ECLI:NL:GHSHE:2012:BV2653

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-004144-10
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van noodweer in een strafzaak na schermutseling met mes

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 februari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Breda. De verdachte, geboren op Curaçao, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor bedreiging met een mes. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 11 januari 2010 vond er een schermutseling plaats tussen de verdachte en aangever [slachtoffer S] in Waalwijk. De verdachte heeft verklaard dat hij als eerste door de aangever werd geslagen, waarna hij een mes heeft getoond. Het hof heeft de verklaring van de verdachte als aannemelijk beoordeeld en geconcludeerd dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte door de aangever. Hierdoor was de verdachte gerechtigd om zich te verdedigen, wat het hof als noodweer heeft gekwalificeerd.

Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de bedreiging met het mes. Het hof oordeelde dat de verdachte niet de grenzen van de noodzakelijke verdediging had overschreden en dat hij daarom niet strafbaar was voor de bewezenverklaring van de bedreiging. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer S] tot schadevergoeding werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. Het hof gelastte de teruggave van het in beslag genomen mes aan de verdachte en de jas aan de aangever. De beslissing is gebaseerd op artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer : 20-004144-10
Uitspraak : 1 februari 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 4 november 2010 in de strafzaak met parketnummer 02-800046-10 tegen:
[verdachte],
geboren op Curaçao (Nederlandse Antillen) op [datum] 1952,
wonende te [postcode] [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte primair ten laste is gelegd en:
- verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 16 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest;
- zal toewijzen de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer S] tot een bedrag van EUR 565,00, met toepassing van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht;
- het in beslag genomen mes verbeurd zal verklaren en de teruggave zal gelasten van de in beslag genomen jas aan [slachtoffer S].
Namens de verdachte is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een beroep gedaan op noodweer/ noodweerexces, als gevolg waarvan verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 11 januari 2010 te Waalwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer S] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen) met een mes in/tegen de borst, althans het lichaam, en/of de arm(en) en/of hand(en) van [slachtoffer S] heeft gestoken en/of met dat mes een of meer stekende beweging(en) heeft gemaakt in de richting van de borst, althans het lichaam, en/of de arm(en) en/of hand(en) van [slachtoffer S], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
A. hij op of omstreeks 11 januari 2010 te Waalwijk opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer S]), met een mes in diens hand heeft gestoken/gesneden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
en/of
B. hij op of omstreeks 11 januari 2010 te Waalwijk [slachtoffer S] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend, duidelijk zichtbaar voor [slachtoffer S], een mes in zijn hand gehouden en/of dat mes aan [slachtoffer S] getoond.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat getwijfeld dient te worden aan de betrouwbaarheid van de door de aangever afgelegde verklaringen welke door de eerste rechter als bewijsmiddel zijn gebezigd.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof is van oordeel dat het aannemelijk is dat er een schermutseling heeft plaatsgevonden tussen verdachte en aangever [slachtoffer S] waarbij aangever een verwonding heeft opgelopen. Onder het primaire en het subsidiaire onder A is aan verdachte ten laste gelegd dat hij opzettelijk heeft gestoken danwel stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van aangever.
De enige bewijsmiddelen die verdachte direct belasten zijn de verklaringen van aangever. Het hof is echter van oordeel dat er afbreuk wordt gedaan aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever nu hij wisselend heeft verklaard bij de politie en de rechter-commissaris.
De verdachte daarentegen heeft wel consequent verklaard. Hoewel verdachte zich in eerste instantie beriep op zijn zwijgrecht en pas na 6 weken tegenover de politie een verklaring heeft afgelegd over het voorval, heeft verdachte tijdens het verhoor van inverzekeringstelling verklaard dat hij zich niet laat slaan in zijn eigen huis. Deze verklaring komt authentiek op het hof over en ondersteunt de later door verdachte afgelegde verklaringen in die zin dat daaruit naar voren komt dat sprake is geweest van een schermutseling waarin ook aangever een aandeel heeft gehad.
Tevens is het hof van oordeel dat de voorhanden zijnde objectieve bewijsmiddelen, in het bijzonder de verklaring van [getuige B] en processen-verbaal van bevindingen de lezing van verdachte niet uitsluiten en derhalve niet voldoende dwingend zijn om de lezing van aangever als juist te aanvaarden.
Het hof heeft, gelet op het vorenstaande, uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte opzet heeft gehad op de in het primair en het subsidiair onder A tenlastegelegde gevolgen, zodat verdachte in zoverre behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair onder B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 januari 2010 te Waalwijk [slachtoffer S] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend, duidelijk zichtbaar voor [slachtoffer S], een mes in zijn hand gehouden en dat mes aan [slachtoffer S] getoond.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman heef ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van de bedreiging bepleit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte het mes niet op een dreigende wijze aan aangever heeft getoond, maar dat verdachte aangever slechts wilde waarschuwen dat hij nog een mes in zijn hand had.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij aangever slechts wilde waarschuwen voor het mes. Op het moment dat verdachte zich realiseerde dat hij nog een mes in zijn hand had, heeft hij niet terstond dat mes weggelegd. Hij heeft, blijkens zijn verklaring tegenover de politie, dat mes juist duidelijk laten zien aan de aangever in een situatie waarin net sprake was geweest van een schermutseling Het handelen van verdachte is onder deze omstandigheden van dien aard en is onder zodanige omstandigheden geschied dat bij aangever in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij werd bedreigd en dat hij bij uitvoering van die bedreiging het leven zou laten.
Het verweer van de raadsman faalt.
Kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het subsidiair onder B bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van het feit
De raadsman heeft -op gronden als verwoord in de pleitnota- zich op het standpunt gesteld dat bij een bewezenverklaring verdachte dient te worden ontslagen van rechtsvervolging aangezien er sprake was van noodweer c.q. noodweerexces.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Van noodweer is sprake indien het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
Op 11 januari 2010 heeft aangever aangebeld bij de woning van verdachte met het verzoek de muziek zachter te zetten. Aangever heeft verklaard dat verdachte hem met een mes heeft gestoken. Verdachte heeft daar een andere lezing tegenover gesteld. Het hof heeft in het voorgaande reeds overwogen dat het hof de verklaring van verdachte meer aannemelijk acht. Verdachte heeft zowel bij de politie, ter terechtzitting in eerste aanleg als in hoger beroep verklaard dat het aangever was die verdachte als eerste sloeg waarop een schermutseling is ontstaan. Tijdens deze schermutseling had verdachte nog een mes in zijn hand dat hij vervolgens aan aangever heeft getoond.
Op grond van het voorgaande en op grond van de spontane en door het hof als authentiek aangemerkte verklaring van verdachte in het kader van het verhoor voor de inverzekeringstelling acht het hof het aannemelijk dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte door aangever, bestaande uit het als eerste slaan door aangever. De verdachte heeft zich hiertegen in een schermutseling verdedigd en daarbij een mes aan aangever getoond.
Voorts is het hof van oordeel dat verdachte door dit mes dreigend in de richting te houden van aangever niet de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden. Gelet daarop komt verdachte een beroep op noodweer toe. Het verweer slaagt derhalve.
De verdachte is daarmee niet strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde en zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beslag
Het hof zal van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven mes de teruggave gelasten aan verdachte, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Voorts zal het hof van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven jas de teruggave gelasten aan [slachtoffer S], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer S]
De benadeelde partij [slachtoffer S] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 565,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van zijn oorspronkelijke vordering.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [slachtoffer S] in zijn vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op het artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder primair en subsidiair onder A ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiaire onder B ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor vermeld, verklaart het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een metalen vleesmes, grijs.
Gelast de teruggave aan [slachtoffer S] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een jas, zwart met oranje binnenvoering.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer S]
Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer S], in zijn vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door:
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. J.H.M. Westenbroek, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Spooren, griffier,
en op 1 februari 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.H.M. Westenbroek is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.