ECLI:NL:GHSHE:2012:BV9293

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-003955-10
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor gewapende overval op juwelier met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor het medeplegen van een gewapende overval op een juwelier. De verdachte, een 29-jarige man met een zwakbegaafd niveau, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 5 jaren opgelegd, maar het hof oordeelde dat deze straf niet in verhouding stond tot de ernst van het feit. De overval vond plaats op 18 november 2009 in Eindhoven, waarbij de verdachte en zijn mededaders de juwelier met geweld en bedreiging onder druk zetten. De verdachte heeft de juwelier met een mes verwond, wat leidde tot ernstig letsel en een langdurige impact op het slachtoffer.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging afgewezen, omdat er geen aanwijzingen waren dat de verdachte een gevaar voor de maatschappij vormde. De beslissing om de straf te verhogen was gebaseerd op de gewelddadige aard van het delict, de impact op de slachtoffers en de eerdere justitiële documentatie van de verdachte. Het hof heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding werd geëist voor de geleden materiële en immateriële schade. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003955-10
Uitspraak : 20 maart 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 26 oktober 2010 in de strafzaak met parketnummer 01-839533-09 tegen:
[VERDACHTE] ,
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1982,
thans verblijvende in het Huis van Bewaring Roermond te Roermond,
waarbij:
- verdachte terzake van “diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen” werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging werd opgelegd;
- de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3](al dan niet gedeeltelijk) werden toegewezen (telkens) met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft primair gevorderd dat het hof het beroepen vonnis, behoudens ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], zal bevestigen, subsidiair -indien het hof zou beslissen dat aan de verdachte niet de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd- dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen behoudens ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] en ten aanzien van de opgelegde straf en maatregel en te dien aanzien opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging geen passende reactie is en met betrekking tot de op te leggen straf dat aansluiting moet worden gezocht bij de straffen die aan de mededaders van verdachte zijn opgelegd, rekening houdend met de justitiële documentatie van verdachte. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de verdediging bepleit dat het hof dezelfde beslissingen zal nemen als in de zaken tegen de mededaders van verdachte zijn genomen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 november 2009 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge en/of een of meerdere ring(en) en/of een rol met ketting(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3] en/of [aangever 1] en/of [aangeefster 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1] en/of [aangeefster 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [aangeefster 1] bij de nek heeft/hebben vastgepakt/vastgehouden en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht en/of gericht heeft/hebben gehouden op (het hoofd van) die [aangeefster 1] en/of (daarbij/vervolgens) die [aangeefster 1] heeft/hebben geduwd en/of geslagen en/of gestompt en/of de woorden toegevoegd dat "hij zou schieten als die [aangeefster 1] niet rustig zou blijven", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of die [aangever 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of die [aangever 1] met voornoemd vuurwapen heeft/hebben geslagen en/of die [aangever 1] meermalen, althans eenmaal, met een of meer messen, althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), (in zijn lichaam) heeft/hebben gestoken en/of (daarbij/vervolgens) de keel van die [aangever 1] heeft/hebben dichtgeknepen en/of dichtgehouden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 november 2009 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge en ringen en kettingen, toebehorende aan [benadeelde partij 3] en/of [aangever 1] en/of [aangeefster 1], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever 1] en/of [aangeefster 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededaders die [aangeefster 1] bij de nek heeft/hebben vastgepakt/vastgehouden en een vuurwapen gericht en gericht heeft/hebben gehouden op het hoofd van die [aangeefster 1] en die [aangeefster 1] heeft/hebben geduwd en geslagen en de woorden toegevoegd dat "hij zou schieten als die [aangeefster 1] niet rustig zou blijven", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en die [aangever 1] een vuurwapen, heeft/hebben getoond en die [aangever 1] met voornoemd vuurwapen heeft/hebben geslagen en die [aangever 1] meermalen met een mes in zijn lichaam heeft/hebben gestoken en de keel van die [aangever 1] heeft/hebben dichtgeknepen en dichtgehouden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
De eerste rechter heeft verdachte ter zake van “diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts heeft de eerste rechter aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging werd opgelegd.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of in het onderhavige geval de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden opgelegd, eventueel in combinatie met een gevangenisstraf. Daarbij is in het bijzonder het criterium zoals genoemd in artikel 37a, eerste lid sub 2°, van het Wetboek van Strafrecht van belang, te weten: de vraag of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist.
Bij de beantwoording van die vraag heeft het hof in het bijzonder gelet op de inhoud van het rapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, d.d. 21 december 2011, opgemaakt door A.T. Spangenberg, klinisch psycholoog, en J. Marx, psychiater, in het bijzonder op de volgende passages (zakelijk weergegeven):
- blz. 32-
“In het één-op-één contact gaat geen dreiging van betrokkene uit. Noch in woord, noch in gebaar.”
-blz. 35-
“Er is bij betrokkene meer sprake van verwarring, onmacht en onbegrip dan van agressie.”
-blz. 45 -
“Naar bekend is betrokkene geen agressieveling, hij is eerder conflictvermijdend.”
- blz. 46 –
“Niet verklaarbaar uit zijn persoonlijkheid zoals dat in het huidige onderzoek naar voren is gekomen, is de agressieve ontlading die hem ten laste wordt gelegd.”
- blz. 57 –
“Er zijn geen aanwijzingen voor een gebrekkige impulscontrole en/of gestoorde agressieregulatie. Betrokkene vertoont ook geen imponeer- of uitgesproken expansief gedrag. Er is in het bijzonder geen sprake van een aantoonbare escalatie van geweld (met uitzondering van het huidige tenlastegelegde), niet binnen de gestructureerde detentiesettingen waarbinnen betrokkene de afgelopen tijd heeft verbleven maar ook niet buiten detentie.”
- blz. 59-61-
“Betrokkene is een 29-jarige man die functioneert op zwakbegaafd niveau. Er is bij betrokkene sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van misbruik van cannabis. Het vermoeden dat er sprake is van geweest van cannabisafhankelijkheid, kon gedurende dit onderzoek onvoldoende geverifieerd en derhalve niet onderbouwd worden.
Er is tevens sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Deze is te classificeren als een persoonlijkheidsstoornis NAO (Niet Anderszins Omschreven) met vooral antisociale en - in mindere mate - narcistische trekken. De trekken zijn zichtbaar in de wetsovertredingen, een onredelijke verwachting ten aanzien van de manier waarop anderen hem behandelen, een niet goed functionerend geweten (gebrek aan empathie, overigens zonder dat er sprake is van psychopathie) en het gegeven dat betrokkene snel het idee heeft dat hij wordt benadeeld of gediscrimineerd. In de gesprekken valt op dat betrokkene veelal een externaliserende en bagatelliserende houding aanneemt. Er is bij betrokkene sprake van duurzaam disfunctioneren op diverse levensgebieden, gepaard gaande met een antisociaal gedragspatroon, dat verder gaat dan en zeker niet alleen verklaard kan worden uit zijn zwakbegaafdheid. Wel is het zo dat betrokkenes niveau van functioneren de beschreven persoonlijkheidsproblematiek versterkt.
Ondanks dat er bij betrokkene sprake is van een gebrekkige (kwetsbare) persoonlijkheidsstructuur, geeft dit geen aanleiding tot (kortdurende) psychotische overschrijdingen onder stress of een aantoonbaar gestoorde agressiehuishouding. Vanuit het onderhavige onderzoek komen geen aanwijzingen naar voren dat betrokkene pathologisch suggestibel (dat wil zeggen beïnvloedbaar) is. Er zijn evenmin aanwijzingen naar voren gekomen voor dissociatieve fenomenen (dat wil zeggen 'black-outs').
Persoonlijkheidsstoornissen kenmerken zich door hun duurzame karakter. Zodoende kan worden verondersteld dat de omschreven gebrekkige ontwikkeling aanwezig was ten tijde van het ten laste gelegde. Ten aanzien van het middelengebruik heeft betrokkene wisselende verklaringen afgelegd. Hoewel er zeker ook sprake is geweest van cannabismisbruik en zelfs mogelijk ook van cannabisafhankelijkheid in de tijd waarin het ten laste gelegde zich afspeelde, is het niet bekend of - en zo ja, in welke mate - betrokkene gedurende de overval onder invloed was van middelen (dat wil zeggen alcohol en/of drugs).
Betrokkene heeft wisselende verklaringen afgelegd over zijn motivatie om mee te doen aan het ten laste gelegde en over zijn rol hierin. Vanuit zijn persoonlijkheidsstoornis, en dan met name vanuit de gebrekkige gewetensontwikkeling passend bij de omschreven antisociale trekken, is wel te beredeneren dat hij een keuze maakt mee te doen aan een gewelddadige beroving. Betrokkene wekt de indruk een weloverwogen besluit te hebben genomen en heeft zich daarbij laten leiden door opportunistische motieven, namelijk geldgebrek. Vanuit het huidige onderzoek zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen dat betrokkene in zijn afwegingen daarbij aantoonbaar is beperkt door zijn zwakbegaafdheid. Zodoende wordt geadviseerd om betrokkene te beschouwen als volledig toerekeningsvatbaar.
Nu onderzoekers geen gronden zien om te komen tot een verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid en dus niet kan worden onderbouwd dat de stoornissen hebben doorgewerkt in het ten laste gelegde, kan vanuit gedragskundig oogpunt geen uitspraak worden gedaan over de kans op herhaling van soortgelijke vergelijkbare delicten.”
Het hof verenigt zich met voormelde conclusies van de deskundigen en legt die mede ten grondslag aan zijn beslissing. Het hof ziet, gelet op de omstandigheid dat de eerder omtrent verdachte opgemaakte deskundigenrapporten bijna twee jaar geleden zijn opgemaakt, alsmede op de omstandigheid dat verdachte aan die rapportages geen medewerking heeft willen verlenen, anders dan de advocaat-generaal, geen aanleiding om de inhoud van bedoelde rapporten bij zijn oordeel te betrekken.
Op grond van het vorenstaande blijkt weliswaar dat bij de verdachte ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit sprake was van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling zijner geestesvermogens, maar ook dat er geen aanwijzingen naar voren zijn gekomen dat verdachte ten tijde van het feit in zijn afwegingen aantoonbaar is beperkt door deze stoornis en gebrekkige ontwikkeling. Evenmin heeft het hof aan de inhoud van genoemd rapport dan wel enig ander processtuk voldoende aanknopingspunten gevonden voor de opvatting dat het juist de vastgestelde ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling zijn, waardoor verdachte een bijzonder gevaar voor de maatschappij oplevert. Met de raadsman is het hof van oordeel dat aldus niet gezegd kan worden dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist, zodat het hof -in weerwil van de eis van de advocaat-generaal- niet zal overgaan tot oplegging van die maatregel.
Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal door middel van geweld en bedreiging met geweld.
De advocaat-generaal heeft in subsidiaire zin bepleit dat aan verdachte een gevangenisstraf zal worden opgelegd voor de duur van 8 jaren.
De raadsman heeft bepleit dat aansluiting moet worden gezocht bij de straffen die aan de mededaders van de verdachte zijn opgelegd, rekening houdend met de justitiële documentatie van verdachte.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft voor wat de op te leggen strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen – grosso modo – vergelijkbaar met het onderhavige geval worden opgelegd.
Naar het oordeel van het hof kan onder de gegeven omstandigheden niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof neemt voorts de volgende omstandigheden in aanmerking.
- de omstandigheid dat slachtoffers van een gewapende roofoverval nog langdurig last kunnen hebben van nadelige psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid, hetgeen ook blijkt uit de als bijlage bij het voegingsformulier gevoegde schriftelijke slachtofferverklaring van mevrouw [aangeefster 1]; de overval is traumatisch geweest en heeft een grote impact gehad op het leven van de slachtoffers;
- de mate waarin het bewezen verklaarde materiële schade teweeg heeft gebracht, namelijk de waarde van de gestolen sieraden;
- het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke onrust die daarvan het gevolg is, in het bijzonder bij de winkeliers in Eindhoven en omgeving;
- de vooraanstaande en gewelddadige rol die verdachte bij de overval heeft vervuld door juwelier [aangever 1] met een mes meermalen te steken;
- de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed heeft teweeg gebracht bij juwelier [aangever 1], namelijk ernstig letsel. Het slachtoffer is geopereerd en heeft twee dagen verbleven op de afdeling intensive care van het ziekenhuis waar hij voor zijn leven heeft moeten vechten. Hij wordt in zijn dagelijks leven nog steeds belemmerd door het letsel en is arbeidsongeschikt geraakt.
Het hof zijn geen omstandigheden gebleken die een mitigerend effect op de strafmaat zouden moeten hebben. De verdachte is blijkens de inhoud van voornoemd rapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum als volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen, terwijl uit het justitieel documentatieregister d.d. 1 februari 2012 valt op te maken dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, onder meer is verdachte op 29 april 2004 onherroepelijk veroordeeld ter zake van vier diefstallen met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen (straatroof/waaronder tasjesroof) tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden.
Gelet op het vorenstaande acht het hof de door de advocaat-generaal (subsidiair) gevorderde straf passend en geboden.
Een lagere straf, zoals door de raadsman is bepleit, doet naar het oordeel van het hof geen recht aan de ernst van het feit en de gewelddadige rol die verdachte in het geheel heeft gehad.
Schadevergoeding [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 8.830,00 en een bedrag van EUR 849,66 terzake van kosten rechtsbijstand gevorderd. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 5.330,00 (bestaande uit een bedrag van EUR 330,00 terzake van materiële schade en een bedrag van EUR 5.000,00 terzake van immateriële schade). De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 330,00 (zijnde de kosten van kleding en schoenen). Verdachte en zijn mededaders zijn tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Daarnaast is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte en zijn mededaders toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade worden begroot op het gevorderde bedrag van EUR 5.000,00.
De kosten voor rechtsbijstand zijn eveneens voor toewijzing vatbaar.
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Schadevergoeding [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 2.635,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 135,00 (zijnde de kosten van kleding). Verdachte en zijn mededaders zijn tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Daarnaast is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte en zijn mededaders toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade worden begroot op het gevorderde bedrag van EUR 2.500,00.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Schadevergoeding [benadeelde partij 3]
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 1.892,38. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot na een bedrag van EUR 1.892,38 (zijnde de kosten van het verplicht eigen risico en de niet ontvangen no-claim bonus). Verdachte en zijn mededaders zijn tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [benadeelde partij 1] (gemachtigde: mr. A.H.P. Swinkels, advocaat te Eindhoven) een bedrag te betalen van EUR 5.330,00 (vijfduizend driehonderddertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 61 (eenenzestig) dagen hechtenis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 november 2009 tot de dag der algehele voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot een bedrag van EUR 5.330,00 (vijfduizend driehonderddertig euro) toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd te betalen een bedrag van EUR 5.330,00 (vijfduizend driehonderddertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 november 2009 tot de dag der algehele voldoening en met dien verstande dat en indien en voor zover een mededader van verdachte aan deze vordering heeft voldaan de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op een bedrag van EUR 849,66.
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [benadeelde partij 2] (gemachtigde: mr A.H.P. Swinkels, advocaat te Eindhoven) aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 2.635,00 (tweeduizend zeshonderdvijfendertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 36 (zesendertig) dagen hechtenis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 november 2009 tot de dag der algehele voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd te betalen een bedrag van EUR 2.635,00 (tweeduizend zeshonderdvijfendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 november 2009 tot de dag der algehele voldoening en met dien verstande dat en indien en voor zover een mededader van verdachte aan deze vordering heeft voldaan de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [benadeelde partij 3] (gemachtigde: mr A.H.P. Swinkels, advocaat te Eindhoven) aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 1.892,38 (duizend achthonderdtweeënnegentig euro en achtendertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 28 (achtentwintig) dagen hechtenis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 november 2009 tot de dag der algehele voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd te betalen een bedrag van EUR 1.892,38 (duizend achthonderdtweeënnegentig euro en achtendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 november 2009 tot de dag der algehele voldoening en met dien verstande dat en indien en voor zover een mededader van verdachte aan deze vordering heeft voldaan de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde partij 3] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. M. Rutgers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 20 maart 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Hilverda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.