4.6.3. Niet gesteld of gebleken is dat zich voor januari 2004 incidenten of problemen in de verhouding tussen partijen hebben voorgedaan. Vanaf aanvang dienstverband heeft [appellant] een ontwikkeling doorgemaakt van functies in assemblage (1977) en verpakkingswerk tot controleur/inpakker (1989), meewerkend voorman (1993) en daarna tot machinevoerder. Mede op grond van de als productie 5 bij conclusie van antwoord door Intos in het geding gebrachte voortgangsrapportage, voor zover door [appellant] niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, gaat het hof ten aanzien van de periode van 2004 tot aan de opzegging van de arbeidsovereenkomst uit van de navolgende gebeurtenissen, welke, in samenhang bezien, voor de beoordeling van de gestelde kennelijke onredelijkheid van de opzegging van belang worden geacht.
Op 5 januari 2004 heeft [appellant] te kennen gegeven zijn werkzaamheden als machinevoerder niet te willen hervatten als hij niet werd bevorderd naar een hogere loonschaal. Hij heeft zich daarbij beroepen op een belofte van een voorman (en mogelijk ook van een werkmeester) van een jaar daarvoor. Als oplossing heeft Intos ervoor gekozen vooralsnog te accepteren dat [appellant] werkzaamheden op een lager niveau ging verrichten (vgl. prod 1 bij conclusie van antwoord -gespreksverslag-).
Op 20 april 2004 heeft [appellant] zich in enige mate agressief gedragen tegen de werkleiding. Nadat hij tot bedaren is gebracht is hij naar huis vertrokken. Het voorval heeft geleid tot een mondelinge waarschuwing van de hoofdwerkmeester op 26 april 2004.
Op 28 april 2006 heeft [appellant], naar aanleiding van een opmerking dat hij op een andere afdeling zou moeten werken omdat er weinig orders waren, gescholden tegen de werkleiding, geschopt tegen een stoel en de afdeling verlaten. Dit gedrag is aanleiding geweest tot een schorsing van 2 weken met behoud van loon.
Op 1 mei 2006 heeft de broer van [appellant] hem ziek gemeld.
Op 18 mei 2006 heeft een gesprek (waarvan verslag d.d. 22 mei 2006) plaats gevonden tussen Intos en [appellant] in aanwezigheid van zijn raadsman en zijn broer, waarbij (de aanleidingen tot) de misdragingen van [appellant] en de schorsing aan de orde zijn geweest. Bij deze gelegenheid heeft [appellant] zijn spijt betuigd. [appellant] is schriftelijk gewaarschuwd. Onder de voorwaarde van het verlenen van medewerking aan een bedrijfskundig/bedrijfspsychologisch onderzoek door de bedrijfsarts wordt [appellant] met ingang van 29 mei 2006 met salarisgarantie overgeplaatst naar de afdeling van dhr. [Y.]. (vgl. brief van Intos aan [appellant] d.d. 23 mei 2006 -productie 8 bij conclusie van repliek-).
Vanaf 13 juni 2007 is [appellant] ziek. Op 2 juli 2007 heeft hij zich weer gemeld bij de werkleiding. Die dag heeft hij kort na aanvang aangegeven dat "hij het niet meer ziet zitten, dat hij op eigen verzoek ontslag wil nemen en dat hij een eind aan zijn leven wil maken" en is hij naar huis gegaan. Intos heeft hierover contact gezocht met de huisarts van [appellant], de politie en de bedrijfsarts. Het mondelinge ontslag is door Intos niet geaccepteerd. [appellant] is ziek gebleven tot 20 augustus 2007.
Op 30 oktober 2007 is sprake van een incident waarbij [appellant] verbaal agressief gedrag heeft vertoond en geschopt heeft naar de enkel van een voorman.
Op 10 april 2008 heeft [appellant], nadat hij er op werd aangesproken dat hij niet mocht steppen op een palletwagen, furieus gereageerd en zijn voorman, onder het nodige verbaal geweld, willen aanvliegen. Dit incident heeft geleid tot een uitnodiging voor een gesprek en tot op non-actief stelling voor vier weken met behoud van loon. In afwachting van een onderzoek door de Arbo-dienst naar de gedragingen van [appellant] en een mogelijke aanpak is deze periode met ten minste twee weken verlengd. In de voortgangsrapportage staat vermeld dat de medicatie van [appellant] sinds januari 2008 in overleg met de huisarts is afgebouwd en dat bezien wordt hoe de medicatie weer opgestart kan worden.
In een gesprek van 3 juli 2008 is afgesproken dat [appellant] het werk op 7 juli 2008 zou hervatten. [appellant] is die dag zonder opgaaf van redenen niet verschenen. Bij brief van 9 juli 2008 heeft Intos aan [appellant] meegedeeld dat dit wordt beschouwd als onwettig verzuim. Hij is in de gelegenheid gesteld zijn werk uiterlijk op 14 juli 2008 te hervatten.
In oktober 2008 heeft Intos het functioneren en de situatie van [appellant] intern besproken. Eind oktober 2008 zijn daarop een gesprek met [appellant] en een schriftelijke berisping gevolgd (wegens weigering zijn werkzaamheden te verrichten en zijn aanhoudende dreigende opstelling).
Op 27 maart 2009 wordt in een overleg met de werkleiding en een re-integratieconsulent (buiten aanwezigheid van [appellant]) de situatie als onhoudbaar aangemerkt en is (voorlopig) een plan opgesteld, waarin in het bijzonder een onderzoek naar de mogelijkheden van [appellant] ten aanzien van arbeid en zijn verplichting tot medewerking hieraan aan de orde zijn. In de uitvoering van de plannen is vervolgens een oponthoud ontstaan onder meer vanwege ziekte van de re-integratieconsulent.
Op 28 mei 2009 heeft vervolgens een (eerste) gesprek volgens het opgestelde plan plaatsgevonden. Aan [appellant] is in een brief van die datum (productie 6 bij conclusie van dupliek) bevestigd dat doel en stappenplan inzake de uit te voeren onderzoeken met hem zijn besproken en dat hij is gewezen op de mogelijkheid om zich te laten bijstaan en adviseren tijdens de onderzoeken. Doel van het onderzoek was om vast te stellen of [appellant] in staat was tot regelmatige arbeid volgens de criteria van de WSW.
Op de vervolgens voor dit onderzoek gemaakte afspraak voor 3 juni 2009 bij de bedrijfsarts is [appellant] niet verschenen. Op 10 juni 2009 heeft de bedrijfsarts aan Intos geschreven (productie 7 bij conclusie van dupliek) dat hij niet verder kon met de verzuimbegeleiding omdat [appellant] ook op 10 juni 2009 niet op het spreekuur is verschenen.
In de brief van Intos aan [appellant] d.d. 13 juli 2009 (productie 7 bij conclusie van repliek) is naar aanleiding van een gesprek van 8 juli 2009 onder meer vermeld dat de door [appellant] gewenste terugkeer naar de afdeling van werkmeester [Y.] slechts mogelijk is onder drie genoemde strikte voorwaarden, waaronder de bereidheid tot medewerking aan een door mw. [Z.] (psycholoog) in te stellen onderzoek naar de mogelijkheden en beperkingen van [appellant]. [appellant] wordt op 27 augustus 2009 op het werk verwacht en zal worden begeleid naar mw. [Z.].
Op 27 augustus 2009 is [appellant] op tijd verschenen voor zijn psychologisch onderzoek. Volgens [appellant] is hij toen dichtgeklapt, in paniek geraakt en vertrokken. In het desbetreffende verslag van mw. [Z.] (productie 10 bij conclusie van repliek) staat vermeld dat [appellant] direct heeft aangegeven niet te snappen wat hij daar deed, gezegd heeft nergens aan mee te zullen werken en geweigerd heeft uitleg over de functie van het onderzoek aan te horen. Volgens mw. [Z.] kon vanwege het ontbreken van bereidheid en de zeer onwillige houding van [appellant] het onderzoek niet worden opgestart.
Hierna heeft Intos de ontslagprocedure gestart. Zij heeft dit aan [appellant] aangekondigd bij brief van 9 september 2009 (prod 9 bij conclusie van repliek). Per 1 april 2010 is het dienstverband beëindigd.