Sector strafrecht
Parketnummer : 20-003652-11
Uitspraak: 22 februari 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Middelburg van 22 september 2011 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 12-715581-10 en 12-705098-11 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1986],
verblijvende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Subsidiair heeft de advocaat-generaal verzocht de zaak aan te houden ( het hof begrijpt: het onderzoek te heropenen) om de intake bij de Van der Hoeven kliniek af te wachten en te vernemen of verdachte daar kan worden opgenomen en behandeld.
De verdediging heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring en het beslag gerefereerd aan het oordeel van het hof en voorts ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. De verdediging heeft daarbij bepleit af te zien van de door de rechtbank opgelegde maatregel van ter beschikking stelling met verpleging van overheidswege. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de zaak aan te houden (het hof begrijpt: het onderzoek te heropenen) indien het hof meer informatie wenst over de mogelijkheid van een opname in de Van der Hoeven kliniek.
Het beroepen vonnis wordt vernietigd omdat het hof - naast een andere bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 12-715581-10 onder 2 ten laste gelegde - niet komt tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling.
Aan de verdachte is onder parketnummer 12-715581-10 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 december 2010, in de gemeente Goes, [slachtoffer 1] (tijdens diens werkzaamheden als psychiater bij het Centrum voor geestelijke gezondheidszorg "EMERGIS") heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je kapot, ik maak je af" en/of "Ik zal dat mannetje eens gaan steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 9 december 2010, in de gemeente Goes, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] (tijdens diens werkzaamheden als psychiater bij het Centrum voor geestelijke gezondheidszorg "EMERGIS") in het gezicht en/of tegen het bovenlichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 9 december 2010, in de gemeente Goes, opzettelijk en wederrechtelijk een bril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 21 oktober 2010, in de gemeente Goes, [slachtoffer 2] (tijdens diens werkzaamheden als teamcoach bij het Centrum voor geestelijke gezondheidszorg "EMERGIS") heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "dan moet ik toch iemand mollen" en/of "als er iemand op mijn kamer komt dan vallen er slachtoffers", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Aan de verdachte is onder parketnummer 12-705098-11 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 november 2010 te Kloetinge, gemeente Goes, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,7 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 13 november 2010 te Kloetinge, gemeente Goes, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 124,6 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd, en/of ongeveer 10,9 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hasjiesj en/of hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- onder parketnummer 12-715581-10:
1.
hij op 8 december 2010, in de gemeente Goes, [slachtoffer 1] (tijdens diens werkzaamheden als psychiater bij het Centrum voor geestelijke gezondheidszorg "EMERGIS") heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je kapot, ik maak je af" en "Ik zal dat mannetje eens gaan steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op 9 december 2010, in de gemeente Goes, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] (tijdens diens werkzaamheden als psychiater bij het Centrum voor geestelijke gezondheidszorg "EMERGIS") in het gezicht en tegen het bovenlichaam heeft gestompt, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 9 december 2010, in de gemeente Goes, opzettelijk en wederrechtelijk een bril, toebehorende aan [slachtoffer 1], heeft vernield;
4.
hij op 21 oktober 2010, in de gemeente Goes, [slachtoffer 2] (tijdens diens werkzaamheden als teamcoach bij het Centrum voor geestelijke gezondheidszorg "EMERGIS") heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "dan moet ik toch iemand mollen" en "als er iemand op mijn kamer komt dan vallen er slachtoffers".
- onder parketnummer 12-705098-11:
1.
hij op 13 november 2010 te Kloetinge, gemeente Goes, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,7 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 13 november 2010 te Kloetinge, gemeente Goes, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 124,6 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd, en ongeveer 10,9 gram hennep, zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 12-715581-10 bewezen verklaarde levert op:
1.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
3.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
4.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het in de zaak met parketnummer 12-705098-11 bewezen verklaarde levert op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
I.V.J. van der Drift, psychiater in opleiding, onder supervisie van N.A. Kingsale, psychiater, hebben een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van de verdachte, hetgeen heeft geresulteerd in een Pro Justitia rapportage d.d. 4 april 2011.
Drs. I.J.G.P. Neissen, gz-psycholoog, heeft eveneens een dergelijk onderzoek ingesteld, hetgeen heeft geresulteerd in een Pro Justitia rapportage d.d. 8 april 2011.
Neissen heeft gerapporteerd dat er bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin dat er sprake is van schizofrenie van het gedesorganiseerde type, middelenafhankelijkheid en antisociale trekken (pag. 14).
Van der Drift en Kingsale hebben in gelijke zin gerapporteerd: de verdachte lijdt aan schizofrenie (gedesorganiseerd type), er is sprake van afhankelijkheid van multiple middelen en er zijn aanwijzingen voor antisociale persoonlijkheidstrekken (pag. 14).
De gedragdeskundigen hebben eensluidend geoordeeld dat de door hen gediagnosticeerde ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bij de verdachte aanwezig was/waren ten tijde van het ten laste gelegde en dat die stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde in ernstige mate heeft/hebben beïnvloed, zodanig dat het ten laste gelegde mede daaruit verklaard kan worden.
Neissen heeft dat als volgt toegelicht: “Duidelijk is dat er bij betrokkene sprake is van steeds terugkerende psychotische belevingen. Dit was tevens het geval, zoals blijkt uit het medisch (dag)dossier van de ggz-instelling, ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Betrokkene reageerde boos op opdrachten (zachter zetten van de radio) en vragen van het personeel. Het is zeer aannemelijk dat betrokkene vanuit zijn verstoorde oordeelsvorming en achterdocht, voortkomend uit zijn psychotische belevingen (al dan niet toegenomen door drugsgebruik en het weigeren van medicatie) en antisociale trekken, impulsief en agressief heeft gereageerd, hetgeen, indien bewezen, geleid heeft tot de ten laste gelegde feiten.”
Van der Drift en Kingsale hebben hun oordeel over het verband tussen hun diagnose en het ten laste gelegde als volgt toegelicht: “Door herhaaldelijke medicatieontrouw en herhaaldelijk drugsgebruik zijn de psychotische belevingen toegenomen, tezamen met zijn antisociale persoonlijkheidstrekken en het verminderde oordeelsvermogen heeft dit geleid tot het ten laste gelegde.”
Op grond van hun bevindingen komen de gedragdeskundigen tot het eensluidende oordeel dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is te achten voor het ten laste gelegde.
Het hof volgt Neissen, Van der Drift en Kingsale in hun hiervoor weergegeven overwegingen en conclusies en legt die ten grondslag aan zijn beslissing.
Hoewel de hiervoor genoemde rapportages slechts zijn uitgebracht ten aanzien van de vier ten laste gelegde feiten onder parketnummer 12-715581-10, acht het hof de conclusies van de gedragsdeskundigen ook valide voor de ten laste gelegde feiten onder parketnummer 12-705098-11, aangezien alle ten laste gelegde feiten in dezelfde periode zijn gepleegd.
Op grond van het voorgaande is het hof - met de advocaat-generaal en de verdediging - van oordeel dat het bewezen verklaarde de verdachte wegens een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens niet kan worden toegerekend. De verdachte is daarom op grond van het bepaalde in artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht niet strafbaar, zodat hij van alle rechtsvervolging dient te worden ontslagen.
Anders dan de rechtbank heeft gedaan en de advocaat-generaal heeft gevorderd, komt het hof daarbij niet tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling. Daarbij heeft het hof gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof stelt daarbij ten eerste voorop dat een terbeschikkingstelling, al dan niet met verpleging van overheidswege, gelet op het bepaalde in artikel 37a, eerste lid, onder 1º, van het Wetboek van Strafrecht, slechts kan worden opgelegd ter zake de twee bewezen verklaarde bedreigingen. Terbeschikkingstelling kan niet worden bevolen ter zake de bewezen verklaarde mishandeling, vernieling of drugsdelicten, reeds omdat op die feiten naar de wettelijke omschrijving niet een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en die feiten evenmin behoren tot één van de nader in artikel 37a, eerste lid, onder 1º, genoemde misdrijven.
Het hof stelt daarbij als tweede voorop dat het bij zijn beslissing om geen terbeschikkingstelling op te leggen geen acht heeft geslagen op de door de advocaat-generaal in het geding gebrachte aangifte van [naam], verpleegkundige/ervaringsdeskundige bij Emergis, ter zake een geweldsincident waaraan de verdachte zich op 17 november 2010 schuldig zou hebben gemaakt. Het hof betrekt dit incident, in de aangifte omschreven als eenvoudige mishandeling, niet bij zijn oordeel, reeds omdat dit feit in deze zaak niet is ten laste gelegd en door het hof ook feitelijk niet is onderzocht.
Het hof volgt de hierboven genoemde gedragdeskundigen voor zover zij in hun rapportages hebben vastgesteld dat bij de verdachte tijdens de bewezen verklaarde bedreigingen sprake was van een gebrekkige en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Het hof stelt vast dat de beide bewezen verklaarde bedreigingen - waarvoor de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging is toegelaten - beperkt zijn gebleven tot verbale uitlatingen. Van dreiging met een wapen of een andere vorm van fysieke agressie was op dat moment geen sprake. Deze feiten waren bovendien situationeel bepaald, in die zin dat zij binnen de kaders van de verpleging en verzorging van verdachte werden gepleegd tegen een psychiater en een teamcoach van de instelling waarin de verdachte verbleef.
Zonder afbreuk te willen doen aan de ernst van deze bedreigingen - de slachtoffers werden in hun werkomgeving geconfronteerd met een ernstige vorm van verbale agressie, hetgeen bij hen zal hebben ingegrepen - is het hof van oordeel dat deze bewezen verklaarde feiten, nu het ging om twee verbale en situationeel bepaalde bedreigingen, het ultimum remedium van een maatregel van terbeschikkingstelling niet rechtvaardigt.
Het hof hecht er aan op te merken dat het tijdens de beraadslaging ambtshalve heeft stilgestaan bij de vraag of er aanleiding is om de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, zoals bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Stafrecht, op te leggen. Het hof heeft die vraag negatief beantwoord aangezien de verdachte reeds langere tijd krachtens een civiele rechterlijke machtiging in een dergelijke instelling verblijft, welke machtiging naar verwachting nog geruime tijd van kracht zal blijven.
Gelet op het voorgaande zal het hof - behoudens na te melden maatregel ten aanzien van het beslag - anders dan de rechtbank volstaan met een ontslag van alle rechtsvervolging.
De subsidiaire verzoeken van de advocaat-generaal en de verdediging om - kort gezegd - het onderzoek te heropenen in afwachting van de intake van de verdachte bij de Van der Hoevenkliniek behoeven derhalve geen bespreking.
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven verdovende middelen, met betrekking tot welke het in de zaak met parketnummer 12-705098-11 onder 1 en 2 bewezen verklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Het hof overweegt in dit verband dat bij dit arrest, niettegenstaande het ontslag van alle rechtsvervolging, ten aanzien van elk van deze voorwerpen wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan, te weten het (opzettelijk) aanwezig hebben van die middelen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 36b, 36c, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 12-715581-10 onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 12-705098-11 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart de verdachte niet strafbaar ter zake van het in de zaak met parketnummer 12-715581-10 onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 12-705098-11 onder 1 en 2 bewezen verklaarde en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 124,60 gram hasjiesj (voorwerpnr. 130132);
- 2 zakjes met hennep (10,9 gram, voorwerpnr. 130133);
- 1,30 gram speed (voorwerpnr. 130134).
Aldus gewezen door
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. J.W. de Ruijter en mr. R.R. Everaars-Katerberg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Glabbeek, griffier,
en op 22 februari 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.