ECLI:NL:GHSHE:2012:BV9296

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-003877-10
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in megazaak Felix wegens onvoldoende bewijs voor medeplegen van hennepteelt

In de zaak met ECLI:NL:GHSHE:2012:BV9296 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, waarbij hij een taakstraf van 80 uren had gekregen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het eerdere vonnis heeft gevorderd. De verdachte heeft echter bepleit dat hij van het hem ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. Het hof heeft het bewijs in deze zaak zorgvuldig onderzocht, inclusief afgeluisterde telefoongesprekken en de verklaring van de verdachte die op 7 april 2009 bij de politie is afgelegd.

Het hof concludeert dat uit de beschikbare bewijsmiddelen slechts kan worden afgeleid dat de verdachte als medeplichtige heeft deelgenomen aan het feit, maar dat dit niet overeenkomt met de tenlastelegging die hem als medepleger beschuldigt. Hierdoor is er onvoldoende bewijs om de verdachte te veroordelen voor het ten laste gelegde feit. Het hof heeft daarom het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen.

De beslissing van het hof is dat het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd en dat de verdachte niet bewezen wordt geacht dat hij het ten laste gelegde heeft begaan, waardoor hij wordt vrijgesproken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003877-10
Uitspraak : 20 maart 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 6 oktober 2010 in de strafzaak met parketnummer 02-806144-09 tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [postcode, woonplaats], [adres],
waarbij de verdachte terzake van “Medeplegen van opzettelijk handelen met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod” werd veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdachte heeft bepleit dat hij van het hem ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 januari 2008 tot en met 28 februari 2008 te Sprang-Capelle, gemeente Waalwijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ongeveer 170, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen, in het bijzonder uit de zich in het procesdossier bevindende verslagen van afgeluisterde telefoongesprekken en de door de verdachte op 7 april 2009 bij de politie afgelegde verklaring -welke verklaring het hof gelet op de door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaringen betrouwbaar acht-, kan naar het oordeel van het hof hoogstens worden afgeleid dat de verdachte als medeplichtige en niet als medepleger heeft deelgenomen aan het ten laste gelegde feit, hetgeen echter niet ten laste is gelegd.
Het hof acht bijgevolg niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. M. Rutgers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 20 maart 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Hilverda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.