ECLI:NL:GHSHE:2012:BV8434

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.089.569
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naleving CAO in het kader van functiewaarderingsprocedure door Ziekenhuis

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van een groep appellanten, werkzaam als radiotherapeutisch laboranten in het Catharina Ziekenhuis te Eindhoven, tegen de definitieve vaststelling van hun functiebeschrijvingen. De appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. S.M.M. Teklenburg, hebben bezwaar gemaakt tegen de voorlopige functiebeschrijvingen die door het ziekenhuis zijn vastgesteld op 3 juli 2008. De bezwaren zijn ingediend bij de Raad van Bestuur van het ziekenhuis, maar de Interne Bezwaren Commissie (IBC) heeft geen inhoudelijk advies uitgebracht, omdat zij de bezwaren als niet met redenen omkleed beschouwde. Het ziekenhuis heeft vervolgens de voorlopige functiebeschrijvingen definitief vastgesteld zonder de bezwaren van de appellanten in behandeling te nemen.

Het hof heeft vastgesteld dat de IBC in strijd heeft gehandeld met de procedurele voorschriften door de bezwaren niet in behandeling te nemen en geen mondelinge behandeling te gelasten. De appellanten hebben voldoende gronden aangevoerd in hun bezwaarschriften, en het ziekenhuis heeft zijn verantwoordelijkheid verzaakt door de IBC's standpunt te accepteren zonder verder onderzoek te doen. Het hof oordeelt dat de appellanten recht hebben op een inhoudelijk advies van de IBC over hun bezwaren. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd, en het ziekenhuis is veroordeeld om het bezwaar van de appellanten opnieuw aan de IBC voor te leggen.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de procedure van functiewaardering en de verplichting van de werkgever om bezwaren van werknemers serieus te nemen en adequaat te behandelen. Het hof heeft de proceskosten van de procedure aan de zijde van de appellanten toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.089.569
arrest van de achtste kamer van 6 maart 2012
in de zaak van
1. [Appellante 1.], wonende te [woonplaats],
2. [Appellante 2.], wonende te [woonplaats],
3. [Appellante 3.], wonende te [woonplaats],
4. [Appellante 4.], wonende te [woonplaats],
5. [Appellante 5.], wonende te [woonplaats],
6. [Appellante 6.], wonende te [woonplaats],
7. [Appellante 7.], wonende te [woonplaats],
8. [Appellante 8.], wonende te [woonplaats],
9. [Appellante 9.], wonende te [woonplaats],
10. [Appellante 10.], wonende te [woonplaats],
11. [Appellante 11.], wonende te [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. S.M.M. Teklenburg,
tegen:
STICHTING CATHARINA-ZIEKENHUIS,
gevestigd te Eindhoven,
geïntimeerde,
advocaat: mr. F.A.M. Knüppe,
op het bij exploot van dagvaarding van 15 juni 2011 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Eindhoven gewezen vonnis van 31 maart 2011 tussen appellanten - [appellante 1.] c.s. - als eisers en geïntimeerde - het Ziekenhuis - als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 701511 rolnr. 10/7291)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven hebben [appellante 1.] c.s. vier grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot toewijzing van hun vorderingen als in eerste aanleg geformuleerd.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft het Ziekenhuis de grieven bestreden.
2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
[appellante 1.] c.s. zijn werkzaam voor het Ziekenhuis in de functie van radiotherapeutisch laborant senior. Op deze arbeidsovereenkomsten is de CAO Ziekenhuizen van toepassing (hierna de CAO). Op 3 juli 2008 zijn door het Ziekenhuis voorlopige functiebeschrijvingen vastgesteld voor de functies radiodiagnostisch laborant medior en senior. Deze functiebeschrijvingen zijn op de werkzaamheden van [appellante 1.] c.s. van toepassing. [appellante 1.] c.s. hebben op 30 juli 2008 bij de Raad van Bestuur van het Ziekenhuis bezwaar op nader aan te voeren gronden ingediend tegen deze voorlopige vaststellingen (voor zover op ieder van hen van toepassing) met het verzoek om een nadere termijn. Nadat het Ziekenhuis de ontvangst van deze bezwaarschriften heeft bevestigd, is aan [appellante 1.] c.s. een termijn voor het indienen van de nadere gronden verleend tot 1 september 2008. Op 22 augustus 2008 hebben [appellante 1.] c.s. de gronden ingediend waarop zij in bezwaar kwamen. Daar zijn bijgevoegd de functiebeschrijvingen met daarop aangegeven de door [appellante 1.] c.s. gewenste aanpassingen. De bezwaarschriften zijn doorgeleid naar de Interne Bezwaren Commissie (hierna IBC) onder gelijktijdige toezending van de betreffende voorlopig vastgestelde functiebeschrijvingen.
Bij brief van 18 september 2008 heeft de voorzitter van de IBC aan [appellante 1.] c.s. verzocht om nadere gegevens, meer in het bijzonder met betrekking tot de door [appellante 1.] c.s. gewenste aanpassingen. Bij brieven van 31 oktober 2008 hebben [appellante 1.] c.s. voor en in beide functiebeschrijvingen en gemarkeerd aangegeven waar de tekst van de voorlopige functiebeschrijvingen, als opgesteld door het Ziekenhuis, gewijzigd dan wel weggelaten diende te worden. Bij brief van 10 november 2008 heeft de voorzitter van de IBC aan de Raad van Bestuur van het Ziekenhuis verzocht om na te gaan of de aan de medewerkers verstrekte versie van de functiebeschrijvingen overeenkomt met de vastgestelde voorlopige functiebeschrijvingen. Bij brief van 13 november 2008 heeft de voorzitter van de Raad van Bestuur aan de IBC laten weten dat de door het Ziekenhuis aan de IBC verstrekte versie van de functiebeschrijvingen overeenkomt met de op 3 juli 2008 aan de medewerkers verstrekte versie.
Bij brief van 1 december 2008 heeft het IBC aan [appellante 1.] c.s. verzocht om de bezwaarschriften onder een aantal nader gestelde eisen opnieuw in te dienen.
Bij brief van 24 december 2008 hebben [appellante 1.] c.s. aan het IBC doen weten daartoe niet te zullen overgaan onder gelijktijdig verzoek de (reeds ingediende) bezwaarschriften in behandeling te nemen en tot planning van de hoorzittingen over te gaan.
Bij brief van 19 januari 2009 heeft de IBC aan de Raad van bestuur doen weten dat, gezien het verschil in lay-out en inhoud tussen de door het Ziekenhuis overgelegde functiebeschrijvingen en die welke door [appellante 1.] c.s. waren overgelegd, de IBC zich niet in staat achtte advies uit te brengen. Voorts dat het uitbrengen van een advies eerst mogelijk was indien het Ziekenhuis had vastgesteld welke functiebeschrijving formeel de juiste is.
Op 10 februari 2009 heeft er een overleg plaatsgevonden tussen [appellante 1.] c.s. in de personen van [appellante 1.], [appellante 2.] en [medewerker CNV] van het CNV enerzijds en mevrouw [medewerker PZ] (personeelszaken) en de heer [manager radiotherapie], manager radiotherapie van het Ziekenhuis anderzijds. In dat overleg is blijkens de brief van [manager radiotherapie] van 10 februari 2009 gericht aan [appellante 1.] c.s. vastgesteld dat er overeenstemming bestond over de op 3 juli 2008 aan de betrokkene medewerkers uitgereikte versie van de voorlopig vastgestelde functiebeschrijvingen radiotherapeutisch laborant medior en senior (RATF 163 en RATF 167).
Bij brief van 24 februari 2009 heeft de voorzitter van de IBC aan mevrouw [medewerker CNV] van CNV Publieke Zaak een telefoongesprek bevestigd van 19 februari 2009, waarbij tussen hen beiden een aantal nadere afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de inhoud van de bezwaarschriften. Voorts is afgesproken dat “het bezwaarschrift zo snel mogelijk zal worden ingediend”.
Bij brief van 9 april 2009 heeft de voorzitter van de IBC bericht dat de IBC geen reactie op bedoeld schrijven heeft ontvangen noch een hernieuwd bezwaarschrift. De commissie heeft het Ziekenhuis geadviseerd het dossier te sluiten.
Bij brief van 22 april 2009 hebben [appellante 1.] c.s. aan de voorzitter van de IBC verzocht om extra tijd om het bezwaarschrift op een andere wijze, conform verzoek, alsnog in te mogen dienen.
Het Ziekenhuis heeft bij brief van 23 april 2009 aan [appellante 1.] c.s. laten weten dat zij van mening was dat [appellante 1.] c.s. voldoende gelegenheid hadden gehad hun hernieuwde bezwaren in te dienen en nu zij daarvan geen gebruik hadden gemaakt, de voorlopige functiebeschrijvingen van radiotherapeutisch laborant medior en radiotherapeutisch laborant senior definitief werden vastgesteld.
Bij brief van 22 december 2009 is door de Raad van bestuur van het Ziekenhuis na een bezwaarprocedure een definitief indelingsbesluit genomen.
4.2.Bij inleidende dagvaarding van 22 juli 2010 hebben [appellante 1.] c.s. het Ziekenhuis in rechte betrokken en (na wijziging van eis) gevorderd te bepalen dat het Ziekenhuis niet de juiste procesgang heeft gehanteerd en dat het Ziekenhuis het bezwaar van [appellante 1.] c.s. alsnog aan de IBC moet voorleggen ter verkrijging van een inhoudelijk advies, met veroordeling van het Ziekenhuis in de kosten van het geding. [appellante 1.] c.s. hebben daartoe, kort samengevat, gesteld dat het Ziekenhuis en de IBC op de hoogte waren van de bezwaren en het feit dat [appellante 1.] c.s. doende waren hun bezwaren te herformuleren en dat het daarom op de weg van het Ziekenhuis als goed werkgever had gelegen te bewerkstelligen dat de IBC de bezwaren in behandeling nam en advies uitbracht. Het Ziekenhuis had in ieder geval aan [appellante 1.] een termijn dienen te geven om alsnog de bezwaarschriften aan te vullen.
4.3.Het Ziekenhuis heeft als verweer, kort samengevat, aangevoerd dat in de door [appellante 1.] c.s. ingediende bezwaarschriften van 22 augustus 2008 tegen de voorlopige functiebeschrijvingen van radiotherapeutisch laborant medior en senior geen gronden zijn aangevoerd, dat [appellante 1.] c.s. herhaaldelijk de gelegenheid is geboden om dat gebrek te herstellen, maar dat zij dat hebben nagelaten en dat daardoor de IBC geen wezenlijke invulling heeft kunnen geven aan haar adviserende rol. Een nieuwe termijn – daar waar deze volgens het reglement 30 dagen bedraagt - lag na zoveel uitstel en gezien de duidelijke afspraak van 19 februari 2009 met mevrouw [medewerker CNV] van het CNV ook niet in de rede. Bovendien heeft dit alles geen belang meer nu [appellante 1.] c.s. zich hebben neergelegd bij het indelingsbesluit gebaseerd op de vastgestelde functiebeschrijving(en).
4.4.Na repliek en dupliek heeft de kantonrechter de vordering van [appellante 1.] c.s. afgewezen. Hij overwoog daartoe, kort samengevat, dat in de brief van 24 februari 2009 van de voorzitter van de IBC aan mevrouw [medewerker CNV] van de CNV telefonische afspraken zijn bevestigd om te komen tot hernieuwde indiening van de bezwaarschriften en dat de daarin opgenomen termijn “zo snel mogelijk” duidelijk genoeg is. De termijn van ruim vijf weken tussen de brief van 24 februari 2009 en 9 april 2009 is niet (meer) als zodanig te beschouwen. Daarom is er geen sprake van slecht werkgeverschap van het Ziekenhuis, toen het de stellingname van de IBC, dat geen inhoudelijk advies zou worden uitgebracht, accepteerde. [appellante 1.] c.s. zijn in de proceskosten veroordeeld. Tegen deze beslissingen komen [appellante 1.] c.s. op.
4.5.De eerste grief ziet erop dat de kantonrechter de gronden voor de vordering onvolledig heeft weergegeven. Hij heeft daarin volgens [appellante 1.] c.s. niet betrokken dat [appellante 1.] c.s. ook hebben gesteld dat het Ziekenhuis niet als goed werkgever heeft gehandeld door te negeren dat de ingediende bezwaarschriften voldeden aan de daaraan te stellen eisen, zodat zij had kunnen en moeten voorkomen dat de IBC de kwestie zonder inhoudelijk advies afdeed. De tweede grief heeft betrekking op het oordeel dat een termijn in de zin van “zo snel mogelijk” als voldoende duidelijk kan worden aangemerkt. Die termijn is niet alleen vaag, maar bovendien had de IBC een finale termijn dienen te stellen (zoals zij ook steeds eerder had gedaan). Nu dat allemaal is nagelaten had het Ziekenhuis de IBC moeten aanzetten tot het alsnog uitbrengen van een advies. De derde grief ziet op de omstandigheid dat overeenkomstig bijlage D bij de CAO Ziekenhuizen 2007-2008 de IBC gehouden is een advies uit te brengen op basis van de ingediende bezwaren. Ondanks het feit dat de IBC feitelijk in staat is geweest om te adviseren (al dan niet na een hoorzitting waarin onduidelijkheden konden worden toegelicht) heeft de IBC dat op onjuiste gronden nagelaten en het Ziekenhuis heeft dat getolereerd.
4.6.De grieven komen er in wezen op neer dat de IBC de voorgeschreven procedure onvoldoende heeft gevolgd, daarbij ten onrechte de bezwaren als zonder grond heeft aangemerkt en voorts ten onrechte heeft afgezien van het uitbrengen van een inhoudelijk advies. Deze situatie is door het Ziekenhuis ten onrechte geaccepteerd en (zo begrijpt het hof) dit heeft geleid tot het eveneens ten onrechte definitief vaststellen van de functiebeschrijvingen door het Ziekenhuis van radiotherapeutisch laborant medior en senior.
4.7.1.De door [appellante 1.] c.s. opgeworpen vragen hebben betrekking op de jegens hen gevolgde procedure met betrekking tot een functiewaardering. Op de hier bedoelde functiewaardering is ingevolge de destijds geldende CAO het Protocol FunctieWaardering Gezondheidszorg van toepassing is (bijlage D bij de betreffende CAO). Dat stuk is door het Ziekenhuis overgelegd als productie 2 bij conclusie van antwoord.
Daarbij is in het kader van een indeling van een nieuwe functie bepaald, meer in het bijzonder in artikel 2.4. dat de werkgever een voorlopig besluit neemt ter vaststelling van de functiebeschrijving van de werknemer en dit besluit schriftelijk voorlegt aan de werknemer. Vervolgens is bepaald:
“2.4. onder 2. Tegen het voorlopig besluit als bedoeld in lid 1 kan de werknemer bezwaar maken bij de werkgever. Het bezwaar dient schriftelijk en met reden omkleed bij de werkgever te worden ingediend binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van het voorlopig besluit.
2.4. onder 3. De werkgever dient binnen een termijn van veertien dagen een verzoek om advies in bij de IBC terzake van het in lid 2 bedoelde bezwaar van de werknemer.
2.4. onder 4. De werkgever neemt een definitief besluit ter vaststelling van de functiebeschrijving en informeert de werknemer schriftelijk hierover binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van het advies van de IBC”.
In voornoemde bijlage D staat tevens opgenomen het Reglement Interne Bezwarencommissie FWG.
Voor zover hier van belang is daarin het volgende bepaald.
“Artikel 3.1. Instelling en Taak.
1. De werkgever stelt een Interne Bezwarencommissie FWG®, hierna te noemen IBC in.
2. De IBC heeft tot taak de werkgever van advies te dienen, indien een werknemer schriftelijk en met redenen omkleed bij de werkgever bezwaar heeft aangetekend tegen – een voorlopig besluit ter vaststelling van de functiebeschrijving van de werknemer (artikel 2.4.)
Artikel 3.3. Werkwijze
1. De IBC bevestigt terstond jegens de werkgever de ontvangst van de adviesaanvraag van de werkgever, het bezwaarschrift van de werknemer en ..Een afschrift van deze bevestiging gaat naar de werknemer.
2. De werkgever, respectievelijk de werknemer overleg op verzoek van de IBC de relevant geachte bescheiden. Deze bescheiden worden tevens aan de wederpartij gezonden.
3. De IBC hoort de werknemer en de werkgever(svertegenwoordiger). De werknemer kan zich tijdens dit gesprek laten bijstaan door een derde. Dit gesprek vindt bij voorkeur plaats in elkaars aanwezigheid.
Artikel 3.4. Advies
(…….)
2. De IBC adviseert de werkgever, indien door de werknemer een bezwaarschrift is ingediend tegen het voorlopige besluit ter vaststelling van de functiebeschrijving(…)
3. Binnen dertig dagen na ontvangst van de adviesaanvrage brengt de IBC schriftelijk een gemotiveerd advies uit aan de werkgever en zendt een afschrift van dit advies aan de werknemer. In het advies worden ook de eventuele minderheidsstandpunten vermeld.”
4.7.2.Het hof stelt voorop dat tussen partijen vaststaat dat naar aanleiding van de door [appellante 1.] c.s. ingediende bezwaarschriften de IBC geen inhoudelijk advies heeft gegeven over de voorliggende voorlopig vastgestelde functiebeschrijvingen radiotherapeutisch laborant medior en senior. Het ziekenhuis heeft daarbij het standpunt ingenomen dat de door [appellante 1.] c.s. ingediende bezwaarschriften tegen deze voorlopige vaststelling moeten worden beschouwd als ingediend zonder met redenen te zijn omkleed, zodat de IBC geen inhoudelijk advies aan het Ziekenhuis als werkgever behoefde uit te brengen.
Zoals het hof onder de feiten heeft vastgesteld hebben [appellante 1.] c.s. op 30 juli 2008 bij de Raad van Bestuur van het Ziekenhuis een bezwaarschrift op nader aan te voeren gronden ingediend tegen vorenbedoelde voorlopige vaststelling van de functiebeschrijvingen van radiotherapeutisch laborant medior en senior. Bij brief van 22 augustus 2008 hebben [appellante 1.] c.s. aan diezelfde Raad van Bestuur onder meer het volgende bericht:
“Onderstaand treft u de gronden waarop het bezwaarschrift berust aan.
De functiebeschrijving zoals opgesteld door de werkgever doet geen recht aan de complexe en zeer verantwoordelijke functie van radiotherapeutisch laborant senior. Daarnaast is deze beschrijving opgesteld voor de gehele groep radiotherapeutisch laborant senior met zeer diverse werkzaamheden en zijn deze vele activiteiten/werkzaamheden die door de medewerkers worden verricht niet in de beschrijving opgenomen. Hierdoor wordt voorbijgegaan aan de voorschriften van het FWG-systeem, immers het systeem schrijft voor dat indeling plaats vindt op basis van een actuele functiebeschrijving.
Bijgaand doe ik u ter verduidelijking de functiebeschrijving met daarop aangegeven de gewenste aanpassingen toekomen.
Gaarne ben ik bereid deze wijzigingen, aanvullingen en verwijderingen uit de beschrijving in een hoorzitting toe te lichten, ik laat mij daarbij vertegenwoordigen door Mw. [appellante 2.] en Mw. [appellante 1.]”.
In reactie op deze brief, die door de Raad van Bestuur is doorgezonden aan de IBC, heeft de voorzitter van de IBC, de heer [voorzitter], bij brief van 18 september 2008 aan mevrouw [appellante 2.] onder meer het volgende bericht:
“Recent heeft u de bevestiging van ontvangst van uw bezwaar tegen de functiebeschrijving RATF 163 of RATF 167 (radiotherapeutisch laborant medior c.q. radiotherapeutisch laborant senior) ontvangen.
De commissie heeft ter voorbereiding op de zitting de door u ingediende stukken gelezen.(….)
Verder constateert de commissie dat de ingediende bezwaren niet zijn gebaseerd op de door uw leidinggevende voorlopig vastgestelde functiebeschrijving. De door u bijgevoegde functiebeschrijving verschilt in lay-out en inhoud.
Graag ontvangt de commissie van u één brief per functie waarin het bezwaar wordt toegelicht. De brief dient ondertekend te zijn door alle medewerkers die bezwaar maken tegen de betreffende functiebeschrijving. Aangehecht kan een exemplaar van de betreffende functiebeschrijving met de door u gewenste aanpassingen worden meegezonden. De tekst die u voorstelt toe te voegen of weg te laten moet duidelijk gekenmerkt zijn (vet gedrukt c.q. doorgestreept)”.
Hierop is op 31 oktober 2008 een tweetal brieven (betrekking hebbend op de functiebeschrijvingen RATF 163 en RATF 167) van de zijde van [appellante 1.] c.s. gericht aan de IBC met onder meer de volgende bewoordingen:
“In de bijgaande beschrijving is aangegeven waar de tekst, opgesteld door de werkgever, ons inziens gewijzigd dient te worden dan wel dient te worden weggelaten”.
Voorts is dezelfde passage gebezigd ten aanzien van de gronden van het bezwaar als hiervoor reeds aangehaald uit de brief van 22 augustus 2008.
4.7.3.Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of dit samenstel van stukken als ingebracht door [appellante 1.] c.s. is aan te merken als een met redenen omkleed bezwaarschrift. Die vraag dient naar zijn oordeel volmondig met ja te worden beantwoord.
Allereerst kan worden vastgesteld dat in het hiervoor genoemde Protocol Functiewaardering geen aanwijzingen te vinden zijn op welke wijze de schriftelijke bezwaarschriften dienen te zijn ingericht. Uitsluitend dat de bezwaarschriften de gronden dienen te omvatten. Met het aangeven van de gronden als hiervoor verwoord (en door [appellante 1.] c.s. ook zo aangeduid) is reeds daarmee voldaan aan dat vereiste. Daarnaast blijkt uit de tot tweemaal toe door [appellante 1.] c.s. bijgevoegde functiebeschrijvingen, met daarin aangegeven en gemarkeerd een groot aantal gewenste aanpassingen, in voldoende mate welke veranderingen zij in de voorlopig vastgestelde functiebeschrijvingen voorstonden. De IBC beschikte bovendien over de oorspronkelijke teksten van die functiebeschrijvingen, zodat een eenvoudige vergelijking van die beide teksten inzicht verschafte in de verschillen die bestonden tussen de voorlopig vastgestelde functiebeschrijvingen en de functiebeschrijving zoals die werden voorgestaan door [appellante 1.] c.s. Dis is bovendien nog door [appellante 1.] c.s. uitgelegd in de brief van 24 december 2008, laatste zin eerste alinea.
Met gronden worden immers redenen bedoeld die de indiener van het bezwaar heeft om het besluit vernietigd, herroepen of gewijzigd te krijgen. Daarbij volstaat zelfs een summiere aanduiding van de gronden. In dit geval zijn die algemeen geformuleerde gronden bovendien toegelicht met de door [appellante 1.] c.s. voorgestelde wijzigingen in die functiebeschrijvingen. Alle andere nadien door de IBC voorgestelde aanpassingen in die bezwaarschriften, welke er mogelijk op gericht waren een mondelinge behandeling van de bezwaren te vergemakkelijken, maken dat niet anders. Een grond om aan te nemen dat de door [appellante 1.] c.s. bekritiseerde voorlopig vastgestelde functiebeschrijvingen anders luidden dan die welke feitelijk door het Ziekenhuis waren vastgesteld, zodat daarmee onduidelijk was of de bezwaren wel gericht waren tegen die door het Ziekenhuis voorlopig vastgestelde functieomschrijvingen, heeft het hof in de overgelegde stukken ook niet kunnen ontdekken. Dat in sommige door [appellante 1.] c.s. als aan te passen of te wijzigen voorgestelde passages een ietwat andere grammaticale constructie is gekozen om het geheel beter leesbaar te maken, doet daaraan niet af. Door de bezwaren niet in behandeling te nemen en bovendien geen mondelinge behandeling te gelasten heeft de IBC in strijd gehandeld met de in het Protocol voorgeschreven gedragslijn. De door het Ziekenhuis ingenomen stelling dat de IBC onder de gegeven omstandigheden (redelijkerwijs) geen advies kon uitbrengen, is in het licht van de op dat moment door [appellante 1.] c.s. wél ingebrachte stukken niet aannemelijk.
4.7.4.Daar zou nog tegen ingebracht kunnen worden dat [appellante 1.] c.s. zich door een nadere afspraak gebonden hebben aan een bepaalde wijze van het inrichten van hun bezwaarschriften, doordat zij bij monde van mevrouw [medewerker CNV] van de CNV Publieke Zaak aan de voorzitter van de IBC op 19 februari 2009 hebben toegezegd om op korte termijn nieuwe bezwaarschriften in te dienen. Dat argument snijdt echter geen hout. De reeds ingediende bezwaarschriften voldeden aan de daaraan volgens het Protocol te stellen normen en dat wordt niet anders indien toezeggingen worden gedaan, die mogelijk kunnen leiden tot een verduidelijking van de reeds eerder aangevoerde bezwaren. Van een verzuim in de reeds aangevoerde stukken, dat hersteld diende te worden was immers geen sprake (meer). Als verzuim heeft uiteraard niet te gelden dat het bezwaar en de daartoe aangevoerde gronden niet worden aangeleverd in een door de IBC gewenste vorm. Door die toezegging niet na te komen, althans, gezien ook de aard van de procedure en de daarbij gehanteerde termijnen, veel te lang te wachten om de (“hernieuwde”) bezwaren in de door de IBC gewenste vorm aan te leveren, hebben [appellante 1.] c.s. weinig zorgvuldig gehandeld jegens de IBC en hebben zij zichzelf bovendien de kans ontnomen om die bezwaren op dat moment (nog eens) zo duidelijk mogelijk uiteen te zetten. Maar dat alles kan (uiteraard) niet leiden tot de mogelijk (immers duidelijk is dat niet geworden) door de IBC getrokken conclusie dat die bezwaren niet meer geacht kunnen worden te bestaan dan wel dat de bezwaren als niet-ontvankelijk moeten worden beschouwd dan wel als een soort obscuur libel dienen te worden aangemerkt. Van een dergelijke commissie mag enige professionele distantie worden verwacht ten aanzien van de wijze waarop bezwaren worden ingediend, te meer nu voldoende duidelijk is dat de bezwaarmakers - die niet juridisch geschoold zijn - kennelijk zelf de betreffende stukken hebben vervaardigd. Het is voorts niet duidelijk geworden (en het Ziekenhuis heeft dat ook niet duidelijk gemaakt) op welke gronden de IBC heeft afgezien van een in het Protocol voorgeschreven mondelinge behandeling, welke gelegenheid bij uitstek dient om desgewenst meer duidelijkheid te verkrijgen over de specifieke bezwaren van [appellante 1.] c.s. tegen de voorlopig vastgestelde functiebeschrijvingen van de radiotherapeutisch laborant medior en senior.
4.7.5.De volgende vraag die zich aandient is dan of het Ziekenhuis gegeven deze situatie zonder meer heeft kunnen besluiten om de voorlopige vaststelling van de functiebeschrijvingen om te zetten in een definitieve, zonder bij de IBC aan te dringen op een andere aanpak, bijvoorbeeld door alsnog om een inhoudelijk advies te verzoeken. Door zich in woord en daad feitelijk achter het standpunt van de IBC te scharen heeft het Ziekenhuis haar verantwoordelijkheid voor de naleving van de voorschriften in de bezwaarschriftenprocedure, als in de CAO bepaald, miskend.
Daar komt nog bij dat gezien de beperkte taak van de IBC, die gericht is op niet bindende advisering aan het Ziekenhuis in dit soort kwesties, het Ziekenhuis, als bevoegd orgaan, een eigen verantwoordelijkheid heeft bij het nemen van haar besluit tot het definitief vaststellen van de functiebeschrijvingen. Door kennelijk het standpunt in te nemen dat er geen (ontvankelijke) bezwaren waren ingediend (immers volgens het Ziekenhuis “zonder redenen”) tegen de voorlopige functiebeschrijvingen dan wel door deze bezwaren ongemotiveerd terzijde te laten en over te gaan tot definitieve vaststelling van de functiebeschrijvingen, heeft het Ziekenhuis niet zorgvuldig jegens [appellante 1.] c.s. gehandeld.
4.7.6.Het Ziekenhuis heeft nog betoogd dat [appellante 1.] c.s. geen belang meer hebben bij een verklaring voor recht, omdat zij “letterlijk en onomwonden” zich bij de functiebeschrijvingen hebben neergelegd (punt 4.2. onder e. cva). Dat argument gaat naar het oordeel van het hof niet op. Niet onbegrijpelijk is dat [appellante 1.] c.s. in het kader van hun bezwaar tegen de indeling van hun functie als uitgangspunt hebben gekozen dat er een (definitief) vaststellingsbesluit lag. Bezwaren tegen de functiebeschrijving kunnen immers bij een eventueel bezwaar tegen de indeling (gezien ook het systeem van functiewaardering) niet meer aan bod komen. Dat zij anderszins hun bezwaren tegen de gang van zaken in de procedure tot vaststelling van de functiebeschrijving zouden hebben laten varen is niet gebleken. Dat dit niet het geval is, valt in ieder geval af te leiden uit een brief van 11 november 2009 als aanvullend bezwaar ingediend op de op 23 april 2009 vastgestelde functiebeschrijving (productie 23 bij inleidende dagvaarding).
4.8.De slotsom dient te zijn dat de grieven slagen en dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kan blijven. De gevorderde verklaring voor recht strekt ertoe dat vastgesteld wordt dat het Ziekenhuis niet de juiste procesgang heeft gehanteerd en dat het Ziekenhuis het bezwaar van [appellante 1.] c.s. alsnog aan de IBC moet voorleggen ter verkrijging van een inhoudelijk advies. Die vordering leent zich voor toewijzing met uitzondering van de tevens verzochte uitvoerbaarheid bij voorraad, nu de aard van de vordering zich tegen dat laatste verzet.
Ten overvloede overweegt het hof daarbij het volgende. Uit de stukken is duidelijk geworden dat [appellante 1.] c.s. alsnog een aanvulling op de door hen ingediende bezwaren in het kader van de vaststelling van de functiebeschrijving(en) hebben gegeven. Waar het Ziekenhuis gehouden is op grond van de af te geven verklaring voor recht alsnog aan de IBC om een inhoudelijk advies (in deze) te verzoeken, dienen in het kader van de bestuurlijke heroverweging- waarbij heeft te gelden dat geadviseerd (en beslist) wordt ex nunc - ook deze aanvullingen (productie 23 bij inleidende dagvaarding) te worden meegewogen.
4.9.Het ziekenhuis zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep,
en doet opnieuw recht:
verklaart voor recht dat het Ziekenhuis niet de juiste procesgang heeft gehanteerd en bepaalt dat het Ziekenhuis het bezwaar van [appellante 1.] c.s. alsnog aan de IBC moet voorleggen ter verkrijging van een advies;
veroordeelt het Ziekenhuis in de kosten van de procedure gevallen aan de zijde van [appellante 1.] c.s. en vastgesteld op € 87,93 aan dagvaardingskosten, € 111,- aan griffierechten en
€ 500,- aan salaris gemachtigde voor de eerste aanleg, en € 90,81 aan dagvaardingskosten,
€ 284,- aan griffierechten en € 894,- aan salaris advocaat voor het hoger beroep;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of ander gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.M. Aarts, C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden en A.P. Zweers-van Vollenhoven en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 maart 2012.