus 2010 brengt mee dat dat gedeeltelijk eindvonnis in stand is gebleven. Nu in reconventie de vordering van Pilotfarm is afgewezen is zij terecht, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten van de reconventie. De grief van Pilotfarm tegen haar veroordeling in de proceskosten faalt.
4.5. In het kader van het hoger beroep betreffende de conventie heeft Pilotfarm bij memorie van grieven zich, om haar moverende redenen, ten aanzien van de omvang van het nog aan [geintimeerde] te betalen loon, neergelegd bij de door de kantonrechter vastgestelde hoofdsom van € 6.847,03. Tegen de door de kantonrechter toegewezen wettelijke verhoging van 50 % is wel gegriefd. Pilotfarm verzoekt het hof te bepalen dat geen wettelijke verhoging verschuldigd is. Zij acht de wettelijke verhoging onterecht gezien de houding van [geintimeerde]. Zij voert aan dat zij welwillend is geweest in de uitbetaling van het loon voor overwerk en nachturen en van vakantiegeld, maar dat [geintimeerde] hierover voor 11 september 2009 nooit iets gezegd heeft. Zij stelt voorts dat [geintimeerde] geweigerd heeft om te voldoen aan het redelijke verzoek om weekstaten en rittenstaten te ondertekenen en dat, als Pilotfarm de ondertekende exemplaren wel zou hebben ontvangen, zij direct betaald zou hebben.
[geintimeerde] stelt onder meer dat het gaat om een opeisbare vordering tot betaling van loon waaraan niet de voorwaarde was verbonden dat [geintimeerde] daar om moest vragen en dat hij de urenstaten van meet af aan (met viltstift) heeft ondertekend.
Naar het oordeel van het hof staat hetgeen Pilotfarm heeft aangevoerd er niet aan in de weg dat de niet tijdige voldoening van het loon aan Pilotfarm kan worden toegerekend.
Ten aanzien van het beroep op matiging van de wettelijke verhoging overweegt het hof als volgt.
Pilotfarm stelt dat zij de loonbetalingen te laat heeft gedaan omdat [geintimeerde] heeft nagelaten week- en rittenstaten te ondertekenen. [geintimeerde] heeft dit gemotiveerd betwist. Nu Pilotfarm op dit punt geen bewijs heeft aangeboden, gaat het hof hieraan voorbij.
Ook overigens ziet het hof geen aanleiding tot matiging van de wettelijke verhoging.
4.6. Bij akte heeft Pilotfarm zich, bij wijze van verweer tegen toekenning van enige loonbetaling, wettelijke verhoging of andere betaling door haar aan [geintimeerde], beroepen op verrekening met de boete die [geintimeerde] krachtens overtreding van het concurrentiebeding verschuldigd is.
Het hof passeert dit verweer van Pilotfarm nu het eindvonnis van de kantonrechter, waarbij de reconventionele vordering van Pilotfarm is afgewezen, in kracht van gewijsde is gegaan, zodat er van uitgegaan moet worden dat Pilotfarm geen beroep op verrekening toekomt.
4.7. Gelet op bovenstaande heeft de kantonrechter Pilotfarm terecht veroordeeld in de proceskosten van de procedure in conventie.
4.8. Al het voorgaande leidt ertoe dat het hof Pilotfarm niet-ontvankelijk zal verklaren in haar hoger beroep tegen het gedeeltelijk eindvonnis van 25 augustus 2010 waarbij de reconventionele vordering van Pilotfarm tot veroordeling van [geintimeerde] tot betaling van boetes wegens overtreding van het concurrentiebeding is afgewezen en dat het hof de vonnissen waarvan beroep voor het overige zal bekrachtigen.
4.9. Als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij zal Pilotfarm in de proceskosten van het hoger beroep worden veroordeeld.
5. De uitspraak
Het hof:
verklaart Pilotfarm niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen het gedeeltelijk eindvonnis van 25 augustus 2010 waarbij de reconventionele vordering van Pilotfarm tot veroordeling van [geintimeerde] tot betaling van boetes wegens overtreding van het concurrentiebeding door de kantonrechter is afgewezen;
bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep, voor zover overigens onderworpen aan het oordeel van het hof;
veroordeelt Pilotfarm in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [geintimeerde] worden begroot op € 568,-- aan verschotten en op € 632,-- aan salaris advocaat;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J.H.A. Venner-Lijten, E.A.G.M. Waaijers en A.P. Zweers-van Vollenhoven en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 24 april 2012.