ECLI:NL:GHSHE:2012:BV3650
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Erfrechtelijke vordering van erfgenamen wegens onverschuldigde betalingen
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een erfrechtelijke vordering van erfgenamen die stellen dat de erflater onverschuldigd betalingen heeft gedaan aan de geïntimeerden. De appellante, een erfgenaam, vordert terugbetaling van een bedrag van € 181.500,= dat volgens haar onterecht is betaald. De appellante stelt dat de overeenkomst van 29 mei 2006, op basis waarvan deze betalingen zijn gedaan, nietig of vernietigbaar is. Ze voert verschillende gronden aan, waaronder het ontbreken van toestemming van de echtgenote van de erflater, misbruik van omstandigheden, en dwaling of bedrog.
Het hof behandelt deze gronden één voor één. Ten eerste wordt het beroep op de toestemming van de echtgenote verworpen, omdat appellante niet de echtgenote is en niet kan aanvoeren waarom zij hierop een beroep zou kunnen doen. Vervolgens wordt het argument van misbruik van omstandigheden besproken, waarbij het hof oordeelt dat de omstandigheden van de erflater niet voldoende onderbouwd zijn om te concluderen dat er sprake was van misbruik. De appellante heeft niet voldoende feiten aangedragen die haar stelling ondersteunen.
Daarnaast wordt het beroep op dwaling en bedrog verworpen, omdat de appellante dit niet met concrete feiten heeft onderbouwd. Het hof concludeert dat de betalingen voortvloeien uit de overeenkomst van 29 mei 2006, die niet als onverschuldigd kan worden aangemerkt. Het hof vernietigt het vonnis voor zover het onderdeel F betreft, waarbij het de geïntimeerde sub 3 verplicht tot terugbetaling aan de boedel van € 200.000,=, vermeerderd met wettelijke rente. Voor het overige wordt het vonnis bekrachtigd en worden de proceskosten gecompenseerd.