8.2.1. Het hof zal de grieven gezamenlijk bespreken.
8.2.2.GFS heeft aan haar vordering het volgende ten grondslag gelegd. De bestuurder van de auto, [werknemer], heeft door te handelen zoals hij heeft gedaan, blijk gegeven van grove roekeloosheid en hoogst onzorgvuldig handelen waardoor GFS schade heeft geleden. [werknemer] heeft voorts gehandeld in strijd met art. 7 van de toepasselijke Algemene Voorwaarden. Open-I is als contractuele wederpartij van GFS toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de met GFS gesloten mantelovereenkomst.
8.2.3.De schade van GFS bestaat uit de dagwaarde van de auto ten tijde van de diefstal. De auto was door GFS niet verzekerd tegen diefstal, maar alleen WA verzekerd. GFS draagt diefstalschade altijd zelf. Dat is alleen anders, in die zin dat de lessee (i.c. Open-I) de diefstalschade aan GFS dient te vergoeden, wanneer de diefstalschade op grond van de toepasselijke polisvoorwaarden van de WA-verzekeraar door die verzekeraar niet zou zijn gedragen, als GFS wel een diefstalverzekering zou hebben gesloten. Deze polisvoorwaarden (van haar WA-verzekeraar Fortis) stonden gepubliceerd op de website van GFS. Een en ander volgt uit art. 9 van de toepasselijke Algemene Voorwaarden.
In art. 3.5.1. van de verzekeringsvoorwaarden van Fortis (de in art. 9 Algemene Voorwaarden genoemde polisvoorwaarden) valt te lezen dat die verzekering geen dekking geeft als de gebeurtenis of het ongeval is veroorzaakt door opzet, grove schuld, grove roekeloosheid of met goedvinden van de verzekerde (prod. 8 cvr). Nu in het onderhavige geval sprake was van opzet, grove schuld of grove roekeloosheid van [werknemer], moet Open-I dus de diefstalschade vergoeden aan GFS, aldus GFS.
8.2.4.De kantonrechter heeft de vordering van GFS afgewezen omdat er naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake was van opzet, grove schuld of grove roekeloosheid aan de kant van [werknemer] en er evenmin sprake was van handelen in strijd met de Algemene Voorwaarden. Er was volgens de kantonrechter geen aanmerkelijke kans op diefstal van de auto in het zeer korte tijdsbestek dat [werknemer] haar achterliet. Als de auto wel tegen diefstal zou zijn verzekerd, zou de verzekeraar tot uitkering van diefstalschade gehouden zijn. De vordering van GFS, welke gekoppeld is aan de voorwaarde dat zich een omstandigheid voordeed waarin de verzekeraar niet zou uitkeren, dient daarom te worden afgewezen, aldus nog steeds de kantonrechter.
8.2.5.Het hof deelt dit standpunt niet. Los van de vraag of [werknemer] de auto slechts gedurende zeer korte tijd - een halve minuut - onafgesloten met een draaiende motor onbeheerd heeft gelaten (zoals [werknemer] in zijn latere verklaring stelt en waarvan de kantonrechter lijkt uit te gaan), of dat hij na twee minuten binnen te zijn geweest zijn auto hoorde wegrijden (zoals [werknemer] bij de politie heeft verklaard), is het hof van oordeel dat het enkele onbeheerd op de openbare weg laten staan van een auto, onafgesloten, met draaiende motor en met de sleutels in het contact, blijk geeft van grove schuld. Het doet er daarbij naar het oordeel van het hof zowel niet toe hoe lang de auto aldus onbeheerd heeft gestaan als waar zich dit feit voordeed (in een rustige woonwijk als de onderhavige of in een drukke buurt). De kans op diefstal van zo’n auto is in al die gevallen aanwezig en deze kans wordt welbewust genomen door degene die een auto op een dergelijke manier achterlaat. Bij een nieuwe auto uit het duurdere segment, zoals de onderhavige Dodge Caliber, is de kans op diefstal zelfs nog groter dan bij een oudere c.q. goedkopere auto. Iemand die een auto onafgesloten, met draaiende motor en met de sleutels in het contact op de openbare weg laat, gedraagt zich niet als een goed huisvader (en evenmin als een goed huurder). Het hof neemt hierbij in aanmerking dat een diefstal als deze op eenvoudige wijze kan worden voorkomen door de sleutel niet in het contact te laten en het portier af te sluiten.
8.2.6.De gedragingen van [werknemer] ten aanzien van de auto kunnen worden toegerekend aan zijn werkgever Open-I, die de door haar van GFS geleasde auto in het kader van zijn werkzaamheden aan [werknemer] ter beschikking heeft gesteld. Dit betekent dat Open-I, als lessee, toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de (mantel)lease-overeenkomst met GFS en dat zij in strijd met art. 7 van de Algemene Voorwaarden heeft gehandeld. Reeds op die grond is Open-I gehouden de schade die GFS lijdt te vergoeden. Het hof is van oordeel dat Open-I uit art. 9 van de Algemene Voorwaarden niet de verwachting kon hebben dat GFS in alle gevallen - dus ook die waarin Open-I zich niet als een goed huisvader/huurder gedroeg - diefstalschade voor haar rekening zou nemen. Weliswaar blinkt art. 9 niet uit in duidelijkheid, maar daaruit blijkt voldoende dat er gevallen zijn waarin schade voor rekening van de lessee komt en dat de polisvoorwaarden van de (WA)-verzekeraar dergelijke gevallen beschrijven (namelijk in gevallen van opzet, grove roekeloosheid of grove schuld en met goedvinden van de verzekerde). Anders dan Open-I stelt kon zij, bij aandachtige lezing van art. 9, er niet op vertrouwen dat diefstalschade in alle gevallen voor rekening van GFS zou blijven.
De grieven slagen derhalve en het beroepen vonnis zal worden vernietigd.
8.2.7.Ter zake de door GFS gevorderde schade heeft het volgende te gelden. Open-I heeft gesteld (cvd nr. 20) dat GFS ten onrechte de schade inclusief btw heeft gevorderd, nu het btw-bedrag reeds verrekend is met de belastingdienst en zonder meer buiten beschouwing dient te blijven. Deze stelling is in hoger beroep niet meer door GFS weersproken, zodat het hof hiervan uit zal gaan. Voorts heeft Open-I gesteld dat de dagwaarde van de auto dient te worden bepaald aan de hand van de economische markt-waarde van de auto ten tijde van de diefstal en niet de nieuwwaarde. Ook dit standpunt, dat het hof juist voorkomt, is door GFS niet weersproken. Het hof zal deze marktwaarde begroten op € 20.000,-- excl. btw, welk bedrag het hof aan GFS zal toewijzen. De vordering tot toewijzing van de wettelijke handelsrente van art. 6:119a BW is niet toewijsbaar, nu deze regeling niet ziet op betalingen in het kader van schadeloosstelling (Richtlijn 2000/35/EG onderdeel 13). In plaats daarvan zal het hof de wettelijke rente van art. 6:119 BW toewijzen vanaf 16 april 2009.
Ten aanzien van de door GFS gevorderde buitengerechtelijke kosten geldt dat zij op de voet van art. 6:96 lid 2 BW voor vergoeding in aanmerking komen, onder meer als het gaat om redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, behoudens ingeval krachtens art. 241 Rv. de regels omtrent proceskosten van toepassing zijn. GFS heeft na de betwisting daarvan door Open-I heeft niet onderbouwd dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan GFS vergoeding vordert moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskosten een vergoeding plegen in te houden.
8.2.8.Open-I zal als grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van de eerste aanleg en het hoger beroep te vermeerderen met de wettelijke rente (ex art. 6:119 BW) vanaf 14 dagen na de uitspraakdatum van dit arrest.
8.2.9.Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.