Parketnummer : 20-002129-11
Uitspraak : 28 februari 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 3 mei 2011 in de strafzaak met parketnummer 01-810017-09 tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
thans gedetineerd in P.I. Zuid-West, Huis van Bewaring De Torentijd te Middelburg.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1. en 2. is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft op 27 december 2011 een tussenarrest gewezen waarin het onderzoek werd heropend teneinde het NFI een aanvullend deskundigenrapport te doen opmaken.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis, voor zover onderworpen aan het oordeel van het hof, zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, verdachte terzake van het onder 1. en 2. ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het hof de vordering van [benadeelde partij 1] zal toewijzen tot een bedrag van EUR 2.759,52 en de vordering van [benadeelde partij 2] tot een bedrag van EUR 2.575,00, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de in beslag genomen kledingstukken heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze verbeurd zal verklaren.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte van beide ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Het ter terechtzitting van het hof van 13 december 2011 gevoerde verweer inhoudende dat op basis van de zich in het dossier bevindende stukken niet met zekerheid kan worden gesteld dat het zich onder het DNA-profielcluster 10612 bevindende referentiemateriaal daadwerkelijk toebehoort aan de verdachte, heeft de verdediging ter terechtzitting van het hof van 14 februari 2012 ingetrokken. Subsidiair, in het geval het hof toch tot een veroordeling mocht komen, heeft de verdediging betoogd dat het hof een lagere gevangenisstraf dan de rechtbank zal opleggen. Ten aanzien van de vorderingen van benadeelde partijen heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat het hof de benadeelde partijen in de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren en subsidiair dat het hof geen hoger bedrag zal toewijzen dan de rechtbank.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 februari 2009 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] gedwongen te dulden dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) de telefoon van die [slachtoffer 1] heeft afgepakt en/of die [slachtoffer 1] (op die manier) in een steegje heeft gelokt en/of (vervolgens) naar de grond heeft gebracht/gegooid en/of aan de armen getrokken en/of de benen van die [slachtoffer 1] uit elkaar heeft geduwd en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
hij op of omstreeks 31 oktober 2008 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [slachtoffer 2] gedwongen te dulden dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) een mes ter hand heeft genomen en/of gehouden en/of (vervolgens) dat mes in de richting van de keel van die [slachtoffer 2] heeft gehouden/gebracht en/of (daarbij/vervolgens) de woorden heeft toegevoegd: "meekomen en bek houden" en/of "laat die natte kut van je zien" en/of "als je het niet doet steek ik je lek", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. en 2. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij op 22 februari 2009 te 's-Hertogenbosch door geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte die [slachtoffer 1] gedwongen te dulden dat verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] duwde/bracht, en bestaande dat geweld hierin dat verdachte die [slachtoffer 1] naar de grond heeft gebracht/gegooid en aan de armen heeft getrokken en de benen van die [slachtoffer 1] uit elkaar heeft geduwd;
hij op of omstreeks 31 oktober 2008 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander, door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte en zijn mededader die [slachtoffer 2] gedwongen te dulden dat verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] duwde/bracht, en bestaande die bedreiging met geweld hierin dat verdachte en/of zijn mededader een mes ter hand heeft genomen en gehouden en dat mes in de richting van de keel van die [slachtoffer 2] heeft gehouden/gebracht en (daarbij/vervolgens) de woorden heeft toegevoegd: "meekomen en bek houden" en "laat die natte kut van je zien" en "als je het niet doet steek ik je lek", en (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Met betrekking tot het tweede ten laste gelegde feit is door de verdediging naar voren gebracht dat door de rechtbank ten onrecht het medeplegen van dit delict is bewezen verklaard.
Het hof overweegt met betrekking tot het feit onder 2. dat op grond van de verklaring van aangeefster
- wier betrouwbaarheid voor het hof vast staat - naar voren is gekomen dat een tweede persoon, een Antilliaanse man, aanwezig is geweest bij de verkrachting. Hij heeft zich niet gedistantieerd van de verkrachting, maar heeft, aldus aangeefster, haar als eerste bedreigd en is haar blijven bedreigen met een mes toen de verkrachting plaatsvond. Deze omstandigheid brengt naar het oordeel van het hof met zich mee dat er zodanig sprake is geweest van samenwerking tussen beide personen dat gesproken kan worden van het medeplegen van het delict. Dat de tweede dader geen gemeenschap met aangeefster heeft gehad, doet daaraan niet af.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1. bewezen verklaarde levert op:
Het onder 2. bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van verkrachting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat het hier gaat om twee brute verkrachtingen, gepleegd in de late avond in het publieke domein, waarbij voor verdachte volstrekt onbekende vrouwen door hem onverhoeds op straat werden overvallen en werden gedwongen tot seksuele gemeenschap;
- de omstandigheid dat het onder 2. bewezen verklaarde feit in vereniging is begaan, waarbij de mededader het slachtoffer met een mes heeft bedreigd teneinde de verkrachting door verdachte af te dwingen;
- de ernstige mate waarin door de bewezen verklaarde feiten de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers is geschon¬den en de omstandigheid dat –zoals algemeen bekend is- slachtoffers van derge¬lijke delicten daar¬van nog langdurig nadelige, psychische gevolgen (kunnen) ondervinden;
- de omstandigheid dat dergelijke feiten tot grote verontwaardiging en onrust in de maatschappij leiden;
- de omstandigheid dat de ver¬dachte zich kennelijk geen enkele rekenschap heeft gegeven van voormelde belangen en zich kennelijk slechts heeft bekommerd om de bevrediging van zijn eigen lustgevoe¬lens.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 16 maart 2011, waaruit blijkt dat hij veelvuldig eerder is veroordeeld, onder meer tezake van gewelddadige delicten en vermogenscriminaliteit, doch niet ter zake van een zedendelict;
- de inhoud van het hem betreffend psychiatrisch rapport, d.d. 21 oktober 2009, opgemaakt door dr. E.D.M. Masthoff, psychiater;
- de inhoud van het hem betreffend psychologisch rapport d.d. 12 oktober 2009, opgemaakt door C. Clarijs, klinisch psycholoog;
- de inhoud van het hem betreffend rapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, d.d. 3 september 2009, opgemaakt door J.L.M. Dinjens, justitieel forensisch psychiater;
- de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtlijn voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van verkrachting.
Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf bij één verkrachting een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Aangezien het hof twee verkrachtingen heeft bewezen verklaard, dient derhalve te worden uitgegaan van een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden.
Gelet op het onverhoedse karakter van de bewezen verklaarde feiten, alsmede op de omstandigheid dat in het onder 2. bewezen verklaarde geval gaat om een verkrachting in vereniging, waarbij de mededader van verdachte op gewelddadige wijze een mes in de richting van de keel van het slachtoffer heeft gehouden teneinde haar te dwingen tot seksuele gemeenschap met de verdachte, ligt verhoging van de overwogen straf in de rede.
Het hof zal daarom de door de advocaat-generaal gevorderde straf opleggen.
Maatregelen ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [slachtoffer 1] als gevolg van het onder 1. bewezen verklaarde feit schade heeft geleden.
Het hof stelt de materiële schade vast op een bedrag van EUR 259,52.
Uit het onderzoek is voorts gebleken dat het slachtoffer immateriële schade heeft geleden, die het hof naar billijkheid begroot op een bedrag van EUR 2.500,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van
EUR 2.759,52 te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts gebleken dat [slachtoffer 2] als gevolg van het onder 1. bewezen verklaarde feit schade heeft geleden.
Het hof stelt de materiële schade vast op een bedrag van EUR 75,00.
Uit het onderzoek is voorts gebleken dat het slachtoffer immateriële schade heeft geleden, die het hof naar billijkheid begroot op een bedrag van EUR 2.500,00.
Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van
EUR 2.575,00 te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Het hof zal bepalen dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 2.759,52. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep geheel toegewezen.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij haar in eerste aanleg gedane vordering. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering geheel toewijsbaar is.
Het hof zal daarbij bepalen dat indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 3.575,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 2.575,00.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij vergoeding van hetgeen haar in eerste aanleg is toegewezen. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] als gevolg van verdachtes onder 2. bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof zal daarbij bepalen dat indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Het hof zal voorts bepalen dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Na te noemen in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan [slachtoffer 2], zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende dient te worden aangemerkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 47, 57, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1. en 2. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. en 2. bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] terzake van het onder 1. bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 2.759,52 (tweeduizend zevenhonderdnegenenvijftig euro en tweeënvijftig cent) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van EUR 2.759,52 (tweeduizend zevenhonderdnegenenvijftig euro en tweeënvijftig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 37 (zevenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt voorts dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] terzake van het onder 2. bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 2.575,00 (tweeduizend vijfhonderdvijfenzeventig euro) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], te betalen een bedrag van EUR 2.575,00 (tweeduizend vijfhonderdvijfenzeventig euro) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Gelast de teruggave aan [slachtoffer 2] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een broek, kleur blauw, merkloos, goednummer 6152;
- een stuk ondergoed, kleur roze, goednummer 6154.
Aldus gewezen door
mr. M. Rutgers, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. A.M.G. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 28 februari 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.