7.1.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
a) Op 20 november 2008 is tussen [geintimeerde] als verkoper en [appellant] als koper een mondelinge koopovereenkomst gesloten met betrekking tot het pand aan de [vestigingsadres] te [plaatsnaam] voor de koopprijs van € 174.000,--.
b) De schriftelijke koopovereenkomst is door [geintimeerde] op 24 november 2008 en door [appellant] op 26 november 2008 ondertekend (prod. 1 inl. dagv.)
c) Deze koopovereenkomst bepaalt onder meer in art. 6.1 dat de overeenkomst door koper kan worden ontbonden indien koper uiterlijk op 25 december 2008 geen hypothecaire geldlening of het aanbod daartoe voor de financiering van de onroerende zaak tot een bedrag van € 191.000,-- heeft gekregen van een erkende geldverstrekkende instelling, op algemeen gangbare voorwaarden en condities.
Voorts is in dit artikel bepaald dat koper zich verplicht al het redelijk mogelijke te doen om genoemde financiering te verkrijgen, en dat koper uiterlijk op 25 december 2008 de verkoper en diens makelaar schriftelijk in kennis dient te stellen van de ontbinding. “Bij gebreke daarvan kan deze overeenkomst niet meer op grond van een van de hiervoor gemelde redenen worden ontbonden. Deze mededeling dient met bewijsstukken te geschieden per aangetekende brief met bericht van ontvangst of per deurwaardersexploit. (..)”
Art. 13 van de overeenkomst bepaalt dat indien één der partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen na die ingebrekestelling nalatig blijft in de nakoming van zijn verplichtingen de overeenkomst van rechtswege ontbonden zal zijn en de nalatige partij een terstond opeisbare boete van 10% van de koopsom verschuldigd is, onverminderd het recht op verdere schadevergoeding.
d) In de overeenkomst was voorzien in een eigendomsoverdracht van het pand op 30 januari 2009.
e) Op 28 november 2008 berichtte de hypotheekadviseur van de Postbank aan [appellant] dat er een uitgebreide BKR toets is gedaan en dat er een A2 codering op zijn naam naar boven kwam. “deze is nog niet afgewikkeld en is genoteerd week 30 2006. Kun jij eens aangeven wat dit is, dit zorgt voor grote problemen.” (prod. 1 mvg).
f) Op 23 december 2008 verzocht [appellant] aan de makelaar van [geintimeerde] – [makelaar] Makelaardij - hem te bevestigen dat de termijn voor het inroepen van de ontbindende voorwaarde was verlengd. De makelaar antwoordde diezelfde dag “dat wij telefonisch een akkoord hebben verkregen van de eigenaar (..) inzake verlenging ontbindende voorwaarden van 25 december naar 31 december 2008” (prod. 2 mvg).
g) Op 30 december 2008 schreef de makelaar van [geintimeerde], [makelaar] Makelaardij, dat hij van de verkoper had vernomen dat deze akkoord was met een verlenging van de termijn tot en met 9 januari 2009 (prod. 3 mvg).
h) Op 8 januari 2009 schreef de hypotheekadviseur van (inmiddels) de ING aan [appellant]: “De BKR zou weg moeten zijn, ik ga weer een aanvraag doen dus, misschien wel verstandig om nogmaals verlenging van de ontbindende voorwaarden op te vragen.” (prod. 4 mvg).
i) Op 19 januari 2009 verzocht de hypotheekadviseur van [appellant] aan te melden wat de status van de BKR-registratie was (prod. 5 mvg) en op 20 januari 2009 ontving [appellant] de brief van BKR met een overzicht van zijn registratie aldaar. (prod. 6 mvg).
j) Op 30 januari 2009 heeft de voorziene eigendomsoverdracht niet plaats gehad.
k) Op 2 februari 2009 schreef de adviseur van de ING aan [appellant] dat er geen hypotheek zou worden verstrekt omdat er een probleem was bij BKR (prod. 7 mvg).
l) Op 6 februari 2009 schreef notaris [notaris] aan [appellant] per aangetekende brief: “In opdracht van (..) de heer [geintimeerde] stel ik u overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van de gesloten koopovereenkomst (..) in gebreke in de nakoming van uw afnameverplichting van de heer [geintimeerde] van het pand (..). Indien u gedurende acht dagen na heden in gebreke blijft in uw afnameverplichting van gemeld pand van de heer [geintimeerde] verbeurt u aan de heer [geintimeerde] (..) een zonder rechterlijke tussenkomst opeisbare boete van tien procent (10%) van de in de koopovereenkomst vermelde koopprijs, onverminderd de verdere rechten van de heer [geintimeerde] (..)”….(prod. 2 inl. dagv.)
m) Partijen hebben blijkens hun ter comparitie in hoger beroep afgelegde verklaringen op enig moment na 6 februari 2009 gezamenlijk een gesprek gehad bij notaris [notaris].
n) Op 13 februari 2009 schreef [appellant] aan ene [Q.] (het is het hof niet duidelijk of mevrouw [Q.] werkzaam was bij [makelaar] of bij [notaris]) “Heb daarnet een telefoontje gekregen van Perfect hypotheken inzake de hypotheekaanvraag. Men had het verzoek liggen bij een financieringsmaatschappij, maar gezien de staat van de BKR codering op dit moment is er geen mogelijkheid om over te gaan tot het uitbrengen van een offerte en dus ook geen hypotheek. Ik ga er vanuit dat nu dus de gestelde regeling van kracht is; hierbij wil ik wel opmerken dat ik op dit moment geen financiële middelen heb om die vergoeding te betalen. (..)” (prod. 3 inl. dagv.)
o) Op 19 maart 2009 schreef notaris [notaris] aan [appellant]; “Bij schrijven van 6 februari j.l. (..) heb ik u namens de heer [geintimeerde] (..) in gebreke gesteld in de nakoming van uw afnameverplichting. Het schrijven gaf u de mogelijkheid om gedurende 8 dagen nog aan uw verplichtingen te voldoen. Binnen de gestelde termijn heeft u niet aan uw verplichtingen voldaan. Op grond van het bovenstaande is de koopovereenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbonden. Als nalatige partij bent u (..) een boete verschuldigd van (....) € 17.400,-- onverminderd het recht van de verkoper een verdere schadevergoeding te vorderen. Namens de heer [geintimeerde] verzoek ik u een bedrag van € 17.400,00 over te boeken (..)” (prod. 4 inl. dagv.).
p) Per e-mail van 17 april 2009 schreef [appellant] aan [geintimeerde]:” Uiterlijk vandaag zou ik U bericht laten over de stand van zaken inzake de hypotheek. Ik kan U meedelen dat er geen verdere vorderingen zijn ten opzichte van 2 weken geleden. (..) Voor mij is dus concreet nu de enige zekerheid die ik kan geven dat de hypotheek op dit moment nog onzeker is. De weg welke u wil gaan bewandelen zal ik accepteren (..)” (prod. 5 inl. dagv.)
q) Op 18 april 2009 schreef [geintimeerde] aan [appellant]: “(..) Aangezien ik nu toch al geruime tijd heb moeten afwachten (..) laat ik u weten dat ik nu toch van plan ben u aan de boete te houden van 10% van de verkoopsom (..) De tweede optie is om met u een maandelijkse afbetaling overeen te komen (..)” (prod. 6 inl. dagv.).