GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 14 februari 2012
Zaaknummer: HV 200.097.346/01
Zaaknummer eerste aanleg: 239246/FT-RK 11.1458
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. E.R. Moes.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Breda van 10 november 2011.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met productie, ingekomen ter griffie op 17 november 2011, heeft [appellant] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling alsnog toe te wijzen.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 februari 2012.
Bij die gelegenheid is [appellant] gehoord, bijgestaan door mr. W.J. Jurgers, waarnemend voor mr. E.R. Moes.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 3 november 2011;
- de brief met bijlage van de advocaat van [appellant] d.d. 22 november 2011, opnieuw verzonden bij brief van 24 januari 2012;
- de brief van de advocaat van [appellant] d.d. 11 januari 2012;
- de brief met bijlagen van de advocaat van [appellant] d.d. 27 januari 2012;
- de brief met bijlage van mr. W.J. Jurgers d.d. 1 februari 2012.
3.1. [appellant] heeft de rechtbank verzocht om de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken. Uit de verklaring ex artikel 285 Faillissementswet (Fw) blijkt een totale schuldenlast van € 19.025,99. Daaronder bevinden zich een schuld van € 3.067,59 aan de Gemeente Bergen op Zoom, een schuld van € 4.304,27 aan GGN Incasso B.V. (schuld Interpolis) en een schuld van € 2.250,92, eveneens aan GGN Incasso B.V. (schuld Telfort). Uit genoemde verklaring blijkt dat het minnelijke traject is mislukt, omdat een schuld - een Terwee-vordering - niet saneerbaar was en de schuldensituatie te onduidelijk was. Inmiddels is er, bij brief van 1 februari 2012, een recent schuldenoverzicht overgelegd, waaruit een totale schuldenlast van € 25.540,54 blijkt. Op dit recente schuldenoverzicht staat onder meer een schuld bij ZLM Verzekeringen ad € 3.144,36 in verband met schade aan een vangrail alsook een schuld bij N.S. Reiziger van (in totaal) € 649,80.
3.2. Bij vonnis waarvan beroep is het verzoek van [appellant] afgewezen.
De rechtbank heeft daartoe op de voet van artikel 288 lid 1 aanhef en sub c Fw overwogen dat niet voldoende aannemelijk is dat [appellant] de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
[appellant] kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.3. [appellant] heeft in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting in hoger beroep - kort samengevat - aangevoerd, dat de rechtbank ten onrechte en zonder afdoende motivering heeft aangenomen dat hij een terugval zal krijgen en de voorwaardelijke ISD-maatregel derhalve zal mislukken. De ISD-maatregel loopt over enkele maanden af en de samenwerking met de verschillende instanties verloopt op zeer positieve wijze. Er is geen reden om aan te nemen dat [appellant] een terugval zal krijgen. Het gaat heel goed met hem en zowel hijzelf als de verschillende instanties hebben er alle vertrouwen in dat hij niet zal terugvallen in zijn oude patronen en dientengevolge de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen zal (kunnen) nakomen. [appellant] heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij graag wil werken. Op dit moment verricht hij vrijwilligerswerk bij de voedselbank. Hij zou graag weer als elektricien aan de slag gaan en betaald werk willen verrichten teneinde zijn schulden af te lossen. Hij heeft echter 6 jaar lang niet gewerkt, waardoor het moeilijk is om een geschikte baan binnen zijn eigen vakgebied te vinden. Thans ziet [appellant] zelf geen beletsel om aan de slag te gaan en is hij met hulp van zowel een jobcoach als een maatschappelijk werker de mogelijkheden aan het onderzoeken om een baan te vinden.
Daarnaast heeft [appellant] ter zitting in hoger beroep verklaard, dat de momenten waarop hij een kleine terugval heeft gehad - in het verslag van Novadic-Kentron, dat zich bij de stukken bevindt, wordt hierover gesproken - betrekking hadden op het gebruik van cannabis. [appellant] is echter op een punt in zijn leven gekomen dat hij een toekomst wil opbouwen. Zijn oude leven heeft hij achter zich gelaten, aldus [appellant].
3.3.1. Novadic-Kentron heeft in het voortgangsverslag Reclasseringstoezicht aangegeven dat [appellant] sinds augustus 2009 begeleid wordt. Tot op heden komt [appellant] zijn afspraken goed na. Sinds januari 2011 verblijft [appellant] bij GGZ WNB te [vestigingsplaats], momenteel in een woonvorm. [appellant] gebruikt sinds 1,5 jaar geen harddrugs. Hij heeft wel enkele momenten gehad waarin hij drugs heeft gebruikt, maar bleef hierin niet hangen en wist zich te herstellen. De verplichte begeleiding van Novadic-Kentron loopt tot 30 juli 2012; GGZ WNB zal na afloop van deze termijn de begeleiding blijven voortzetten. Novadic-Kentron is van mening dat een eventuele toelating van [appellant] tot de schuldsaneringregeling de kans op recidive verder zal doen afnemen.
3.4. Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.4.1. Ingevolge artikel 288 lid 1 aanhef en sub c Fw wordt het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
3.4.2. Het hof stelt voorop dat uit het voortgangsverslag Reclasseringstoezicht van Novadic-Kentron naar voren is gekomen dat [appellant] duidelijk stappen in de goede richting maakt. Hij laat zien dat hij gemotiveerd is om zijn problemen aan te pakken en verleent zijn medewerking aan het behandeltraject. Ondanks enkele terugvalmomenten verwacht Novadic-Kentron dat [appellant] zijn afspraken zal blijven nakomen. Een eventuele toelating tot de schuldsaneringsregeling zal daarbij een extra impuls geven met betrekking tot het behandeltraject. De huidige schuldenlast zorgt voor veel stress en spanningen en belemmert [appellant] om vooruitgang te boeken, onder meer met het zoeken naar zelfstandige woonruimte.
3.4.3. De positieve weg die [appellant] is ingeslagen is ook tijdens de zitting in hoger beroep duidelijk naar voren gekomen. [appellant] maakt een goede en gemotiveerde indruk en het hof acht het prijzenswaardig dat [appellant] zijn leven op een positieve manier heeft opgepakt.
3.4.4. Desalniettemin kan, evenals eerder de rechtbank, het hof niet om de voorwaardelijke ISD-maatregel heen. Op grond van deze maatregel staat [appellant] tot en met juli 2012 – dat is nog zo’n vijf-en-een-halve maand na datum van dit arrest – onder toezicht van de verslavingsreclassering. Tot die tijd bestaat, alle tot op heden al geboekte progressie ten spijt, de mogelijkheid dat het reclasseringstoezicht uiteindelijk toch niet zal slagen, bijvoorbeeld doordat, ondanks de begeleiding die hij krijgt, [appellant] een terugval krijgt. Van een terugval is trouwens in het verleden ook al eens gebleken. Mocht het reclasseringstoezicht onverhoopt niet slagen, dan heeft dit tot gevolg dat de rechter, op vordering van het Openbaar Ministerie, alsnog kan bevelen dat de voorwaardelijke ISD-maatregel geheel of gedeeltelijk ten uitvoer wordt gelegd waarna [appellant] gedurende een periode van maximaal twee jaar wordt geplaatst in een daartoe specifiek bestemde inrichting. Alsdan zal [appellant], die stelt met hulp van onder meer een jobcoach op zoek te zijn naar betaalde werkzaamheden, niet aan zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling kunnen voldoen. Zo beschouwd, is [appellant] op dit moment dan ook nog niet saneringsrijp. Bovendien zitten in de ISD-maatregel niet alleen elementen als maatschappijbeveiliging en recidive- beëindiging, maar is zij tevens, zij het dan in meer ondergeschikte mate, gericht op de specifieke zorg en behandeling van betrokkene (vgl. ook de dissertatie van S. Struijk, De ISD in perspectief, Erasmus Universiteit 2011). Ook zo beschouwd, is [appellant] op dit moment nog niet saneringsrijp nu, doordat de voorwaardelijke ISD-maatregel immers nog loopt, het hieraan (in-)direct gerelateerde hulpverleningstraject nog niet geheel is afgerond. Daarmee is op dit moment dan ook nog onvoldoende aannemelijk dat [appellant] zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
3.4.5. Daar komt nog bij dat, wanneer de schuldsaneringsregeling eerder dan na afloop van de termijn van de ISD-maatregel zal aanvangen, [appellant] het risico loopt dat de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd wordt wanneer hij niet aan de uit deze regeling voortvloeiende verplichtingen kan voldoen. Indien de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd wordt staat dit in beginsel aan een nieuw toelatingsverzoek voor een periode van 10 jaar in de weg (vgl. artikel 288 lid 2 sub d Fw, welke termijn blijkens een uitspraak van dit hof overigens onder zeer specifieke omstandigheden geen toepassing behoeft te vinden: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 20 december 2011, LJN: BU8831).
Indien [appellant] echter de door hem ingeslagen positieve weg zal voortzetten en aan de voorwaarden van de ISD-maatregel zal blijven voldoen, staat niets eraan in de weg om na afloop - dan wel vrij kort vóór afloop - van het reclasseringstoezicht, welke termijn eind juli 2012 zal eindigen, een nieuw verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling in te dienen.
3.4.6. Het hof wijst er [appellant] wel op dat hij bij een nieuw toelatingsverzoek ervoor dient te zorgen dat de schuldenlijst ex artikel 285 Fw compleet is. Zo dient ook de schuld die, zo bleek tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep, naar aanleiding van een auto-ongeval is ontstaan en waarvoor [appellant] een betalingsregeling heeft getroffen, aan de schuldenlijst te worden toegevoegd. Dit vergemakkelijkt, wat dit betreft, bovendien de mogelijkheid van een minnelijke regeling.
3.5. Het hof is op grond van het bovenstaande van oordeel dat het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd nu op dit moment (nog) niet voldoende aannemelijk is dat [appellant] de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.Th.L.G. Pellis, Th.A. Pouw en F.J.M. Walstock en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2012.