4.3. Het gaat in dit geding om het volgende.
(a) Favini Meerssen B.V. (hierna: Favini Meerssen) is naast (onder andere) Favini Apeldoorn B.V. (hierna Favini Apeldoorn) een 100% dochtervennootschap van Favini N.V. (hierna: Favini Nederland). De aandelen van Favini Nederland zijn volledig in handen van Favini SpA gevestigd in Italië (hierna: Favini Italië).
Favini Meerssen dreef een papierfabriek in onroerende zaken aan [vestigingsadres] in [vestigingsplaats] (hierna ook: het bedrijfspand).
(b) Aan Favini Meerssen is 22 januari 2008 voorlopige surseance verleend; deze surseance is op 18 april 2008 beëindigd onder gelijktijdige uitspraak van het faillissement van Favini Meerssen, met benoeming van mr. Schreurs tot curator.
(c) Tot meerdere zekerheid van een door Favini Italië bij een consortium van Italiaanse banken onder aanvoering van Banca Intesa aangetrokken krediet heeft Favini Meerssen op 19 december 2002 een eerste recht van hypotheek ten gunste van Banca Intesa gevestigd op haar bedrijfspand.
(d) Op 29 en 30 december 2005 hebben in het Favini-concern juridische (af)splitsingen plaatsgevonden. Als gevolg daarvan is Favini RE opgericht en heeft Favini RE de eigendom verworven van het onder (c) genoemde bedrijfspand te Meerssen, voordien eigendom van Favini Meerssen.
In het kader van die splitsing is tevens een schuld van Favini Meerssen aan Favini Nederland overgegaan op Favini RE. De boekwaarde van het bedrijfspand (€ 8.530.000) stond daarbij tegenover een nagenoeg gelijke schuld (€ 8.529.999).
(e) Op 29 maart 2006 is tussen Favini RE en Favini Meerssen een in het Engels gestelde verhuurovereenkomst gesloten met betrekking tot het hiervoor bedoelde bedrijfspand te [vestigingsplaats] (productie 11 bij memorie van grieven). De huur ging in per 1 januari 2006; de overeengekomen huurprijs bedroeg € 678.300 inclusief BTW per jaar. Op de huurovereenkomst waren algemene voorwaarden (conform het model van de Raad voor Onroerende zaken, op 11 juli 2003 gedeponeerd bij de griffie van de rechtbank Den Haag) van toepassing (productie 2 bij dagvaarding in eerste aanleg, oorspronkelijke Nederlandse versie productie 14 bij memorie van grieven).
Artikel 17 en 18 van deze "algemene bepalingen huur overeenkomst kantoorruimte" luiden als volgt:
"17.1 In alle gevallen waarin de verhuurder een sommatie, een ingebrekestelling of een exploot aan huurder doet uitbrengen, of ingeval van procedures tegen huurder om deze tot nakoming van de huurovereenkomst of tot ontruiming te dwingen, is huurder verplicht alle daarvoor gemaakte kosten, zowel in als buiten rechte – met uitzondering van de ingevolge een definitieve rechterlijke beslissing door verhuurder te betalen proceskosten – aan de verhuurder te voldoen. De gemaakte kosten worden tussen partijen bij voorbaat vastgesteld op een bedrag dat niet lager is dan het gebruikelijke tarief dat door gerechtsdeurwaarders wordt gehanteerd.
17.2 Huurder is in verzuim door het enkele verloop van een bepaalde termijn.
18.1. De betaling van de huurprijs en van al hetgeen verder krachtens deze huurovereenkomst is verschuldigd, zal uiterlijk op de vervaldatum in wettig Nederlands betaalmiddel – zonder opschorting, korting, aftrek of verrekening met een vordering welke huurder op verhuurder heeft of meent te hebben – geschieden door storting dan wel overschrijving op een door verhuurder op te geven rekening. (…)
18.2 Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt huurder aan verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 2% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300,00 per maand"
(f) Bij brief van 30 maart 2009 aan Favini RE (productie 13 bij conclusie van antwoord in conventie) heeft de curator op grond van artikel 42 Fw de nietigheid van de beide splitsingen van 29 en 30 december 2005 ingeroepen, daartoe onder meer aanvoerend:
"De situatie voor de gezamenlijke schuldeisers is thans, dat zij geen verhaal meer hebben op de eerder genoemde onroerende zaak, terwijl zij dat zonder de bewuste splitsing wel zouden hebben. Weliswaar was deze onroerende zaak destijds hypothecair volledig verbonden ten behoeve van het Italiaanse bankenconsortium, doch aangezien er sprake was van een door mijn curanda verleende zogenaamde derden-hypotheek, een hypotheekrecht ten behoeve van de schuld van een ander (Favini Spa), zou mijn curanda in geval van uitwinning door de hypotheekhouder op grond van artikel 6:150 sub a BW gesubrogeerd zijn in de rechten van de hypotheekhouder en aldus een regresvordering ter hoogte van de opbrengst bij uitwinning hebben verkregen op Favini SpA."
(g) De curator heeft op 31 oktober 2008 de huurovereenkomst tussen Favini Meerssen en Favini RE opgezegd tegen 31 januari 2009.
(h) Op 26 november 2008 heeft het gerecht te Bassano del Grappa (Italië) de "concordato preventivo" (een rechtsfiguur vergelijkbaar met surséance van betaling) uitgesproken met betrekking tot Favini Italië (productie 16 en 17 bij conclusie van repliek in conventie).
(i) De curator heeft op 9 september 2008 aan Favini RE € 68.604 betaald, volgens de curator betrekking hebbend op omzetbelasting over nog niet betaalde huur (§28 conclusie van antwoord in conventie). De curator heeft op 24 november 2009 € 820.224 betaald in verband met een voorwaardelijke minnelijke regeling tussen partijen onder protest van gehoudenheid.
(j) Bij overeenkomst van 9 januari 2009 is het bedrijfspand te [vestigingsplaats] verkocht aan de Provincie Limburg. Op 24 maart 2009 is het aan de Provincie Limburg geleverd.
(k) Op 31 januari 2009 bevonden zich nog roerende zaken (machines en installaties), eerder toebehorend aan de failliet, in het bedrijfspand.
(l) De door de Provincie Limburg aan Favini RE betaalde koopsom is door Favini RE (na aftrek van kosten) aan het hiervoor genoemde consortium in Italië afgedragen.